The case for the Hebrew origin of the Gospels and the Messianic Church
Het Johannes evangelie gekaapt en ingekapseld door Grieks denken

Deze blog is een aanvulling op mijn review van Beyond Acts van Paul Finch, vooral waar het gaat om de daarin weergegeven spanning tussen Rome en Efeze: tussen de apostelen Paulus/Petrus enerzijds en de apostel Johannes anderzijds; tussen de Grieks en Latijns denken gemeenten en hun ‘bisschoppen’ enerzijds en de johanneïsche of joods-christelijke gemeenschap anderzijds. Dankzij mijn kennismaking met de Chronological Gospels, het levenswerk van Michael Rood, had ik al meegekregen dat er we niet blind vanuit kunnen gaan, dat onze vertalingen ten alle tijden op 100% betrouwbare manuscripten berust. Hij heeft nl. aangetoond, dat een cruciaal extra vers (Johannes 6:4) was toegevoegd, waardoor het zicht op het verloop van de missie van Jesjoea volgens de opzet van de auteur van het ‘Johannes’ Evangelie werd vertroebeld.
Anderen, zoals Pieter van ’t Riet, hebben bovendien aangetoond, waarom we niet zonder meer kunnen stellen dat de auteur van het Johannes evangelie, ook daadwerkelijk de zoon van Zebedeüs was, en ook nog eens de geliefde discipel. Zie zijn studie over het Evangelie uit het leerhuis van Lazarus.
Dit wordt nu ook nog eens bevestigd in dit boek van dr. Miles Jones, die als een tweede getuige tot eenzelfde conclusie kwam en aantoont dat er meer aan de hand is geweest bij het tot stand komen de Griekse vertaling waaraan in oorsprong een Hebreeuws Evangelie ten grondslag lag. En dat dit bovendien niet zomaar een typo of vergissing was, maar gevolg van een politieke agenda, waardoor nu nog steeds bijna iedereen er vanuit gaat, dat de duur van Jezus bediening 3,5 jaar moet zijn geweest. Een agenda – zo ontdekte Michael Rood – die tot stand was gebracht door ‘kerkhistoricus’ Eusebius van Caesarea, die als hoftheoloog in dienst was van keizer Constantijn, na dienst ‘ommezwaai’, ten einde hem te kunnen legitimeren als Pontifex Romanum op grond van zijn interpretatie van Dan. 9:24-27.
Eusebius was een van de bisschoppen die aanwezig was op het concilie van Nicea in 325 CE, voorgezeten door Keizer Constantijn waar de geloofsbelijdenis van Nicea, een geloofsverklaring vereist van alle christenen, werd gecodificeerd samen met de vaststelling van de canon van de Schrift. Het lucratieve contract om 50 gezaghebbende exemplaren van de Bijbel produceren, om naar alle delen van het Romeinse Rijk te sturen, was toegekend aan Eusebius. Eusebius herwerkte niet alleen de Bijbel, wat nodig was omdat er waren zo veel corrupte versies, maar hij schreef ook de orthodoxe Geschiedenis van de kerk, zoals: evenals Het leven van Constantijn. Het is dus niet verwonderlijk dat de nieuwe bewering van Eusebius van de 3½-jarige bediening van Jezus tot zijn conclusie leidde, dat tegen de vierde eeuw alle profetie was vervuld en dat Christus inderdaad in absolute macht was teruggekeerd over alle koninkrijken van de aarde in de plaatsvervangend persoon van… keizer Constantijn!
Door het verwijderen van de glosse in Joh. 6:4 wordt bovendien ineens de onderliggende opzet zichtbaar, dat van het doorlopend patroon van de Bijbelse feesten en hoe Jesjoea heel nauwkeurig de profetische vervulling is van de Feesten, zoals die de Thora en de geschiedenis van het judaïsme was gegroeid. Michael Rood concludeerde o.b.v. reconstructie [1] van het leven van Jesjoea, m.b.v. de Bijbelse kalender, dat de bediening van Jesjoea precies 70 weken duurde: vanaf zijn Mikveh (doop) in de Jordaan op 16 februari 27 AD tot Zijn Hemelvaart en uitstorting van de Heilige Geest in juni 28 CE.
Dankzij de kennismaking met Nehemia Gordon in Jeruzalem, kwam hij destijds op het spoor van Hebreeuwse versie van het Mattheüs evangelie[2]. Toen Nehemia Gordon een boek van George Howard over Hebrew Gospel of Matthew vond in de Hebrew University, kreeg hij de opmerking: “wie zoekt er nu op de combinatie van Hebreeuws en Evangelie?” Op zoek naar manuscripten die de Naam van God met drie [JeHoVaH] i.p.v. twee klinkers [JaHWeH] weergeven – vond hij tijdens zijn bezoek aan het de bibliotheek van het Vaticaan tot zijn grote verbazing in een Junk Box allerlei Hebrew writings, waarmee bibliothecaris kennelijk niet wist te catalogiseren.

https://www.nehemiaswall.com/hebrew-gospels-luke-john-vatican
De logische vraag is of naast een Hebreeuws origineel van het Mattheüs-evangelie – zoals door Papias was bevestigd – er ook een oorspronkelijke Hebreeuwse versie van de andere drie evangeliën bestond.
De joodse christen Epiphanius (c. 315-403) bisschop van Salamis verklaarde in zijn Panarion dat Hebreeuws Mattheüs – evenals vertalingen van Johannes en Handelingen in het Hebreeuws – zich in de bibliotheek van Tiberius bevonden. Hij citeerde zelfs vanaf het begin van Lucas dat het uit het Hebreeuwse evangelie kwam.
Hebrew Gospels from Catalonia

Wij weten nu, dat na de vertaling van de evangeliën in het Latijn door Hiëronymus, het Hebreeuws verboden werd als een geschreven taal van de Schrift. Gedacht werd dat ze verloren waren. Dat waren ze niet! Ze gingen ondergronds om in het middeleeuwse Spanje weer boven water te komen en staan nu bekend als de Hebrew Gospels from Catalonia (HGC] en de ‘Shem Tov Hebrew Matthew’ [STM], nadat zij na 500 jaar uit de vergetelheid werden gehaald in de Biblioteca Apostolica Vaticana[3] als folio Vat. Ebr. 100: https://www.hebrewgospels.com/. Ze overleefden daar, omdat iemand ze verborg door het manuscript van de Hebreeuwse evangeliën onder The Tales of Sendebar te binden, een andere tekst in het Hebreeuws. Het duurde tot 1956 voordat een diepgaande analyse van de Hebreeuwse holdings van de Vaticaanse Bibliotheek deze onthulde. Het was blijkbaar een vertaling van het Catalaans naar het Hebreeuws, dus er was weinig interesse of onderzoek naar dit 100 pagina’s tellende Hebreeuwse manuscript. Dankzij dr. Miles Jones reis naar Israel in december 2013 om de vroegste tekst van de evangeliën te vinden, onthulde de database met behulp van de staf van de Israel National Library, dat die vroegste tekst, de Hebrew Gospels from Catalonia nooit eerder vertaald waren.
De analyse van Miles Jones heeft zonder enige twijfel aangetoond dat het Evangelie van Mattheüs afkomstig was van een Hebreeuwse bron uit de eerste eeuw en een raam opende naar de eerste kerk, de Messiaanse kerk van Jesjoea Ha Mashiach. Naast extern bewijs geeft hij als intern bewijs de overeenkomst van de HGC met het commentaar op Mattheüs van de kerkvader Hieronymus, die zegt dat in de Hebreeuwse versie een andere naam voor Barabbas [Aramees voor Bar Abbas, zoon van de vader] wordt gebruikt, nl. Bar Rabban = zoon van hun leraar en wel alle vier keer dat naar deze gevangene wordt verwezen (Mt. 27:16,17,20,21)!
Dezelfde Hieronymus heeft ook een traditie uit de oude kerk bewaard dat het niet het gordijn in de Tempel was dat scheurde, maar de Tempel lateisteen van een bijzondere afmeting![4] Zo ook in de HGC, waar de aardbeving verantwoordelijk is voor het breken van de grote lateisteen boven de ingang van de binnen tempel ‘de stenen splijten in het midden’. Die schade zou natuurlijk ook het gordijn onder de latei hebben gescheurd. Het gordijn alleen kon echter nauwelijks worden gescheurd door een aardbeving zonder andere schade.
Door de Inquisitie – die juist begonnen was om de herleefde Messiaanse gemeente te onderdrukken – gingen deze Neo-Messianics ondergronds onder verschillende namen. Zo is de Waldensian of Roumant Bible nog een ander voorbeeld van een bestaande Hebrew Manuscript Tradition. Dat was de Bijbel van de Waldenzen die millennia buiten de Roomse Kerk bestonden, afstammelingen van de Paulicianen die hun eigen Schriftuur met zich meedroegen, de Old Itala Bible, een Latijnse tekst van vóór Eusebius. Deze tekst is vertaald in de Roumant taal. Zij behielden The Received Text van de Bijbel buiten de greep en hegemonie van de Greco-Roman church. De Bijbelvertalingen van de Reformatie gaan terug op deze bron. Hoewel vele duizenden Messiaanse gelovigen werden gemarteld en geslagen – evenals de Waldenzen (Het Israël van de Alpen] die Rome’s autoriteit en interpretatie van de Schrift niet accepteerden, werden zij niet uitgeroeid. Sterker nog binnen dertig jaar, was twee-derde van Europa Protestants.
Onlangs is in januari 2022 ook Volume Two uitgekomen, waarin hij ook middels ‘research updates’ zijn bijzondere getuigenis geeft van het boven water halen van nog meer Hebreeuwse Messiaanse manuscripten in bibliotheken in West-Europa.


In de John Rylands Library in Manchester vond hij ook nog een vijfde Hebreeuws manuscript van de evangeliën (Gaster MS 1616) uit de vroege jaren 1800 in de Cochin Collection uit India, samen met een compleet Nieuw Testament (Brit Hadashah). Hij verkreeg ook exemplaren van het British Museum van de Hebreeuwse Brieven van 2 Petrus, Jakobus, Judas en het Hazon MS Hebrew manuscript van Openbaring. En in Parijs wist hij een digitale kopie te kopen van het Pieresc Manuscript (het NT in Catalan, vertaald vanuit de Hebreeuwse Evangeliën).
Handelingen der apostelen! O ja? en rest van de apostelen dan?
Wie analyse maakt van de opzet van het boek Handelingen, zal onder meer concluderen hoe de aandacht van alle apostelen uiteindelijk en vooral uitgaat naar hoe het Evangelie van het Koninkrijk van God via de dertiende apostel Paulus Rome bereikt.
Maar wat moeten wij zelf vervolgens met het gegeven dat het Nieuwe Testament geen Handelingen kent van wel en wee van de overige apostelen?
Het boek Handelingen zegt weinig tot niets over de meeste apostelen. Het draait allemaal om Paulus, de ‘apostel van de heidenen’ (Gal. 2: 8), vooral na hoofdstuk 8 gaat het allemaal om de Griekse heidense kerk van Paulus. Zozeer zelfs dat sommigen hebben beweerd, dat Paulus de echte grondlegger van het Christendom is.
In Hand. 6: 1 lezen we al over de twist onder de Grieks sprekende joden tegen de Hebreeën. Latere Griekse christenen die de evangeliën hadden gekopieerd, vertaald en geïnterpreteerd, wisten niet van de voortdurende spanning tussen Hebreeën en Grieken.
In Gal. 2: 9-13 lezen we over de confrontatie met Petrus. In 2:16 zien we in feite de splitsing tussen de Jeruzalem-kerk en de pasgeboren niet-joodse kerk, n.a.v. de kwestie over de naleving van de Thora.
In Gal. 2:21 heeft Paulus zijn standpunt ingenomen: “Wij weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd.”
In Handelingen 21:24 wordt Paulus verteld van tienduizenden ‘Messiasbelijdende Joden ‘die ijverig zijn voor de wet!’ Een indirecte beschuldiging die vond dat Paulus het ‘Akkoord van Jeruzalem’ te ver had doorgevoerd.
Na de 1e gevangenschap in Rome gebruikte hij zijn vrijlating om een gelofte na te komen die hij had afgelegd voor een speciale zendingsreis Rom. 15: 24-28: om naar Sepharad (Spanje) of Hispania te gaan waar een enorme populatie Hebreeën was.
De apostel Jakobus (de Grote) zou het evangelie aan de Joden in Sefarad[5] hebben gebracht. Zijn botten werden volgens de overlevering begraven in het heiligdom op Santiago de Compostella, gelegen in het uiterste westen van Spanje.
En leuke test die jezelf kan doen is tellen hoeveel van de twaalf apostelen je bij naam kent? Hoe ver kom je? Ik verwacht dat je er zes weet op te noemen. Knap als je ook Filippus, Thomas en Bartholomeus wist op te noemen. Maar ik maak me sterk dat ook deze drie bij je opkomen: Jakobus de Jongere, Simon en Judas. Is het niet verdacht dat we nagenoeg niets over hen te weten komen. Geeft het niet de denken dat we uitgerekend van de (half)broers van Jezus nauwelijks iets verteld wordt?
Jakobus de Jongere is de zoon van Alfeüs = Klopas = broer van Jozef, 2e eega van Maria, de moeder van Jezus. Volgens sommigen is hij dezelfde als Jakobus de Rechtvaardige, zowel die van de Brief van Jakobus als de gemeenteleider van Jeruzalem (Hand. 15). Anderen onderscheiden hem van deze Jakobus door de laatste die zien als ook een latere zoon van Jozef en Maria.
Simon de Zeloot = ook een zoon van Klopas dus een neef van Jezus. Over hem waren nog vele andere tradities in omloop.[6]
Judas, van wie we ook een brief hebben: bij de synoptici wordt hij de apostel Judas Taddeüs genoemd, Daarbij is niet zeker of het om dezelfde persoon gaat.
Volgens Markus 6:3 was er ook nog een Joses, maar mogelijk is dat een aanduiding van Jesjoea zelf.
Na de dood van Jacobus in AD 62 zou eerst Simon hem opvolgen en na diens marteldood in 106, Judas die toen inmiddels 95 jaar oud was en de laatste Joodse bisschop van Jeruzalem. Het was Simon die de Messiaanse Congregatie op tijd op weg naar Pella leidde toen Jeruzalem omringd zou worden door Romeinse legioenen tijdens de Joodse oorlog. Een deel zou later terugkomen, een ander deel zou blijven en bekend worden als enerzijds Nazareners en anderzijds als Ebionieten en nog een ander deel zou emigreren en uitwijken naar Sefaràd [Catalonië]. Zij maakten kopieën die de naam kregen: “Evangelie van de Hebreeën.”
Dynastie van Jesjoea
De kerk zonder Paulus zou gedomineerd zijn door de “Jesjoea-dynastie”! Je hebt hier vast nog nooit van gehoord, want de Griekse en Romeinse kerken wilden immers de familielijn van Jesjoea bagatelliseren. waaronder die van Zacharia en zijn zoon Yohanan Ha Matbil (Johannes de Doper).
In 2006 publiceerde James D. Tabor een uiterst fascinerende doch ook controversiële studie over de Jezus-Dynastie: de verborgen geschiedenis van Jezus en het ontstaan van het Christendom.
Na de kruisiging van Jezus zou zijn halfbroer Jacobus, die later ook door de Romeinen ter dood zou worden gebracht, de ‘dynastie van Jezus’ volgens de joodse traditie hebben voortgezet. Hij wordt ook wel Jakobus de Rechtvaardige genoemd: de broer van Jesjoea en leider van de gemeente in Jeruzalem werd zowel onder Messianics als Joden vereerd, en wel zodanig dat de sekte van de Nazarenen het judaïsme bijna overvleugelde. Het was deze bedreiging voor de machtsstructuur die leidde tot de dood van Jakobus.
De messiaanse Jood Hegesippus was ca. 180 AD de vroegste kroniekschrijver van de kerk. Hij was een van weinige christelijke schrijvers die Hebreeuws kende, zoals ook Origines van Alexandrië, en later Ephrem de Syriër (c. 306-373)[7] en Hiëronymus.
Enkele fragmenten van zijn Vijf Boeken met Herinneringen zijn bewaard gebleven. In de 14e eeuw was het in ieder geval nog niet aanwezig in de bibliotheek van de Hagia Sophia in Constantinopel, toen bisschop Nicephorus Xanthopoulos het letterlijk citeerde in zijn 23 volume Historia Ecclesiastica, waarvan 18 overleefden.
Volgens hem was Cleopas ofKlopas (van chalaph) (Joh 19:25) de broer van Jozef, de man van Maria. In het Grieks werd hij ook wel Alpheus genoemd.
Volgens Hegesipus was Simeon de zoon van Cleophas in 62 de opvolger van Jakobus. In 106 na Christus stierf hij als martelaar door kruisiging in Jeruzalem. Dat was onder proconsul Tiberius Claudius Herodes. Van Trajanus werd gezegd dat hij de twee broers, James en Zocher, kleinzonen van Judas gemarteld heeft.
Epiphanius schreef over de terugkeer van Messiaanse Joodse gelovigen in Jesjoea vanuit Pella naar Jeruzalem en hoe ene Aquila tot geloof kwam, toen hij de discipelen van de apostelen zag bloeien in geloof en grote tekenen, genezingen en andere wonderen deden.
Heeft Johannes wel het hele vierde evangelie geschreven?
Net als voor Miles Jones is het ook voor Peter van ’t Riet in iedere geval een uitgemaakte zaak, dat Johannes in ieder geval niet de (enig) auteur is. In 1996 publiceerde hij zijn onderzoek in Het evangelie uit het leerhuis van Lazarus – Een speurtocht naar de joodse herkomst van het vierde evangelie. Eeuwenlang is het vierde evangelie bekend geweest als het “Evangelie van Johannes”. Het wordt door veel geleerden beschouwd als een Hellenistisch en anti-Joods geschrift. Op zijn website is te lezen: “Uit zijn onderzoek naar het vierde evangelie komt naar voren dat dit evangelie niet geschreven is door de apostel Johannes, maar afkomstig is uit de kring rond Jezus’ vriend Lazarus. Het vierde evangelie vertoont veel verwantschap met het taalgebruik en de opvattingen van de Essenen. Net als de geschriften van de Essenen vertoont het een uitgesproken polemiek tegen de Judese overpriesters die Jeruzalem en de tempel bestuurden.
De negatieve voorstelling over de joden in dit evangelie berust op een onjuiste vertaling van het Griekse woord Ioudaios, dat naast “joden” ook “Judeeërs” betekende. Het vierde evangelie is dan ook het beste op te vatten als een intern-joodse polemiek tegen de Judese priesteraristocratie die door zijn slecht bestuur over Judea en Jeruzalem de verwoesting van de tempel en de offerdienst op zijn geweten had. Dit evangelie laat Jezus’ levensweg zien als een alternatief voor de in 70 CJ weggevallen tempel- en offerdienst.” “Deze beweging bij Qumran bestond vooral uit priesters die een problematische verhouding hadden met de offerdienst en het tempelbestuur in Jeruzalem.”
Het vierde evangelie is niet geschreven door de apostel Johannes, maar door aanhangers van Jezus’ discipel Lazarus. Hij was de “discipel die Jezus lief had”. Vandaar de titel van dit boek: Het Evangelie uit het Leerhuis van Lazarus. Lazarus was waarschijnlijk aangetrouwde familie van Jezus, maar stond op gespannen voet met diens broers en met de apostel Petrus.
De eindredacteur van het Johannes-Evangelie kan in ieder geval niet dezelfde zijn als ‘de discipel, die van deze dingen getuigt, en deze dingen geschreven heeft; en wij weten, dat zijn getuigenis waarachtig is.’ Deze geliefde discipel, naar wie dit vers refereert is wel de bron van (een deel) van het evangelie. Hij is ‘de andere discipel dien Jezus liefhad’ en die bekend was bij de hogepriester en niet vluchtte toen Jesjoea gearresteerd werd en bij zijn kruisiging wel aanwezig was. Hij komt pas voor het eerst ter sprake bij het einde van het ‘Laatste Avondmaal’, waar hij aanzat en tegen Jezus aanleunde (hetgeen getuigde van een hechte relatie en vertrouwen), toen de vraag naar de verrader gesteld werd. Hij was niet een van de twaalf, want die waren al aanwezig voordat de ‘andere discipel’ arriveerde. Hoe weten we dat? Het ‘Johannes-evangelie’ wijdt maar liefst vijf hoofdstukken (13:2-17:26) aan de nasleep van deze maaltijd, meer dan alle andere evangeliën samen. Niettemin is daarin nergens sprake van de Tafel van de Heer noch van wijn of brood. Hij was daar niet bij geweest, dus horen we hem daarover niet in zijn getuigenis, aldus Miles Jones.
Wie was die andere discipel? In ieder geval niet Johannes!
Opvallend is dat bij een vergelijking met Johannes in de andere evangeliën het opvalt, dat overal waar Johannes (en zijn broer Jacobus), zonen van Zebedeüs wel nadrukkelijk voorkomen, het Johannes-evangelie daar geen enkele verwijzing naar heeft.
Als in Hand. 4:13 sprake is van de arrestatie van Petrus en Johannes door Annas, de hogepriester en Kajafas en zij hun vrijmoedigheid zagen, merkten zij op dat ze ongeleerde en eenvoudige mensen waren.
M.a.w. de hogepriester kende Johannes niet en daarom kan hij ook niet de geliefde discipel zijn, waarvan sprake is in Johannes 18:16, waar staat dat de geliefde discipel de hogepriester wel kende!
Er is geen enkel vers in de Schrift dat beweert of impliceert dat Johannes de Apostel de auteur van het Vierde Evangelie was. Dit is – volgens dr. Miles Jones – puur een draai van de Griekse heidense kerk. Ze hadden een Grieks evangelie van een apostel nodig om het Hebreeuwse evangelie van Mattheüs tegen te gaan, anders was het evangelie slechts een Hebreeuws verhaal!
Hoewel het getuigenis van deze geliefde discipel zeker ten grondslag ligt aan dit evangelie, wil dat nog niet zeggen dat hij alles geschreven heeft.
Een boeiende en verrassend commentaar is dat van Raymond E. Brown – De gemeenschap van de geliefde discipel[8], die stelt dat dit evangelie op moet verschillende niveaus moet worden gelezen: letterlijk als het vertellen van het verhaal van Jezus en autobiografisch als het vertegenwoordigen van de geschiedenis van de gemeenschap waarin het is ontstaan:
- Enkele van de eerste leden van de gemeenschap waren discipelen van Johannes de Doper (1: 35-42)
- Een tweede groep, bestaande uit anti-tempel joden, is de gemeenschap binnengekomen (4: 1) en heeft een belangrijke rol gespeeld bij de bekering van een aantal Samaritanen (4: 1-42; 8:48)
- Een conflict leidde tot de verdrijving uit de synagoge: vgl. De blinde man van Johannes 9 speelt deze geschiedenis na. Sterker nog: door het doden van enkele johanneïsche christenen (16: 2) denken ‘zij’ God een dienst te bewijzen.
- Deze verdrijving resulteerde in de opname van heidenen in de gemeenschap (12: 20-23). Daarom moet de evangelist (noch Johannes, noch de geliefde leerling) Joodse termen als ‘Messias’ uitleggen.
- In de johanneïsche brieven wordt de ontwikkeling van een verdeeldheid in de gemeenschap weerspiegeld. Een factie verliet de groep 1 Joh 2:19. “behoorde niet echt tot ons”; ze waren “antichristen”. De brief van 1 Johannes is geschreven door een onbekend lid van de gemeenschap om de interpretatie van secessie (afscheiding) van het evangelie te bestrijden.
- De separatisten bewogen zich snel in de richting van het gnosticisme[9]
De Geliefde Discipel
Er is maar één discipel in de evangeliën die wordt beschreven als degene van wie Jesjoea hield, namelijk Lazarus. “Zijn zusters dan stuurden Hem de boodschap: Heere, zie, hij die U liefhebt, is ziek”. (Johannes 11: 3).
Karl Junger is zich in zijn boek De Evangelie Code[10] bewust dat anderen menen dat de geliefde discipel Lazarus zou kunnen zijn, de man die Jezus had opgewekt uit de dood en alleen in het ‘Johannes-evangelie’ voorkomt. Junger zegt echter dat dit verhaal echter niet zegt dat Lazarus een discipel was, terwijl hij dat wel expliciet zegt van de geliefde discipel bij het avondmaal (13:23) en bij Jezus’ verschijning aan het Meer van Galilea (21:20). Junger vraagt terecht: “als Lazarus deze discipel zou zijn, had de auteur geen reden om zijn naam niet te noemen.” Want waarom deze geheimzinnigheid over deze discipel? In 4 van de 5 keer dat deze anonieme discipel voorkomt, is bovendien sprake van een driekhoeksituatie: Jezus, de anonieme discipel en Simon Petrus en is er impliciet sprake van een hiërarchische verhouding volgens diezelfde volgorde.
Die aan de voet van het kruis stond, aan wiens zorgen Jesjoea zijn moeder toevertrouwde. Hij was de eerste bij het graf en geloofde in Zijn opstanding. Hij was de eerste die Jesjoea herkende toen Hij aan de discipelen verscheen bij het Meer van Galilea. Op basis van Joh. 18:15 weten we dat hij bekend was bij de hogepriester en mogelijk zelf een priester geweest zijn en waarschijnlijk hoopte als getuige à décharge op te treden. Karl Junger legt vervolgens uit waarom hij denkt dat de geliefde discipel evenals de anoniem jongeling in Marcus die gekleed was in een wit (16:5) linnen gewaad (14:51) doelen op Jakobus de broer van Jezus.
In het vierde evangelie is de verhouding tot de offerdienst en het tempelbestuur het centrale probleem. Vooral toen de tempel in 70 CJ verwoest was en de offerdienst beëindigd, werd alom de vraag gesteld: wat nu? Volgens Peter van ’t Riet heeft het Leerhuis van Lazarus in de levenswijze van Jezus een alternatief voor de verdwenen offerdienst gezien. Het voorbeeld van de lijdende rechtvaardige (“het lam van God”) brengt de Tora-getrouwe mens dichter tot de EEUWIGE, evenals de offerdienst dat deed. Dit voorbeeld navolgen kan de offerdienst vervangen in een tijd waarin de tempel verwoest is. Voor recensies, zie: http://www.petervantriet.nl/page.php?pageID=59
Hoe is het verder gegaan met Lazarus?
Volgens de traditie van de Oosters-orthodoxe kerk werd Lazarus enige tijd na de opstanding van Christus gedwongen Judea te ontvluchten vanwege geruchten over zijn leven en kwam hij naar Cyprus. Daar werd hij door Paulus en Barnabas aangesteld als de eerste bisschop van Kition (nu Larnaca). Hij woonde daar nog 30 jaar en werd na zijn dood daar voor de tweede en laatste keer begraven. In Lanarca werd een tombe gevonden met de inscriptie “Lazarus van de vier dagen, de vriend van Christus“.[11]
PS: Waarom dan toch Johannes evangelie genoemd?
De eerste persoon die Johannes, de zoon van Zebedeüs, identificeert als de auteur was kerkvader Irenaeus in zijn boek Adversus Haereses (Tegen de ketters), ca. 180 AD die beweert dat Johannes nog leefde t.t.v. keizer Trajanus (98-117 AD) en later ook in de Canon Muratori (179-200 AD) en wel als ooggetuige. Die traditie werd tot een consensus is en is dat gebleven tot de 18e eeuw. Zie verder o.a. publicatie van prof. Jan van der Watt (2007) uit Zuid-Afrika.
Griekse redactie
We moeten niet vergeten dat het vierde evangelie werd uitgegeven door Griekse heiden(en). De agenda van de Griekse redactie kwam niet altijd overeen met die van ‘de geliefde discipel’.
Er zijn 60 derde-persoon invoegingen in dit evangelie. Zes van de invoegingen zijn directe vertalingen ten behoeve van Griekse lezers. ingeleid met de zin: “dit is vertaald …”, zoals in: En zij zeiden tegen Hem: Rabbi (wat vertaald wil zeggen: Meester), waar woont U? Joh. 1:39
I.p.v. het Hebreeuws Masjiach vinden we het Griekse Messias (met een s ipv een h). Het Griekse woord Christos voor Jesjoea ha Mashiach werd pas decennia later gebruikt. Zo zijn veel namen overduidelijk latere invoegingen, zoals in of Wij hebben de Messias gevonden, wat vertaald wordt als de Christus. (Joh.1: 42). De redacteur was kennelijk geen jood, aangezien alle verzen die verwijzen naar de feestdagen spreken over “van de joden”.
Als in Joh. 20:16 Maria zich omkeert bij het horen van haar naam en tegen Hem zegt Rabboeni, dan betekent dat eenvoudig: Mijn Meester. Verontrustender wordt het wanneer in Joh. 4:25 de volgende woorden in mond van de spreker worden gelegd: De vrouw zei tegen Hem: Ik weet dat de Messias komt (Die Christus genoemd wordt); wanneer Die gekomen zal zijn, zal Hij ons alles verkondigen.
Wie zouden de Messias ‘Christus’ genoemd hebben – lang voordat een Griek een gelovige werd?
Zes verzen verwijzen naar de feestdagen ‘van de Joden’: 2:13; 5:1; 6:4; 7:2; 10:22; 11:55
Niemand zou zo in de derde persoon spreken, tenzij ze zelf geen joden zijn. Vgl. 5:1 Hierna was er een feest van de Joden en Jezus ging naar Jeruzalem. Het is duidelijk dat de auteur dan wel zijn publiek hier niet bekend is met ‘dit feest van de Joden’, anders had hij gesproken over het Wekenfeest [Sjavoe’ot] of de tarweoogstfeest in het voorjaar. Om van 6:4 maar niet te spreken: Deze later door Eusebius toegevoegde tekst is ook daarom nog eens misplaatst, door de wonderlijke spijziging te plaatsen tijdens Pascha als aansluitend het Feest van de Ongezuurde Broden wordt gehouden. (vgl. Lev. 23:6).
De HGC (Hebrew Gospels from Catalonia) werd terugvertaald in het Hebreeuws. Joh. 7:2 van de HGC gebruikt het woord Scenophegia (Grieks voor Sukkot/Loofhuttenfeest) doch geschreven in Hebreeuwse letters. Dat is een duidelijk bewijs dat Johannes in de HGC was vertaald van een later Grieks manuscript, aangezien een Hebreeuws kopiist dat woord niet zou kennen.
In Joh. 10:22 van de HGC En het was het feest van de inwijding van de tempel in Jeruzalem, en het was winter staat zoals je zou verwachten Chanoeka i.p.v. Vernieuwingsfeest.
De veelvuldige invoegingen in vertalingen geven aan dat dit evangelie oorspronkelijk in het Hebreeuws was geschreven en vervolgens in het Grieks werd vertaald. De versie in de HGC werd vanuit de Griekse versie weer in het Hebreeuws vertaald. Dat is de enige verklaring voor het Griekse woord Scenophegia (Tabernakels) geschreven in Hebreeuwse letters.
Acculturatie-principe
Hoe verder – hoe meer specifieke details van het verhaal verloren gaan – en culturele eigenschappen van de auteurs of vertalers worden toegevoegd. Naarmate de Heidenen, incl. christenen, meer antisemitisch werden, zo ook hun religieuze geschriften, zelfs in de Evangeliën. Volgens Miles Jones kunnen we deze tendens zien in de historische opeenvolging van achtereenvolgens Mattheüs (40 AD); Lucas (50); Paulus (40-60); Marcus (60) en vooral Johannes (90-100). Mattheüs en Lucas zijn nog het meest “Hebreeuws-positief”.
Het Laatste Evangelie bevat ongetwijfeld enkele van de meest afstotelijke uitspraken over joden in NT. Tijdens Reveilweek in Ambt Delden in zomer van 2019 hield Evert van de Poll een seminar over het vermeende antisemitisme of negatieve beeldvorming in het Nieuwe Testament, met name in het ‘Johannes-evangelie’.
Ook Miles Jones beaamt dit. Verklaringen als ‘De joden zochten meer om hem te doden’ (5:18), maken geen onderscheid tussen de vele joden die hem vereerden en de weinige die hem dood wilden. Alle schuld wordt bij “de Joden” als geheel gelegd! En zo zijn er meer generalisaties over ‘de Joden’.
“De Griekse kerk had het nodig dat het van Johannes’ pen kwam, een Grieks evangelie van de apostel Johannes, als tegenwicht voor het Hebreeuwse Evangelie van de apostel Mattheüs. Het was echter een heruitgave door een derde persoon door Grieken, dus net als Markus en Lukas was Johannes ook tweedehands! Het Hebreeuwse evangelie van Mattheüs is het enige ooggetuigenverslag uit de eerste hand van een apostel!” (blz. 255)
Door deze re-editing door de Grieken, zou het ‘Liefdes’ Evangelie van Johannes gebruikt worden om de daaropvolgende millennia moorddadige haat tegen Joden op te wekken!
De bewering dat de Joden Jesjoea en zijn bediening verwierpen, is een mythe. Het judaïsme verwierp uiteindelijk zijn Messiaanse sekte – anders zou het door haar worden overgenomen! Zeggen dat het Joodse volk Jesjoea heeft vermoord, is absoluut niet waar! Herodes Antipas bewerkstelligde de dood van Jesjoea – en Herodes was geen Jood! Moeten we verrast zijn dat de Roomse Kerk de Romeinen zou vrijpleiten en de Joden tot zondebok zou maken?
De grote scheiding

De enige manier om de evangeliën echt te begrijpen, is ze te zien als een procedure na een echtscheidingsproces! Op het moment dat de evangeliën en NT-boeken werden geschreven – het christendom was een sekte van het jodendom stonden zij op het punt dat de wegen scheidden: of zoals de titel van een bekend boek van James D.G. Dunn zegt: “The Parting of the Ways“. Daarom was er zoveel verdeeldheid over de naleving van de Mozaïsche wet. Het was onvermijdelijk dat de scheiding met de Messiaanse Kerk en met het jodendom plaatsvond – omdat ze één waren. U scheidt van de echtgenoot en ook de schoonfamilie wordt overboord gegooid.
De Messias teruggekeerd in de persoon van Constantijn
Tegen AD 324 was Constantijn de enige heerser van het Romeinse Rijk. Hij verspilde geen tijd om zijn macht te consolideren. Een jaar later organiseerde hij het Concilie van Nicea voor een algemene geloofsbelijdenis voor alle christenen. De bisschoppen kwamen vanuit alle belangrijke bisdommen, met uitzondering van de Joods christelijke bisschoppen uit Jeruzalem. Die waren niet uitgenodigd! Het juiste geloof werd vastgesteld en wie het niet eens was, werd veroordeeld als ‘ketters’. Constantijn maakte een einde aan de kruisigingen, doch christenen die zich niet konden vinden in zijn opgelegde eenheid zouden voortaan op de brandstapel worden verbrand. Ondanks zijn gecalculeerde keuze voor het teken van het Kruis (dat overigens meer verwantschap had met de letter T van Tammuz[12]), moeten wij stellen dat zijn houding naar christenen altijd was altijd bedoeld om zijn macht te consolideren, niet zijn geloof.
Keizers verwachtten dat ze als goden zouden worden aanbeden. Het opnemen van Constantijns goddelijkheid in christendom was de taak van Eusebius. Plus het motief van Eusebius – hoftheoloog van Constantijn –om een periode van 3 ½ jaar bediening van Jezus te creëren op grond van zijn interpretatie van Daniël 9: 24-27 om tot de ‘Schriftuurlijke’ conclusie te komen dat ‘het einde van de profetie”[13] vervuld was en de overwinnende koning Messias in absolute macht over alle koninkrijken der aarde was teruggekeerd in de persoon van Constantijn!
‘Symbolisch nam Constantijn de bisschoppen van de kerk mee naar een hoge bergtop bij het Concilie van Nicea en beloofde hun, dat ze over alle koninkrijken van de aarde zouden regeren als ze voor hem zouden buigen … en ze bogen voor de Romeinse keizer! ” (blz. 281).
Al snel begon de Roomse kerk christenen te executeren die hun leerstellingen niet accepteerden – en verbrandden zij hun bijbelteksten. Degenen die weigerden voor de Romeinse overheersing te buigen, werden ‘judaizers’ genoemd en geëlimineerd.
Joden [incl. Joodse ‘christenen’] werd verboden te evangeliseren of bekeerlingen te accepteren. In plaats daarvan werd druk op hen uitgeoefend hun judaïsme op te geven en niet eens noodzakelijk gedwongen zich tot het christendom te bekeren, maar de Grote Scheiding was definitief. De band tussen christendom en jodendom was doorgesneden.”[14]
Voor een kritisch interview n.a.v. dit boek, zie: Dr Miles Jones with Dr Richard Harvey Part 1 – Discussing “Sons of Zion verses Sons of Greece” Vol 1: https://www.youtube.com/watch?v=ESD3nWZp0a8
In this program Michael Rood and Miles Jones present NEW evidence that proves the Gospels were originally written in Hebrew and, contrary to popular opinion, were never lost.
[1] IJkpunt Gospels: four events common to all gospels
Teken van Jona: drie dagen en drie nachten
[2] https://www.academia.edu/32013676/Hebrew_Gospel_of_MATTHEW_by_George_Howard_-_Part_One.pdf
[3] Zij moeten daar binnen 20 jaar na de Spaanse Inquisitie terecht zijn gekomen.
[4] Hier. Epistle 120.8.2, Ad Hedybiam.
[5] Vgl. Obadja 1:20 En de ballingen van dit leger van de Israëlieten zullen dat wat van de Kanaänieten was, tot aan Zarfath in bezit nemen; de ballingen van Jeruzalem die in Sefarad zijn, zullen de steden van het Zuiderland in bezit nemen.
[6] R.W. Morgan van St. Paul in Britain kwam tot de conclusie: “that he suffered in the east of Britain, perhaps, as tradition affirms, in the vicinity of Caistor, under the prefecture of Caius Decius, the officer whose atrocities were the immediate cause of the Boadicean war, p. 127-8
[7] Ephrem de Syriër besprak het Hebreeuwse evangelie in zijn werk, Commentary on the Diatessaron, waarschijnlijk geschreven in het Syrisch (Aramees). Tatianus Diatessaron was een harmonie van de vier evangeliën. Kerkvaders schreven enkele verzen in de Diatessaron toe aan het ‘Evangelie volgens de Hebreeën’. Ephrem zei zijn commentaar: “Mattheüs schreef zijn evangelie in het Hebreeuws en werd vervolgens in het Grieks vertaald.”
[8] https://www.amazon.nl/Community-Beloved-Disciple-Raymond-Brown/dp/0809121743
https://www.bol.com/nl/f/the-community-of-the-beloved-disciple/36973904/?country=BE
[9] Ontleend aan Jan van der Watt – “An Introduction tot he Johannine Gospel and Letters”. T&T Clark 2007.
[10] Tirion, 2008
[11] https://nl.wikipedia.org/wiki/Lazarus_(Bijbel)
[12] Daarnaast was het kruisteken bij de Chaldeeën een mysterieus symbool van Tau en bij de Egyptenaren was het ook al een uiterst heilig teken. Met Wim Verwoerd vraag ook ik op het de bedoeling is dat we een vloekhout vereren? Zou je dat immers ook bij een galg doen? Zie zijn Weg uit Babylon, blz. 95 waar hij deze conclusies baseert op de ‘Greatness that was Babylon’ van H.W.F. Saggs. NB: Het Griekse woord voor kruis is ‘stauros’ dat staat voor een rechtopstaande balk, dus niet voor een dwarsbalk.
[13] Dan 12:7-8 Na een vastgestelde tijd, vastgestelde tijden en een helft, wanneer Hij er een einde aan gemaakt zal hebben om de macht van het heilige volk stuk te slaan, zal er aan al deze dingen een einde komen
[14] Mike Oppenheimer, 2013, p.1 Church’s … History with the Jews.