Drie in ere herstelde ballingen van Vladimir Poetin


Vladimir Solovjev,Nicolas Berdjajev en Ivan Iljin

Uitgerekend de in mijn vorige blog vermelde Vladimir Solovjev – met zijn memorabele woorden over Dostojevski als ‘de geestelijke leider van het Russische volk’ en ‘Gods profeet’ is een van de drie Russische schrijvers, waarvan Poetin tijdens een nieuwjaarsreceptie van 2014 boeken in een luxe editie uitdeelde aan gouverneurs en leden van zijn partij Edinaja Rossija (Verenigd Rusland).

De andere twee zijn Onze taken[1] van Ivan Iljin’s (1883-1954) en Een filosofie van ongelijkheid (1923) van Nicolas Berdjajev (1874-1948) dat al eerder door dezelfde Vladimir Solovjev was geformuleerd als: niet wat Rusland over zichzelf denkt in de tijd, maar wat God denkt over Rusland in de eeuwigheid.[2] Daarbij gaat het Poetin om het Russische idee van Solovjev van een (orthodox) christelijke en “paternalistische” staat: een regering voor het volk, dus niet van of door het volk! Afwijzing van etnisch-Russisch nationalisme en een onderscheiding, maar geen scheiding der machten. Het Russische idee heeft hij te danken aan Berdjajev en van Il’jin het principe van de sterke staat met een monarchaal principe. Hieruit is het Eurazianisme ontstaan; de gedachte van Rusland (het Russische Rijk) als een aparte derde entiteit tussen Europa en Azië. Voor zijn visie op Rusland put Vladimir Poetin ook uit het werk van Russische Eurazianisten als Troebetskoj en Goemiljov. Maar ook de extreem-rechtse filosoof Aleksandr Doegin past daar naadloos in en die Poetin een ‘katechon’ noemt, een orthodoxe leider die strijdt tegen het ‘koninkrijk van de antichrist’, dat hij definieert als een mengeling van westerse ‘mondialisering, post-liberalisme, en de post-industriële samenleving’.

De auteur Casper Thomas gaf in het artikel ‘Filosofen op een nachtkastje’ in de Groene Amsterdammer van 19 maart 2014 een scherpe analyse van deze die drie door Poetin geschonken boeken, dat een verhelderend maar tevens zorgwekkend inkijkje geeft in zijn (religieuze en ideologische) denken en dat van zijn aanhang.

De rechtvaardiging van het goede – Vladimir Solovjev (1853-1900)

Vladimir Solovjov, was een theoloog, filosoof en literair criticus. Hij promoveerde op een proefschrift met de titel De crisis van de westerse filosofie: Tegen de positivisten, waarin hij een intuïtieve in plaats van een rationele wereldbeschouwing bepleitte. Solovjev leefde als een asceet en had naar eigen zeggen mystieke ervaringen. Hij stierf als dakloze armoedzaaier in Parijs.
Begin jaren negentig raakte Solovjev gedesillusioneerd over zijn theocratische utopie (de taak van Rusland was om een ‘vrije theocratie’ op aarde te vestigen) en begon hij zich meer te interesseren voor seculiere liberaal politieke ideeën. In zijn boek Opravdanie dobra (De rechtvaardiging van het Goede, 1897) benadrukte hij het belang van een objectieve ethiek, los van het kerkelijk gezag en belichaamd door onafhankelijke instituties van de staat. Dit boek is een ingewikkeld traktaat dat onder meer bepleit, dat Rusland een derde weg moet bewandelen tussen kapitalisme en socialisme. Het land moet zich ontwikkelen tot een staat waarin mensen de ruimte krijgen om volgens orthodox christelijke deugden te leven.
Solovjev is een hartstochtelijk verdediger van de ethische plichten van kerk en staat, in de overtuiging dat de eisen van de menselijke morele natuur beide noodzakelijk maken – aangezien hij schrijft voor een Russisch publiek, dat rond de eeuwwisseling zwaar flirtte met anarchisme en nihilisme, is zijn verdediging van de staat als collectief georganiseerd menselijk altruïsme bijzonder. Dat hij Rusland wilde hervormen in de richting van een rechtsstaat werd hem door de orthodoxe kerk niet in dank afgenomen en door de revolutionaire bolsjewieken werd hij gediskwalificeerd als burgerlijk figuur.

Zijn optimistische hoop op een verenigd christelijk Europa dat zich in een ononderbroken sociale en politieke ontwikkeling in de 20e eeuw voortzet, krijgt een zeer schrijnend aspect in het licht van de Sovjet- en naziregimes die binnen een generatie na zijn dood kwamen. Hij zou echter niet verrast zijn door deze gebeurtenissen, aangezien ze alle kenmerken vertonen van het collectivisme dat hij bekritiseert, en als christen koppelt hij de vervulling van zijn hoop sowieso nooit aan een bepaalde historische manifestatie.

In zijn eerdere merkwaardige apocalyptische en profetische werk Drie gesprekken: oorlog, vooruitgang en het einde van de geschiedenis met inbegrip van een Korte vertelling over de Antichrist in 1900 ziet Solovjov kort voor zijn dood, het boze als een gevaarlijke en actieve kracht, die de mens en de mensheid bedreigt en die waakzaamheid en weerstand dient op te roepen. Het beschrijft in de vorm van een profetie hoe een veronderstelde weldoener wereldheerschappij bereikt met behulp van de vrijmetselarij en een Comité permanent universel, wat in antisemitische lezing kan worden opgevat als een toespeling op de Alliance Israélite Universelle, een internationaal actieve joodse culturele organisatie.

In 2007 publiceerde Stephen Graham een inleiding op een Engelse versie met de titel War and Christianity: Three Conversations with Vladimir Solovyov. In de begeleidende tekst wordt het als volgt samengevat:
Het verstrijken van meer dan een eeuw sinds het voor het eerst werd geschreven, heeft er niet toe geleid dat deze opmerkelijke tekst ook maar iets van zijn glans heeft verloren; inderdaad, het is vandaag relevanter dan toen het voor het eerst werd geschreven. Solovyov beschrijft drie hoofdstromingen van zijn (en onze) tijd: economisch materialisme, Tolstojaans abstract moralisme en het soort overmoed dat zo wijdverbreid is in de hedendaagse samenleving. Voor hem was meer dan een eeuw geleden de eerste maar al te aanwezig en stond op het punt te exploderen in de opkomst van de communistische staat. Een hol moralisme, of een ‘betekenis’ zonder kern, begon zich te ontwikkelen en zou spoedig bijna alle overblijfselen van traditionele waarden vervangen. Wat betreft overmoed, hebzucht en kwaad vermomd als goed, dit is de toetssteen van de samenleving aan het begin van de twintigste tot de eenentwintigste eeuw, en is precies wat Solovyov beschrijft als de apocalyptische voorloper van de antichrist.

De Korte vertelling over de antichrist[3] draagt hij voor als ‘Het manuscript’ van Pansophius, de bevriende (en inmiddels overleden) monnik in een villa ergens in de buurt van Monte Carlo. Het thema is een typisch modern theodicee: “Is het kwaad slechts een natuurlijk tekort, een onvolkomenheid die met de toename van het goede uit zichzelf verdwijnt of is het een werkelijke macht die onze wereld in bezit neemt d.m.v. verzoekingen, zodat wij om het met succes te bestrijden hulp moeten zoeken in een andere zijnsfeer?” De Russische filosoof ontvouwt zijn conservatieve verdediging van het kwaad als een werkelijke macht m.b.v. afwisselend vijf karakters: de Generaal, die een  traditioneel christelijk standpunt vertegenwoordigt; de Prins, een pacifistische aanhanger van Tolstoi; de Politicus, een moderne man die gelooft in vooruitgang; de Dame die de stem van het gezonde verstand vertegenwoordigt; en ten slotte Meneer Z., die als alter ego van Solovjev zelf functioneert, waarin hij laat blijken de evolutionaire vooruitgang naar het grotere goed zelf als een leugen en symptoom van het einde is en dat dit einde de antichrist moet behoren. “De wegen der geschiedenis voeren niet rechtstreeks opwaarts naar het Koninkrijk Gods”; zij verlopen via de uiteindelijke ontmaskering van de antichrist, die zichzelf verbergt achter het laatste masker dat moet worden weggenomen, het masker van wat goed en christelijk is.” Aldus Bernard McGinn in zijn boek De Antichrist, de geschiedenis van tweeduizend jaar aardse verdorvenheid waarin hij ook in gaat op aan de antichrist in Rusland in het algemeen. Opmerkelijk is dat een beschouwing van het kwaad noodzakelijkerwijs de antichrist impliceert als een ‘religieuze vervalsing’ bij deze Russische denker én ook nog probeert diens innerlijke motivatie weer te geven.

Vladimir Solovjev bracht zijn laatste jaren door geobsedeerd door angst voor het “gele gevaar” en waarschuwde dat de Aziatische volkeren, vooral door een verbond van Japan en de Chinezen, Rusland spoedig zouden binnenvallen en vernietigen en zou leiden tot een Aziatische overheersing van Europa. Solovjev werkte dit thema verder uit in zijn apocalyptische korte vertelling over de Antichrist, waarin China en Japan hun krachten bundelen om Rusland te veroveren. Zijn gedicht Pan-Mongolism uit 1894, waarvan de openingsregels dienen als opschrift bij het verhaal, werd algemeen gezien als een voorspeller van de komende Russisch-Japanse oorlog van 1904-1905. In de term drukte hij het idee uit van een historische vergelding aan Europa door de volkeren van het Oosten, dat werd vergeleken met de verovering van Constantinopel door moslims. Het concept van “het einde van de wereldgeschiedenis” wordt door Vladimir Solovjev overwogen in het boek “Drie gesprekken over oorlog, vooruitgang en het einde van de wereldgeschiedenis”, waarmee hij doelde op de wederkomst van Christus, Gods oordeel en het einde van de strijd tussen goed en kwaad op aarde.

Op deze website van Slavische literatuur vond ik een vergelijkende analyse van Wil van den Bercken en Olga Kondrikova over De Antichrist van Solovjov en De Grootinquisiteur van Dostojevski. Er is nauwelijks een grotere tegenstelling in intellectuele attitude denkbaar tussen twee mensen dan die tussen Vladimir Solovjov en Fjodor Dostojevski: de idealistische filosoof van een harmonische wereldbeschouwing versus de existentialistische worstelaar met het irrationalisme in de mens, en de christelijke kosmopoliet versus de religieuze slavofiel. Toch waren de jonge Solovjov en de ruim dertig jaar oudere Dostojevski in de tweede helft van de jaren 1870 met elkaar bevriend. Voor het antwoord op de vraag welk van de twee verhalen de hedendaagse lezer het meest te bieden heeft, lees haar artikel zelf.

De filosofie van ongelijkheden – Nikolaj Berdjajev (1874-1948)

Nikolaj Berdjajev was een denker uit Kiev die het marxisme aanvankelijk wel zag zitten. In verband met zijn politieke opvattingen en activiteiten als marxist werd hij gevangengenomen. In 1898 werd hij voor twee jaar naar Siberië verbannen. Hoewel marxist, onderschreef hij niet het materialisme. Na de eeuwwisseling brak hij met het politiek marxisme, maar bleef wel de waarde inzien van het sociale element van het marxisme. Hij studeerde vervolgens filosofie in Sint-Petersburg en werd na de Russische Revolutie hoogleraar in Moskou. Via het idealisme van Kant kwam hij tot een mystiek-christelijke levensbeschouwing, wat o.a. tot uiting kwam in zijn werk Nieuw religieus bewustzijn en de maatschappij (1907). Berdjajev schreef in 1909: “Op Solovjov zou de filosofie van ieder Europees land trots kunnen zijn.” Toch is onder westerse filosofen nauwelijks sprake van een serieuze Solovjov-receptie, hoewel zijn werk in goede vertalingen beschikbaar is. Zijn apocalyptische visioenen, zijn moreel absolutisme, zijn synthese van filosofie en religie: het zijn thema’s die ons niet aanspreken. Russen daarentegen spreken ze des te meer aan.
Vanaf 1917 stortte hij zich volop in de messianistische theologie. In februari 1917 verwelkomde hij de Russische Revolutie, omdat deze een einde maakte aan het staatsabsolutisme. Hij hoopte dat er een nieuwe spirituele opleving zou plaatsvinden. Na de Oktoberrevolutie werd Berdjajev aangesteld als hoogleraar filosofie aan de Staatsuniversiteit van Moskou. Zijn kritiek op het communisme, en dan met name op de uitwassen ervan, leidde tot zijn uitzetting uit Rusland. Hij vestigde zich in Berlijn waar hij de Academie voor Filosofie en Religie oprichtte. In 1924 vestigde hij zich in Parijs, waar zich veel Russische emigranten bevonden. Vanuit Parijs verzette hij zich tegen het verregaande collectivisme en mechanisme omdat dit in zijn ogen de vrijheid van het individu aantast. Desondanks zag hij weinig waarde in de democratie, maar wel in een soort corporatisme. Hij schreef onder meer Dostojewski en het probleem der vrijheid (1922, Ned. vert. 1939). Zijn werk is diep getekend door de lezing van de legende van de grootinquisiteur die Dostojevski centraal stelt in De gebroeders Karamazov .

Berdjajev had echter niet alleen oog voor het wézen der Vrijheid – hij wist ook wat het lòt der Vrijheid in onze mensenwereld is. Nergens scherper ziet hij dit lot der Vrijheid getekend dan in Dostojewski’s Legende van de Grootinquisiteur. Aan deze legende heeft hij daarom steeds een uitzonderlijke betekenis toegekend. De ‘tragedie van de Vrijheid’ is gelegen in het feit, dat de mensen zo gemakkelijk afstand van haar doen. In de Orthodoxe Kerk, maar ook in het Marxisme en revolutionair socialisme is de werking van de geest van de Grootinquisiteur aan te wijzen. Het gevaar van revoluties ziet B. in het moeten onderdrukken van de vrijheid, in het moeten aanvaarden van terreur, in de beknotting van de persoonlijkheid. Dit alles wreekt zich in het resultaat. Ook hier manifesteert zich de geest van de Grootinquisiteur – het kan nodig zijn in naam van de Vrijheid tégen een revolutie-voor-de-vrijheid te zijn. Berdjajev weet intussen wel hoe impopulair deze gedachten zijn: ‘De wereld wordt meer en meer aan de geest van de Grootinquisiteur onderworpen.’ Willen wij iets van de Vrijheid, die Berdjajev met hartstocht verdedigt, verstaan, dan zullen we èn met het symbool van de niet geschapen Vrijheid èn met de legende van de Grootinquisiteur ernst moeten maken. ‘Over Vrijheid kan men niet statisch denken, men moet er dynamisch over denken.’[4] [p. 411]

Hij is een van de belangrijkste auteurs die al heel vroeg de crisis van de moderniteit analyseerde en de geboorte van een “nieuw tijdperk” aankondigde. De terugkeer naar het innerlijk en de ontwikkeling van gemeenschapsbanden zijn voor hem de bron die kenmerkend zal zijn voor “dit nieuwe tijdperk dat komt maar dat nog geen naam heeft”, schreef hij in 1923. Niettemin constateerde hij ook dat veel van Dostojevski’s profetieën niet ware uitgekomen. Constantinopel werd niet Russisch en het Russische volk, waarvan Dostojevski zoveel had verwacht, verraadde zelfs het christendom door de bolsjewistische revolutie te steunen.

Hij schreef o.a. Filosofie der ongelijkheid (1923); Christendom en klassenstrijd (1931; Ned. vert. 1938) en Waarheid en leugen van het communisme(1934; Ned. vert. 1935). Berdjajev wordt gerekend tot de Godzoekers, die een synthese tussen christendom en marxisme beoogden. De werkelijke vrijheid wordt verkregen in het personalistisch socialisme. Berdjajev kwam op voor een christelijk existentialisme. Het logische denken kan ons niet de antwoorden geven op levensbeschouwe- lijke vragen; dat kan alleen het scheppende denken. De mens wordt door God opgeroepen medeschepper te zijn. Niet minder dan zijn communistische tegenvoeters zag hij een bijzondere roeping weggelegd voor het Russische volk om bij te dragen aan de vernieuwing van de mensheid. Alleen lag in zijn ogen die roeping op een ander terrein! Terwijl in Rusland kerken werden verwoest, verwaarloosd of omgebouwd tot musea, elk godsdienstonderricht onder de 18 jaar werd verboden, en de geestelijken onder staatstoezicht werden geplaatst, zag Berdjajev juist een leidende rol weggelegd voor het orthodoxe geloof. Maar ten opzichte van de Russische Orthodoxe Kerk noemde hij zich antiklerikaal.

Nikolaj Berdjajev schrijft in bovengenoemde Filosofie van Ongelijkheid: ‘Het leven in deze wereld is een strijd. Strijd is het kind van zondige onenigheid, ze komt voort uit onvolledigheid. Maar via strijd kan deze onenigheid overwonnen worden en de vervulling van het leven plaatsvinden. Oorlog is een van de edele, hoewel verschrikkelijke vormen van strijd.
Hij beschouwde de Russisch-orthodoxe kerk als hoeder van ‘de ziel van de wereld’ en had weinig op met democratisch gelijkheidsdenken. Hij schreef: ‘Mijn ethiek is er een van de aristocratie in de zin van macht aan de besten, de slimsten en de meest getalenteerden, de best opgeleiden, de meest nobelen. Ik zie democratie als een vergissing omdat ze afhangt van de heerschappij van de meerderheid.’ Volgens Berdjajev krijgt een heerser zijn macht direct van God.

In zijn latere werk Filosofie van de vrije geest uit 1930 lezen we op de inleidende pagina’s een beschrijving van twee vormen van christendom, die zijn relatie en begrip van zichzelf als christen in relatie tot de kerk of orthodoxie wil beschrijven. Een vorm die Berdjajev het aristocratische christendom noemt. De tweede vorm heet democratisch christendom. Met democratisch christendom beschrijft Berdjajev over het christendom, dat uitgesproken wordt in de vorm van kerkelijke concilies en geloofswaarheden die worden opgevat als een heilsaanbod voor een groot aantal gelovigen en christenen. In het aristocratische christendom beschrijft Berdjajev het christendom als het christendom van de geest en als het christendom van de zoektocht, dat niet voor alle christenen is, maar alleen voor individuen.
Men krijgt zo volgens dr. sc. Oliver Jurisic uit Sarejevo de indruk dat Berdjajev een aanhanger van het aristocratische christendom is, vooral vanwege zijn persoonlijke karakter en zijn biografie, aangezien hij een groot deel van zijn leven als onafhankelijk denker, schrijver en filosoof heeft doorgebracht. Een christendom dus voor de uitverkorenen en het individu. Het is alsof Berdjajev het democratisch christendom als een obstakel ziet voor de ontwikkeling van het aristocratische christendom. In een deel van de inleiding wijst Berdjajev erop dat het aristocratische christendom noodzakelijk is voor de ontwikkeling en opkomst van het democratisch christendom. Onder verwijzing naar enkele kerkvaders die een grote theologische invloed hadden op concilies en een heilig leven leidden, herinnerde Berdjajev eraan dat het aristocratische christendom niet negatief is, zoals sommigen zouden willen en zoals sommigen het vertegenwoordigen, maar het is noodzakelijk voor de realisatie en opkomst van het democratisch christendom.

Zonder ironie spraken talloze twintigers en dertigers in de provincie dit voorjaar 2022 spontaan de overtuiging van filosofen Berdjajev en Iljin uit dat Rusland autocratisch geleid moet worden: ‘Als je Russen democratie geeft, dan wordt het een chaos.’ Ze echoden daarmee het resultaat uit een in de Russische media breed uitgelichte peiling.
Lees over dat sentiment vooral ook het artikel “Zo kijkt een rus naar het nieuws” van Thalia Verkade (1979). Ze is opgeleid als slavist, voormalig Rusland-correspondent te Moskou voor NRC Handelsblad en nrc.next en kenner van de Russische volksaard. Hoe ziet Rusland, en de wereld om zich heen, eruit door de bril van Vladimir Poetin en al die Russen die achter hem staan?

Onze taken –  Ivan Iljin (1883-1954)

Ivan Iljin

Ik heb in een eerder blog … al over hem geschreven. Iljin, lid van een aderlijke familie en geboren in 1883, werd na de bolsjewistische revolutie van 1917 contrarevolutionair en stichter van een christelijk fascisme, dat zich ten doel stelde het bolsjewisme te verdrijven. Sinds de Sovjet-Unie door Rusland is opgevolgd functioneren de geschriften van Ivan Iljin als gids voor Russische leiders. Vanaf 1990 begon opnieuw zijn essaybundel ‘Onze taken’ (geschreven 1948-1954) in een nieuwe Russische uitgave te circuleren. In 2005 regelde Poetin een herbegrafenis in Moskou van Iljin die in 1954 in Zwitserland was overleden.

Aanvullend wil ik hier gemakshalve nog wijzen op een artikel uit 2014 voor de website Doorbraak.be van Pieter Jan Verstraette over: Ivan Iljin: Russisch nationalist en inspirator van Poetin en zegt: “De rode draad in zijn werk vormt de diepe cultuurkloof tussen het kille, materialistische Westen en het grote Rusland. Wie deze filosoof niet gelezen heeft, begrijpt niets van de tegenwoordige geopolitiek van Poetin, die niet voor niets de nieuwe leider van het wereldwijde conservatisme genoemd wordt.”

Dat Poetin deze conservatieve denker graag leest, hoeft niet te verbazen. Autocratie en orthodoxie vormen immers de twee steunpilaren van Iljins denken. Zijn overtuiging dat uit de as van het communisme, vroeg of laat, een herboren Russisch rijk zou herrijzen, moet als muziek in Poetins oren hebben geklonken. In de ogen van Iljin had de tsaar Nicolas II de teugels laten vieren en zo de voorwaarden geschapen voor een revolutie. Het ware, echte Rusland kon volgens hem enkel bestuurd worden door een sterke, centrale figuur, die de macht stevig in handen houdt. Het is Poetin op het lijf geschreven. Ook de huidige Russische betrokkenheid met Oekraïne zou de goedkeuring van Iljin hebben weggedragen. Schreef hij in 1934 immers niet: ‘Ik heb geen enkele sympathie voor plannen voor het afscheiden van de Oekraïne of zelfs maar voor gesprekken daarover’.

In zijn boek ‘Russia against the Rest stelt Britse politicoloog Richard Sakwa dat het Westen de unieke gelegenheid heeft laten liggen om aan het einde van de Koude Oorlog en de ineenstorting van de Sovjet-Unie niet alleen de specifieke vormen van confrontatie te overwinnen, maar ook het ideologische conflict dat aan de confrontatie ten grondslag ligt te overstijgen: de bedreiging van de eigen veiligheid en stabiliteit van Rusland, juist door de bevordering van de liberale democratie.

De Amerikaanse historicus Timothy Snyder draait dit in zijn boek De weg naar onvrijheid echter om: niet het Westen vormt een gevaar voor Rusland, maar Rusland vormt een gevaar voor het Westen omdat het land de kernwaarden van de liberale democratie bedreigt. Poetin laat zich immers in zijn antiwesterse politiek inspireren door de filosofie van de Russische ‘fascistische denker’ Ivan Iljin (1883-1954). Snyder: “Ivan Ilyin leverde een metafysische en morele rechtvaardiging voor politiek totalitarisme, die hij uitdrukte in praktische contouren voor een fascistische staat. Vandaag zijn zijn ideeën nieuw leven ingeblazen en gevierd door Vladimir Poetin.”[5]
Om inzicht te geven in de bron waaraan de oude rivaal zich laaft, bracht de CIA in 2007 zelfs een boekje uit: Ivan Ilyin: The National Philosopher of Putin’s Russia.

De nadruk die denkers als Iljin, Berdjajev en Solovjov leggen op spiritualiteit is volgens Anton Fedjashin, directeur van het Initiative for Russian Culture van American University in Washington, een belangrijke reden waarom ze Poetins aandacht genieten. ‘Alle drie behoren ze tot een school binnen het Russisch conservatisme die de kerk herontdekte als identiteitsbepalend instituut’. Ook voor Poetin is de heropleving van de kerk een cruciaal thema. Onder zijn bewind worden kathedralen herbouwd en hij onderhoudt nauwe banden met de patriarch. Ten tijde van de Sovjet-Unie stond de orthodoxe filosofie nagenoeg stil. Wie zoekt naar Russische denkers die geloven dat kerk en staat samen moeten optrekken, komt dus al snel bij hen uit.’ Ook de overtuiging van deze denkers dat Rusland uniek en superieur is, spreekt Poetin aan, meent Fedjashin: ‘Iljin, Berdjajev en Solovjov hadden de diepe overtuiging dat de toekomst van Rusland moest liggen in het eurazianisme. Hun uitgangspunt was dat Rusland en de aanpalende landen een ander traject volgden dan het Westen. Rusland moest als primus inter pares aan het hoofd staan van deze euraziatische “familie”.’

Het Russisch conservatisme van eind negentiende, begin twintigste eeuw, waartoe Iljin, Berdjajev en Solovjov alle drie behoren, heeft een bijzondere geschiedenis. De wortels liggen in de vroege negentiende eeuw, toen de zogenaamde slavofielen op zoek gingen naar wat de essentie van de Russische cultuur vormde. Dat was een reactie op de meer westers georiënteerde denkers, die een aansluiting van Rusland bij Europa bepleitten. In hun ogen moest Rusland de moderne wetenschap en politieke instituties als de rechtsstaat omarmen om zo mee te kunnen in de vaart der volkeren. De slavofielen benadrukten juist de diepe kloof tussen een kil en materialistisch Westen en een harmonieuze Russische cultuur die stoelde op geloof, compassie en gemeenschapszin, met de orthodoxe kerk en de boerengemeenschap als symbolen daarvan. ‘Deze traditie kreeg een nieuwe impuls, als tegenreactie op het marxisme’, legt Anton Fedjashin uit: ‘Dat werd beschouwd als een corrumperende westerse ideologie, die bovendien revolutie predikte. De Russische conservatieven wezen dit van de hand. Organische groei, graduele verandering, dat tekende volgens hen hun cultuur.

Ook voor de Poolse Amerikaan, Richard Pipes, emeritus hoogleraar geschiedenis van Rusland en auteur van Russian Conservatism and Its Critics: A Study in Political Culture[6], is het niet verwonderlijk dat juist de denkers die in 1922 werden verbannen nu een renaissance beleven. ‘De dominante politieke trend in het Russisch conservatisme is de nadruk op gecentraliseerde macht, die niet gehinderd wordt door wet of parlement’. ‘Zwakke leiders, daar wordt op neergekeken.’ Volgens Pipes zitten de traditie van machtsconcentratie in de handen van één persoon en ‘de gewoonte te buigen voor autoriteit’ diep in de Russische cultuur. Ten tijde van de Sovjet-Unie zette de autocratie zich gewoon voort, zij het vermomd als volksbestuur. ‘Ik was in die jaren een van de weinigen die het Russisch conservatisme bestudeerde en zo bepaalde continuïteiten in de geschiedenis kon ontwaren’, vertelt hij. ‘Poetin pakt de draad gewoon weer op. Nog steeds wordt in het Westen maar weinig begrepen van de invloed van dit denken op Rusland.’

[Met dank aan Casper Thomas artikel voor De Groene van 20 maart 2014: https://www.groene.nl/artikel/de-filosofen-op-het-nachtkastje%5D

Evaluatie

Hoe dit alles te waarderen? Het is opmerkelijk dat Jelle Bijl Dostojevski net als Groen van Prinsterer blijft zien als een antirevolutionair, in zijn strijd tegen Ongeloof en revolutie en voor de werkelijkheid van Christus en de bereidheid tot zelfopoffering van de Russische gelovigen. Ik vind het een grote prestatie hoe hij in zijn boek het vaders-zonen conflict tussen liberalisme en radicalisme beschrijft aan de hand van de talrijke publicaties van deze twee auteurs. Vooral de inkijk die hij geeft in het denken van de gemiddelde Russische gelovige ten aanzien van het Westen én hoe ons dat kan helpen de Russische ziel of de Russische idee beter te begrijpen, en tevens kritisch leren kijken naar onze eigen moderne culturele waarden, te zien waar die botsen en leren hoe wij een brug kunnen slaan om tot verbinding te komen i.p.v. verdere vervreemding met als gevolg de huidige vernietigende destructie in Oekraïne, waarbij de hamvraag is of wij uit het Westen niet aan het oogsten zijn, wat we eeuwenlang gezaaid hebben. En ons opnieuw dringend moeten bezinnen over de fundamenten van onze liberale democratie.

Met alle waardering die Jelle Bijl uitspreekt, geeft Dostojevski – met name als Dagboekschrijver – echter ook wel te denken en ben ik niet onverdeeld positief. Op vijf punten wil ik een aantal kritische noten kraken:

  1. Het autocratisch en nationalistische denken.
  2. De joodse kwestie en het antisemitisme
  3. De Grote Tragedie en de missing link: niet geënt zijn op de edele olijfboom met zijn Hebreeuwse sappen van de Thora en de Profeten.
  4. Anno Domini 1000 en het gevolgen van het Filioque (schisma 1054 zoals verwoord door dr. F. De Graaff)
  5. Oorzaken van het Negatieve Denken over het Westen

1 Autocratie en orthodoxie

Deze pilaren waar Poetins regime op steunt, zijn ook een terugkerend thema in boven genoemde geschriften van Ivan Iljin. “Burgers moesten volgens Dostojevski’s ‘Dagboek van een schrijver’ in het gareel worden gehouden. “In politieke zin verdedigde Dostojevski altijd de grote historische tuchthuizen voor de massa,” schrijft Thijs Kleinpaste [voormalig raadslid van D’66] in zijn boek Tegenover Dostojevski, “de kerk en de staatsreligie, de tsaar en zijn absolute gezag, de natie en het nationalisme.” Hij beschouwt Dostojevski daarom als een van de stamvaders van moderne nationalisten die menen te weten wat het ‘volk’ wil.[7]

Illustratief vond ik twee uitzendingen over Noord-Korea van achtereenvolgens Tom Waes[8] en Michael Palin.[9] Wat mij daarin trof is de gewoonte van bruidsparen om op hun huwelijksdag een bezoek aan de ‘vaders van Noord-Korea’ te brengen en een bos bloemen als een krans neer te leggen. Gevraagd naar deze gewoonte schijnen zij hun leiders het ook echt zo als vaders van het volk te beleven. Bij hen gaat dat verder dan hoe wij in Nederland spreken over Willem van Oranje als de vader van ons land. Diezelfde gedachte trof mij ook bij Dostojevski, als hij spreekt over zijn vorst (Alexander II) als hun ‘vader’. Het Russische volk bestond uit „kinderen van de tsaar die hem liefhebben als een vader. Wie dat niet gelooft, kent Rusland niet.”

Dat concept is ons westerlingen ten enenmale vreemd, tenzij je mogelijk rooms-katholiek bent en de paus benadert als papa en vervolgens zijn hand kust.

Oost-Europa in de Spiegel

Peter Krug geeft in zijn eerste hoofdstuk van Oost-Europa in de Spiegel uit 1991 een belangrijke verklaring voor het autocratische denken van Russische vorsten. Ruim twee eeuwen (van 1240 tot 1480) hielden de Mongolen Rusland in hun greep, waardoor zij de overmacht van de Aziatische ruitervolken moesten erkennen. Het Mongoolse interregnum liet diepe sporen na in het maatschappelijk leven van het tsarenrijk. De Russische vorsten van Moskou en Vladimir waren in feite niet meer dan vazallen aangesteld door Mongoolse khans.
Onder invloed van de Mongoolse overheersing hebben Russische vorsten hun leengoed omgevormd tot een krachtige, gedisciplineerde, monolithische en autocratische staat. De historicus G. Vernadski merkte op: “De Mongoolse staat was op het beginsel van onbeperkte onderwerping van de enkeling aan de groep opgebouwd, in de eerste plaats aan de clan en via de clan aan de gehele staat. Van dit beginsel werd in de loop van de tijd het Russische volk geheel doordringen. Het leidde tot het stelsel van algemene dienst aan de staat, die allen zonder onderscheid gedwongen waren te verrichten… Elke klasse van de maatschappij werd tot een bepaald onderdeel van de staatsorganisatie gemaakt. Een soort staatssocialisme.“

Peter Krug wijst erop dat democratisch gezinde groeperingen rond 1900 geen mogelijkheden kregen hun invloed te doen gelden, ondanks westers invloeden op economisch en cultureel gebied, zoals ook de Transsiberische spoorlijn, die gebouwd kon worden dankzij Frans en Belgisch kapitaal. Tegelijk moet hij toegeven dat de democratie in de volksmassa nauwelijks een basis kon hebben, omdat de democratie in de traditie ontbrak. De frustraties van de Russische intelligentsia, bovenal het kortzichtige beleid van de tsaar en zijn ambtenaren, die de tekenen des tijds niet verstonden, leidden onherroepelijk tot de ondergang van het rijk van de dubbele adelaar. Alle voorwaarden voor een ontwikkeling in democratische zin ontbraken. Het Byzantijnse autocratisch staatsbestel onder tsarisme vond een merkwaardige voorzetting in het stalinistisch communisme.

Volgens veel Europese intellectuelen bevestigde de Grote Oorlog het bankroet van de Europese beschaving. Teleurgesteld in het westerse rationalisme en materialisme, vonden velen van hen troost in het Oosten. In het begin van de jaren twintig werd de Russische cultuur beschouwd als een bron voor de wedergeboorte van de westerse cultuur. Zelfs onder een niet-communistisch publiek had de Russische Revolutie van 1917 een brede belangstelling gewekt voor Russische kunst, literatuur en het ‘zuivere’ orthodoxe christendom. Met name de beroemdste schrijver van Rusland, Fjodor Dostojevski, werd omarmd als een voorbode voor vernieuwing. Veel West-Europese linkse en rechtse intellectuelen vereerden Dostojevski als profeet en schepper van nieuwe waarden. Zo ontstonden Dostojevski-culten in Groot-Brittannië, Duitsland, Oostenrijk en Nederland. In haar artikel Dostoevsky: A Russian panacea for Europe gaat Marjet Brolsma dieper in op de Nederlandse Dostojevski-cultus (1914-1945) en haar hoofdrolspelers (de religieuze socialisten J. Jac. Thomson en Jan de Gruyter, en de literator Dirk Coster) en plaatst de Nederlandse Dostojevski-manie in een transnationale, Europese context.[10]

Ondanks de breuklijn van de Revoluties in 1917 in de Russische geschiedenis openbaarde zich namelijk “in één opzicht een merkwaardige continuïteit. De leer van het ‘derde Rome’ werd vervangen door de eschatologische visie van een gerussificeerd marxisme, een synthese van bolsjewisme en een antiwesters slavofiel messianisme. Daarin speelt de jakobijnse traditie van de Russische revolutionairen (van Pjotr Tkatsjov tot Lenin) met hun ideeën over de dictatuur van een elite een belangrijke rol. In de Tweede Wereldoorlog ging dit bolsjewisme samen met een Groot-Russische patriottisme, dat de ideologie welhaast scheen te overwoekeren.

The Russians

De Russische journalist Leonid Vladimirov schreef in zijn boek The Russians (1968): “Er is een neiging in de Russische persoonlijkheid, bijna ingebouwd door eeuwen van leven onder verschillende autocratische heerschappijen, om zich maar al te gemakkelijk aan het gezag te onderwerpen. Als regel komt het niet bij de gemiddelde Rus op, wanneer hij van bovenaf op de hoogte wordt gesteld van een nieuwe richtlijn, om tegenargumenten te bedenken.”

Alexander Nevski 1220-1263

Alexander Nevsky

Iemand die de Tartaren het hoofd wist te bieden was Alexander Nevski (1260-1263). Deze Russisch grootvorst en hertog van Novgorod wist in 1240 eerst de Zweden te verslaan bij de rivier de Neva en in 1242 de binnengevallen ridders van de Teutonenorde van de Duitse Orde te verslaan. In 1252 werd Nevski grootvorst van Novgorod. In die hoedanigheid wist hij bij de Mongoolse bezetter een draaglijk statuut voor zijn land te bedingen. Dat kwam omdat deze man van grote moed en uitzonderlijke lichaamskracht tegelijk zeer nederig was en een realist. Hij was vrij van persoonlijke ambities; zijn enige streven was om zijn volk te dienen. Hij wist dat zijn land niet de kracht had om de Mongolen te verslaan. Na een gedwongen reis van drie jaar naar de hoofdstad Karakorum in Mongolië benoemden de Tartaren hem tot ‘Grootvorst van Kiev’![11] Kort voor zijn dood legde hij de monniksgeloften af en nam hij de naam Alexius aan. Anderhalve eeuw na zijn dood in 1380 werd hij heilig verklaard, toen latere generaties beter begrepen wat hem gedreven had en duidelijker inzagen hoe juist hij de militaire situatie van zijn volk had ingeschat. In 2008 won hij ironisch de verkiezing van de populairste Rus.

Dit verhaal brengt ons weer terug bij de aanleiding van de Krimoorlog in de 19e eeuw over de zeggenschap van de heilige plaatsen in Israël en met name Jeruzalem. Die schijnt ook nu weer actueel te zijn, getuige een artikel in CIP en Israel Today met als kop Woedende Poetin eist zeggenschap over kerk in Jeruzalem. In een Brief aan de Israëlische premier Bennett dringt hij erop aan, dat hij de in 2020 door Netanyahu gemaakte afspraak nakomt om een kerk in Oude Stad Jeruzalem over te dragen en wel de naar die Alexander Nevski vernoemde kerk, ook bekend als de kathedraal van de Heilige Drievuldigheid, een Russisch-orthodoxe kerk, die momenteel niet onder controle staat van het Kremlin.

Ingang Alexander Nevski kerk in Oude stad Jeruzalem

Het strategisch gelegen stuk grond naast de Kerk van het Heilig Graf in het hart van de Oude Stad van Jeruzalem werd in 1859 aangekocht door Tsaar Alexander II. Na de Russische Revolutie in 1917 eisten twee organisaties het eigendom van het land op, de Imperial Orthodox Palestine Historic Society en de bijna identiek genaamde Imperial Orthodox Palestine Society, waarvan de laatste verbonden is met het Kremlin. Jarenlang heeft de Russische regering er bij Israël op aangedrongen het geschil voor eens en voor altijd te beslechten door het eigendomsrecht van de Imperial Orthodox Palestine Society op de Alexander Courtyard officieel te maken.

2 De Joodse kwestie

In de 19e eeuw begon ook in Rusland ‘de Joodse kwestie’ te spelen. Hoe moest je Joden zien in je samenleving: hoorden ze erbij of waren ze vreemdelingen? Dostojevski mengde zich in dat debat.
Peter d’Hamecourt: In vrijwel elke stad klaagt Dostojevski over „die vervloekte joden.” Hij is een vrij openlijke antisemiet. Dat kan eigenlijk ook niet anders voor iemand die zo sterk vasthoudt aan de ‘drie-eenheid’ van tsaar, kerk en volk. Een Jood staat daarbuiten en is dus een vijand. Ten diepste was dat vermoedelijk ook hoe hij naar de Europeanen keek: als een bedreiging.
De manier waarop Dostojevski en anderen het woord Jood gebruiken laat zien dat in Rusland onbeschaamd antisemitisme heerste. Men kende die term toen nog niet, maar men verachtte Joden. Er heerste een alledaags terloops anti­semitisme. Jood als scheldwoord.

Een voorbeeld uit de roman De Jongeling: Wanneer de jongeling, die geen Jood is, op een veiling iets heeft gekocht, ontmoet hij iemand die het van hem wil overkopen. Hij vraagt een hoge prijs, die de man niet wil betalen. Dan volgt de zin: de man ‘keek mij met uitpuilende ogen aan; ik was goed gekleed: ik had niets van een jood of een opkoper.’ Zo ziet alledaags antisemitisme eruit. Het is een stereotiep gebruik van het woord Jood; altijd met een negatieve lading.

Ds. Rien Vrijhof, voorzitter van het deputaatschap Kerk en Israël van de Christelijk Gereformeerde Kerken schrijft in het blad Verbonden: “na terugkeer uit Siberië steeds meer overtuigd is geraakt van de unieke christelijke positie van het Russische volk. Het Russische volk is het Christus-volk. In de Russische ziel leeft het ware mens-zijn. Het verdorven Europa gaat ten onder aan Godloosheid, terwijl het tsaristische, orthodoxe Rusland het volk wordt waarin God zich in Christus heilrijk voor heel de wereld laat kennen. De Russen hebben de positie van het Joodse volk overgenomen. Ze zijn het nieuwe Israël.  Zo groeit naast zijn visie op de Joden als woekeraars die met hun geld de Russische maatschappij willen domineren de overtuiging dat de Joden het bestaan van het Russische volk in de kern bedreigen. Van Joden als privé personen kan Dostojevski zeggen: ik haat ze niet; ik draag hen christelijke liefde toe. Maar als maatschappelijke personen gaat hij de Joden steeds meer zien als ‘een vijfde kolonne’, als een ‘Staat in de Staat’, zelfs als de personificatie van de Antichrist. Zijn antisemitisme krijgt een ideologische basis. Door zijn visie op de samenleving heeft hij er belang bij de Joden, die vasthouden aan hun eigen identiteit, zwart te maken en hun bestaan in Rusland ter discussie te stellen.”

Progroms te Odessa, en vooral die van 1871, hadden de Russische arts Leo Pinsker in zijn befaamde vlugschrift “Zelfemancipatie” tot het inzicht gebracht, dat van een Haskalah-beweging niet de eliminering van de vervloekte Jodenhaat te verwachten viel.[12] De schrijver Peretz Smolenskin zag het als een keerpunt in de Russisch-joodse geschiedenis en begon het geloof in de mogelijkheid van Joodse integratie in de christelijke samenleving in twijfel te trekken en op te roepen tot een groter bewustzijn van de Joodse nationale identiteit.

Antisemitische wetten van mei 1882, geïntroduceerd door tsaar Alexander III van Rusland, leidde tot massale emigratie van Joden uit het Russische rijk.

3 De Derde Romegedachte en vervangingstheologie

De tragiek van zowel het Westen als het Oosten, is dat zij net als Ezau nog steeds het eerstgeboorterecht van Jacob betwisten en zich als het Eerste, Tweede en Derde Rome hebben opgeworpen als plaatsvervangend voor Israël en het primaat van Zion/Jeruzalem.
Het idee van Moskou als het Derde Rome gaat terug op een brief van de monnik Philotheus van Pskov (ong. 1465-1542). Deze Filofej had een grondige studie gemaakt van de visioenen in het boek Daniël. Aan de hand van Dan. 2:27-49 (over het beeld van Nebukadnezar, dat met Moskou werd geïdentificeerd); 7:1-28 en 9:24-27 ontwaarde hij een eschatologische betekenis voor zijn eigen land en patriarchaat. Om wat voor reden dan ook, Philotheus was bereid om het materiaal om te draaien in het voordeel van Moskou. Hij was een pleitbezorger van de volledige onderwerping van alle christenen aan de tsaar en van totale oppositie tegen de Latijnse kerk. Zijn brieven bevestigden het idee van de opvolging van Moskou en de Russische staat aan het leiderschap van de orthodox-christelijke wereld, nadat Constantinopel dat leiderschap had verloren met de val van Constantinopel  aan de Ottomaanse Turken op 29 mei 1453.

In zijn brief aan tsaar Iwan III of IV schreef hij: “De kerk van het oude Rome viel door afgoderij en ketterij. De poorten van het tweede Rome werden stukgeslagen door de strijdbijlen van de ongelovige Turken. Maar de kerk van Moskou, de kerk van het derde Rome, straat helderder dan de zon in het heelal. Gij genadige tsaar zijt de soeverein van alle christelijke volken; gij zult regeren met ontzag voor God; vrees Hem die alle volken u heeft overgeleverd. Twee Romes zijn gevallen, maar het derde Rome staat vast, een vierde zal er nooit meer zijn. Het christelijk koningschap zal nooit aan een ander worden geschonken.” Het was de enige christelijke hoofdstad in het Oosten die nog vrij was van de ongelovigen. Drs. Pieter van Kampen[13] waaraan ik dit citaat dank, zegt vervolgens: “Dit geloof was een koppig brouwsel. Dit visioen gaf vleugels aan de expansie van Rusland. Twintig jaar later stonden de Russische legers bij Kazan en Astrachan: de weg naar de Oeral en de Kaukasus lag open. Binnen een eeuw had de Russische ‘drang naar het Oosten’ het gevolg dat men de Stille Oceaan bereikte. Heel Siberië was tot Russische grondgebied verklaard en de grootste koloniale mogendheid, in termen van landoppervlakte, was geboren. Als commentaar daarop zegt dr. Fetter: “Dit is de machtsdroom [van de wil tot macht], die zich telkens herhaalt, terwijl hij voortdurend een andere gedaante aanneemt. Hoelang zal het duren aleer de Russische ziel zich daarvan geheel bevrijdt! Het is de droom van Moskou, niet van Kiev, de droom van het derde Rijk! Het is de gevaarlijke demonische droom, die ook in andere volken machtig kan zijn. De verzoeking van de grote geest in de woestijn.”

De Mythe van het Oosten

Het is deze Derde Romegedachte die dr. William Peter van den Bercken de Mythe van het Oosten noemt: Oost en West in de religieuze ideeëngeschiedenis van Rusland, de titel van een boek van hem uit 1999. Daarin plaatst hij de verhouding van Rusland tot de rest van Europa in een duizendjarig cultuurhistorisch perspectief en kiest hij niet voor het West-Europese perspectief, maar doet hij een poging de Russische ideeëngeschiedenis van binnenuit te benaderen. Zo zijn we getuige van de toenemende afstand die de Russisch-Orthodoxe traditie gaat voelen ten opzichte van het Latijnse christendom; weldra is het gescheld op het katholieke ‘heidendom’ niet van de lucht. De traditie bestaat tot de dag van vandaag en werd expliciet aangehaald door patriarch Aleksej II van Moskou (1929-2008) bij de opening van de herbouwde Christus de Verlosserkerk in Moskou in 1997.

Orthodoxe Vervangingstheologie

Orthodoxie betekent in het Oosten vooral het uitvoeren van de juiste ‘goddelijke’ liturgie, waarvan niemand minder dan de ‘welsprekende’ Johannes Chrysostomus (ong. 347-407), de auteur is geweest. In de vierde eeuw heeft hij ook acht preken gehouden, die meer dan 100 bladzijden inhielden, waarin hij een intense haat en venijn tegenover de Joden tot uitdrukking bracht en beschuldigingen naar voren bracht die volkomen leugens waren: “Ik weet, dat velen de Joden achten en ik geloof dat hun huidige manier van leven eerbiedwaardig is. Daarom zet ik er haast achter om deze fatale mening uit te roeien en eruit te scheuren… de synagoge is niet alleen een bordeel en een theater; het is ook een hol van rovers en een woonplaats voor wilde beesten … wanneer God een volk in de steek laat, welke hoop voor verlossing bestaat er dan nog? Wanneer God een plaats verlaat, dan wordt die plaats een plaats van demonen … De Joden leven om hun buik te vullen, zij staren naar de dingen van deze wereld, hun toestand is niet beter dan die van de varkens of geiten vanwege hun losbandige manieren en overmatige gulzigheid. Ze kennen maar één ding: hun buiken vullen en dronken worden.”

Net zo erg zijn de de opmerkingen van de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergey Lavrov. Hij zei begin mei dat Joden de “grootste antisemieten” zijn en dat Adolf Hitler net als de Oekraïense president Volodymyr Zelensky “ook Joods bloed had.” De Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Yair Lapid noemt de uitspraken “schandelijk, onvergeeflijk en een vreselijke historische fout”. De Russische ambassadeur in Israël is ontboden om tekst en uitleg te geven.
Sergej Lavrov zei tegen Italiaanse media dat het feit dat Zelensky joods is, niet betekent dat Oekraïne vrij is van nazistische elementen. Daaraan voegde hij toe dat nazileider Hitler ook joods bloed had.
Zelinksy zelf had gereageerd dat Lavrov daarmee heeft aangetoond dat het Kremlin kennelijk totaal geen lering heeft getrokken uit de Tweede Wereldoorlog. Of misschien hebben ze die lessen nooit geleerd.”
In een column voor de Volkskrant van 3 mei vraagt Max Pam zich vertwijfeld af ‘wat voor lectuur lezen ze daar eigenlijk in het Kremlin?’

Wat moet je daar nog aan toevoegen?

  • Dat volgens aartspriester Vsevolod Chaplin, de voormalige woordvoerder van de Russisch-orthodoxe kerk, God de ‘vernietiging van de massa’s’ sanctioneert om ‘de samenleving te instrueren’?
  • Dat de president van het Constitutionele Hof, Valeri Zorkin, heeft bijvoorbeeld gezegd dat het einde van de wereld al daar is en dat ‘het mysterie van de wetteloosheid al aan het werk is’?
  • Dat Dmitri Kiselev, de journalist van de staatstelevisie en ‘stem van het Kremlin’, heeft betoogd dat Rusland de VS ‘tot radioactieve as’ kan reduceren?
  • Dat de oprichter van de sekte, die zichzelf Moeder Fotina noemt, meent dat ‘God Poetin heeft aangesteld om Rusland voor te bereiden op de wederkeer van Jezus Christus’, omdat ‘hij de geest van een tsaar in hem heeft?

Hoe gaan de Russen ooit hun leugens ontmaskeren? Hoe gaat de Orthodoxie ooit hun liturgie koppelen of enten op de edele Olijfboom? Over het verband tussen die liturgie en de Apocalypse van Johannes trouwens hoop ik in een andere blog dieper op in te gaan. Interpretaties van de Grote Onthulling die niet zijn ingebed in zijn Hebreeuwse historische wortels zijn in politieke handen namelijk levensgevaarlijk, vanwege een Grieks dualistisch denken en een opmaat of race naar Armageddon. Lees alvast dit artikel van Dina Chapejeva in de Volkskrant van 30 januari 2019 of in het Engels in de Jordan Times over Vladimir Poetin en de apocalypse en zijn profeet de televisiejournalist Vladimir Solovjov, die in zijn roman uit 2007, de Apocalyps van Vladimir, Poetin ‘de tsaar en de profeet’, noemt, wiens missie het is om Rusland voor te bereiden op het laatste oordeel.

4 Schisma van 1054 en het Filioque

In zijn boek Anno Domini 1000 – Anno Domini 2000 spreekt dr. F. de Graaff over dit grote schisma als de vergeefse poging van keizer Otto III om de oecumene te redden. Hij laat daarin duidelijk zien, dat de Orthodoxe kerken met hun gerichtheid op de hemel, de aarde aan de machten van de wereld wordt overgelaten. “De Oosterse Kerk kent ook de Transsubstantiatie of verandering van brood en wijn, maar het wil de god niet dood laten. Brood en wijn blijven niet gescheiden, zoals in de Westerse liturgie. Het brood wordt in de wijn geworpen als teken van de vereniging van lichaam en bloed, d.w.z. van de opstanding. Alles is gericht niet op de vluchtige verschijning van de god in de transsubstantiatie, maar op de terugkeer van hem. Daarom richt de Oosterse Kerk zich niet op de aarde, maar op de hemelse gewesten, waarin de god zich heeft teruggetrokken. Zij vermag de god niet op de aarde terug te brengen. Dat zou het oordeel weer oproepen, omdat zijn offer dan ongedaan gemaakt zou worden. Zij maakt daarom de Kerk los van de aarde. De Kerk wordt in het Oosten een stuk van de hemel. Daarin kan het volk zich bergen en daarin de eeuwigheid ervaren. Steeds weer moet het die eeuwigheid verlaten om de godverlaten wereld weer binnen te treden. Het leven van de Oosterse Christen is daarom volkomen gesplitst. Zolang hij in de Kerk is, is hij in de hemel, waar de god is opgestaan. Als hij buiten de Kerk is, verkeert hij in de godloze wereld, waarin de god dood is. De Westerse Kerk is daarentegen niet een stuk hemel. Zij is volkomen aarde, die bezocht wordt, zij het in het vluchtig ogenblik, door de god. Dat betekent, dat in het Westen de aarde gezegend werd, in het Oosten daarentegen aan de machten der wereld werd overgelaten. Dit wordt mede uitgedrukt door het filioque. Het Westen leert, dat de Heilige Geest [van eeuwigheid] uitgaat van de Vader en de Zoon. Het Oosten leert, dat de Geest slechts uitgaat van de Vader. Dit Christelijk dogma verwijst niet alleen naar Bijbelse noties. Het is ook een uitspraak over de god van het Avondland. De Heilige Geest, de zegening Gods, gaat in de Oosterse Kerk alleen uit van de Vader, dat is in dit verband, de god in de hemel. Dat wil zeggen: De zegen gods is alleen in de hemel en dus in de Kerk, maar niet meer op aarde.

De Westerse Kerk leert het filioque, “en van de Zoon“. De Zoon is de god op aarde. De Westerse Kerk leert, dat in de transsubstantiatie de aarde in en buiten de Kerk nog gezegend wordt.
Om geen misverstanden te wekken: De leer van de Vader en de Zoon heeft ook een geheel andere betekenis, namelijk de Bijbelse betekenis. Het moeilijke van het probleem is echter, dat het Christelijke dogma meestal een dubbele betekenis heeft. [14]
Hoewel ook het Oosten slechts voortbestaat dank zij het offer, dat in het Westen werd gebracht, weigert de Oosterse Kerk alle medeverantwoordelijkheid voor de rituele godsmoord. Daarmee snijdt het de banden met de Westerse Christenheid door. De Paus bevestigt dit feit slechts door de ban op het altaar van de Hagia Sophia te laten werpen. De Paus bevestigt de afsnijding, omdat het Oosten de medeverantwoordelijkheid voor de offerdaad en daarmee de medeverantwoordelijkheid voor de wereld niet wil aanvaarden. Dit alles heeft voor het Oosten belangrijke gevolgen. Hoewel de wereld in het Oosten aan zichzelf wordt overgelaten, bergt zij langer dan in het Westen de goddelijke glans… Daarom blijft het Oosten langer voor secularisatie beschermt…. Er valt niet veel licht uit de Kerk in de wereld. De zegening van de dingen in hun substantie vindt in het Oosten niet plaats. In het Oosten is de gelovige burger van twee werelden.[15]

Karakteristiek voor de Orthodoxie is dat zij zich vrijwel uitsluitend richt op het Nieuwe Testament, met uitsluiting van de Thora dus. Als gevolg daarvan – is mijn stelling – heeft de Oosterse Orthodoxie geen weerwoord gehad tegen de invloed van het marxisme, leninisme, communisme of socialisme.

Nikolay Lossky

In een interview met Nicolas Lossky in het tijdschrift Beweging van de Vereniging voor Reformatorische Wijsbegeerte in 2003 blijkt dat opnieuw een knelpunt te zijn. Opnieuw wordt gezegd dat het hart van de Orthodoxie klopt in de liturgie en dat de orthodoxe christenen meer geneigd zijn opwaarts te denken dan zijwaarts. Nicolas is zoon van de orthodoxe geleerde Vladimir Lossky[16], die als Russische balling in 1927 in Parijs belandde, waar de christensocialist Sergei Bulgajov (1871-1944) in 1925 het St. Sergius Orthodox Theologisch Instituut had opgericht en de urgentie voelde van een intellectuele verdieping van de Orthodoxie, nadat zij [in het Westen] geconfronteerd werden met de vraag in hoeverre Orthodoxie iets te maken had met Land, in hoeverre er een geografische component in de religie zat. Bulgakov concludeerde dat Orthodoxie in principe niets te maken heeft met Rusland, Griekenland, Servië of welk land ook. Orthodoxie is een universele vorm van christendom. Deze orthodoxe groep-Parijs zag theologische reflectie als arbeid van het hart en theologie als hulp bij meditatie en gebed, die niet beoefend werd in universiteiten, mar in kloosters als centra van theologiebeoefening. Het meest onderscheidende kenmerk van de groep-Parijs was de warme belangstelling van de kerkvaders en haar herontdekking van wat N. Lossky noemt “absolute eenheid” en “absolute verscheidenheid”, daarmee allereerst doelend op de Triniteit als “absoluut één”, qua natuur, naar ook “absoluut verscheiden” qua gestalte. “Hetzelfde geldt voor de Orthodoxie. Hoe divers de kerk ook mag zijn, ze is fundamenteel één in viering van de eucharistie.

Bijzonder te lezen is dat die groep van Bulgakov het gesprek met de westerse cultuur en ‘moderniteit’ heel serieus namen. Gesproken wordt dan over thema’s als “zorg voor het leven” en milieuvraagstukken en het gesprek met de seculiere wereld. Genoemd worden John Zizioulas, metropoliet van Pergamon en hoogleraar in Glasgow en Londen, die veel heeft nagedacht over gemeenschap en de aard van de kerk; Metropoliet Kyrill Gundjajev van Smolens en Kaliningrad, die geschreven heeft over mensenrechten en humanisme en de dialoog met atheïsten; Theoloog Boris Bobrinskoy (1925-2020), rector van Saint-Serge; en metropoliet Emmanuel Adamakis van Frankrijk en voorzitten van Conseil d’Eglise Chrétiennes en France (CEFEF), een raad van kerken die zich herhaaldelijk heeft uitgesproken over zaken als de Golfoorlog, het conflict op de Balkan, het Israël-Palestijnse vraagstuk en ook internationale handelsbarrières, die schade brengen aan de economische ontwikkeling van Derde Wereldlanden. In Rusland zelf echter is zo’n kritische houding van de kerk heel wat moeilijker, zo niet onmogelijk na tevergeefse pogingen van patriarch Alexis II van Moskou (die wat graag af wil van het idee dat de Orthodoxie een staatsreligie is) om zijn stem te verheffen tijdens de Tjetsjeense oorlogen en onfrisse uitlatingen over de joden in Rusland in de Doema.

5 Bijdragen van het Westen zelf aan de vervreemding

Anderzijds laat Dostojevski zien dat ook het Westen zelf heeft bijgedragen aan de vervreemding van het Russische volk met zijn liberalisme en radicalisme.

Tekenend daarvoor is wat Poetin zelf schreef in het artikel The Real Lessons of the 75th Anniversary of World War II n.a.v. 75 jaar viering van de overwinning op het nazisme, over de Munich Betrayal dat in 1938 de Duitse annexatie van het Sudetenland [Tsjechoslowakije] sanctioneerde en de prelude werd op de Tweede Wereldoorlog. Poetin stelt dat: “zeer weinigen weten dat, onmiddellijk na de aanval op Polen, in de eerste dagen van september 1939 Berlijn Moskou krachtig en herhaaldelijk opriep om zich bij de militaire actie aan te sluiten. Het Sovjetleiderschap negeerde deze oproepen echter en was van plan om zo lang mogelijk niet betrokken te raken bij de dramatische ontwikkelingen. Pas toen het absoluut duidelijk werd dat Groot-Brittannië en Frankrijk hun bondgenoot niet zouden helpen en de Wehrmacht snel heel Polen zou kunnen bezetten en zo op de nadering van Minsk zou verschijnen, besloot de Sovjet-Unie in de ochtend van 17 September, eenheden van het Rode Leger in de zogenaamde oostelijke grenslijnen, die tegenwoordig deel uitmaken van het grondgebied van Wit-Rusland, Oekraïne en Litouwen….. En hier zou ik het volgende willen benadrukken: de westerse landen waren het destijds trouwens eens met de acties van de Sovjet-Unie en erkenden het voornemen van de Sovjet-Unie om haar nationale veiligheid te waarborgen. Inderdaad, op 1 oktober 1939 zei Winston Churchill, de toenmalige Eerste Lord van de Admiraliteit, in zijn toespraak op de radio: “Rusland heeft een koude politiek van eigenbelang gevoerd … Maar dat de Russische legers op deze lijn zouden moeten staan [de nieuwe westelijke grens is bedoeld] was duidelijk noodzakelijk voor de veiligheid van Rusland tegen de nazi-dreiging.”

Er is hier nog veel meer over te zeggen en te doordenken en bidden. Er verschijnt inmiddels genoeg voer, getuige deze boekopstellingen:

Boeken over geschiedenis van Rusland, Poetin en Zelensky

Een antwoord en uitweg uit deze Oost-West vervreemding en verwijdering is m.i. het magnifieke boek “The Home We Build Together – Recreating Society van wijlen opperrabbijn Jonathan Sacks van Groot-Brittannië en de Commonwealth evenals zijn boek Lessons in leaderschip en zijn Covenant & Conversation serie op de Thora.
Het principiële kernmerk van het joodse volk is hun bovennatuurlijke bevrijding uit de slavernij in Egypte in de 15e eeuw voor de komst van de Messias. Op de vraag van Jonathan Sacks (tijdens het debat in de UK over de multiculturele samenleving) hoe het Mozes lukte een heel volk bij elkaar te houden, kreeg hij een paar bijzonder relevante inzichten. Zie daarover mijn eerdere blog.

Frappant en ter zake vind ik vooral zijn religieuze verdediging van de liberale democratie. Ik zou met terugwerkende kracht benieuwd zijn hoe Groen en Dostojevski daarop gereageerd en voortgebouwd zouden hebben. Jonathan Sacks ziet Liberale democratie als “de enige beste oplossing die tot nu toe is bedacht voor een probleem zo oud als de mensheid: hoe verschillende groepen met verschillende overtuigingen genadig kunnen samenleven binnen een overkoepelend politiek kader dat de integriteit van elke [inwoner] respecteert en de gelijke rechten van iedereen garandeert onder de onpartijdige rechtsstaat. Het beschouwt loyaliteit aan de staat niet als de hoogste waarde of het politieke leven als de hoogste roeping. Het waardeert de deugden die behoren tot substatelijke instellingen: het gezin, de school, de congregatie, de gemeenschap. Het ziet loyaliteit aan de staat als niet meer en niet minder dan de basisvoorwaarde van een burgerlijk samenleven.

Religie creëert gemeenschappen. Politiek bemiddelt tussen gemeenschappen, loyaliteit en liefdevolle vriendelijkheid. Politiek vraagt ​​om compromissen, tolerantie, de wil om te leven en te laten leven: de ‘liberale deugden’. De liberale deugden zijn niet religieus. Integendeel, op religieus gebied is compromis geen deugd maar een ondeugd. Vanuit een religieus perspectief lijkt liberalisme op laksheid. De twee soorten deugd – die van toewijding aan de ene kant en verzoening aan de andere kant – zijn niet onverenigbaar, ook al zijn ze tegengesteld. Dat komt omdat ze verschillende taken moeten uitvoeren. Het is één ding om een ​​geloofsgemeenschap te creëren, iets heel anders om de vrede tussen geloofsgemeenschappen te bewaren.

Groot-Brittannië, zo betoogt hij, [trouwens elk land, BvD] zal een nationaal verhaal moeten construeren als basis voor identiteit, het concept van het algemeen belang nieuw leven inblazen en gedeelde belangen tussen momenteel conflicterende groepen identificeren. Het moet een cultuur van beleefdheid herstellen, ‘neutrale ruimtes’ beschermen tegen politisering en manieren vinden om verder te gaan dan een vijandige cultuur waarin de luidste stem wint. Hij pleit voor een op verantwoordelijkheid gebaseerd model van burgerschap dat de ideeën van geven en erbij horen met elkaar verbindt.


[1] het boek waarin de artikelen zijn gebundeld die Iljin in de periode 1948-1954 schreef. Het bevat onder meer een essay getiteld Wat betekent de opdeling van Rusland voor de wereld. ‘Het is bekend dat de westerse naties de Russische identiteit niet begrijpen en niet dulden. Ze zullen de Russische “bezem” in losse twijgjes opdelen, de twijgjes in stukken breken en aansteken met het uitdovende licht van hun beschaving’, schrijft Iljin. ‘Ze willen een verdeeld Rusland, dat op gelijke voet staat met het Westen, om het zo te kunnen vernietigen. Het is hatelijke machtswellust.’

[2] Lezing filosoof Evert van der Zweerde – De man achter Putin op 6 juni 2016 Lux Nijmegen (Radboud Reflects)

https://www.youtube.com/watch?v=74y2qkUgLAs. Van der Zweerde behandelde in zijn lezing drie hoofdvragen: ‘Wat weten wij over Rusland en Putin?’, ‘Wat drijft Putin?’ en ‘Waarop baseert Putin zich; wat is zijn filosofie?’ Volgens Van der Zweerde is Putin een autoritaire leider, maar geen tiran. Ons beeld van hem wordt sterk gemanipuleerd. Putin is geen strateeg met een einddoel, maar hanteert telkens twee criteria: Rusland terug op de wereldkaart krijgen en rekening houden met twee achterbannen (het ‘gewone volk’ en de oligarchen). Poetin handelt over het algemeen als tacticus en positioneert zich tussen ideologieën als het liberalisme, nationalisme en Eurazianisme. Poetin is zeer populair onder de ‘normale’ Russen. Hij wil een sterke staat in het binnenland en dat ook duidelijk naar andere landen uitstralen.

[3] Twee jaar daarvoor, in 1897, had de Zweedse schrijfster Selma Lagerlöf een roman geschreven met de titel De wonderen van de Antichrist waarin de Antichrist symbool staat voor het socialisme, maar uiteindelijk  verzoent ze christendom en socialisme met elkaar, wat destijds zeer revolutionair was. Bij Solovjov is daar geen sprake van en daarom is deze vertelling nog steeds zo in zwang bij de katholieke orthodoxie. Paus Benedictus XVI (Ratzinger) spreekt in zijn boek Jezus van Nazareth zeer lovend over Solovjov en zijn rechterhand Kardinaal Biffi beweerde in 2000 “de Antichrist is onder ons en zijn doel is de vernietiging van het christendom en de dood van God.”

[4] Citaat uit De Gids. Jaargang 116, 1953 n.a.v. het verschijnen van B.’s autobiografie: Mijn weg tot Zelfkennis

[5] https://www.nybooks.com/daily/2018/03/16/ivan-ilyin-putins-philosopher-of-russian-fascism/

[6] Deze studie biedt het eerste verslag van Ruslands onheuglijke toewijding aan de theorie en praktijk van autocratie, het meest vormende en krachtige idee in de politieke geschiedenis van Rusland. Richard Pipes overweegt waarom Russische denkers, staatslieden en publicisten historisch altijd hebben beweerd dat Rusland alleen kan gedijen onder een autocratisch regime. Het is een onderzoek van de belangrijkste conservatieve denkers van Rusland en laat zien hoe conservatisme de dominante intellectuele erfenis van Rusland is. Het is de geografische, historische, politieke, militaire en sociale realiteit van het Russische rijk – fundamenteel onveranderd door de revolutie van 1917 – die zijn heersers en opinieleiders er traditioneel van hebben overtuigd dat decentralisatie van het politieke gezag onvermijdelijk zou leiden tot de desintegratie van het land.

[7] Voor een liberaal als Kleinpaste is het niet vreemd dat hij juist meer aandacht wil besteden aan de ideeën van de groep 19de-eeuwse Russische schrijvers die het idealisme van Dostojevski verwierpen zonder in nihilisme te vervallen: Vissarion Belinski, Alexander Herzen en Ivan Toergenjev.

[8] https://www.trouw.nl/nieuws/waes-leert-ons-als-pyongyang-oorlog-wil-heeft-het-zijn-eigen-volk-alvast-mee~b63e1a58/ ; https://www.dailymotion.com/video/x5hsvuj

[9] https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/michael-palin-in-north-korea/ ; https://rts.org.uk/article/michael-palin-travels-north-korea-channel-5

[10] Artikel uit 2014 in European Studies, Volume: 32, Intellectual Exchange and the Rethinking of Europe 1914-1945; pages 189-203  

[11] Gelezen in De Russisch-Orthodoxe kerk van drs. Pieter van Kampen, blz.39-42 (1996).

[12] Meer over de gevolgen van deze en latere pogroms kunt u lezen in mijn recensie over ‘de profetenmond’ in mijn blog over de tijd van Eliëzer ben Jehoeda: https://bvdijk.wordpress.com/2018/06/04/profetenmond-het-levensverhaal-van-elizer-ben-jehoeda-1852-1922-2/

[13] De Russisch-Orthodoxe kerk (Kok Voorhoeve, 1996). Zelf verwijst Van Kampen weer naar het boek van dr. J.C.A. Fetter: De Russen en hun Kerk (van Loghum Slaterus, 1947).

[14] In een excurs in zijn boek Dubbelsnoer van Licht (blz. 318-319) zegt W. Ouweneel dat paradoxaal genoeg het filioque dichter bij het jodendom staat dan de westerse theologie, doordat het weliswaar de triniteitsleer aanhangt, maar de Vader het primaat geeft boven de Zoon en de Geest. God de Vader zendt de Zoon en zendt de Geest. Ook in het Apostolicum staat dit primaat voorop. Strikt genomen is daarin zelfs geen sprake van een drie-eenheid noch worden zij daar God genoeg; er is geen sprake van ‘God de Zoon’ of ‘God de Heilige Geest’. Vgl. Jes. 64:8 en Mal. 2:10. Anderzijds wijzen orthodoxe christenen het subordinatianisme af, dat de Zoon onderschikt maakt aan de Vader.

[15] http://www.metahistorie.com/gallery/anno%20domini%201000-2000%20incl%20voor-%20achterflap.pdf Blz. 84-85

[16] Auteur van de klassieker The mystical Theology of the Eastern church (1957) waarin hij stelt dat de oosterse traditie “… nooit een scherp onderscheid heeft gemaakt tussen mystiek en theologie; tussen persoonlijke ervaring van de goddelijke mysteries en het dogma dat door de kerk wordt bevestigd. Door hem en anderen (zoals John Meyendorff, Kalistos Ware) heeft de oosters-orthodoxe theologie een wereldwijs karakter gekregen. Willem J. Ouweneel wijdt in zijn boek Een dubbelsnoer van licht (2014) in een dubbelportret met (Menachem Schmeerson) aan hem, aangezien hij getrouwd was met Madeleine Shapiro, die van Russische-joodse afkomst was, maar zich tijdens haar studie tot het oosters-orthodoxe christendom bekeerd had. Doordat hun kinderen als joods golden moesten zij tijdens de nazi-bezetting van Frankrijk onderduiken.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.