Op het scherp van de ideologische snede


Deel een: over Groen van Prinsterer en zijn Krimoorlogcommentaar

Tot mijn verbazing vond ik tussen mijn stapel boeken, een uiterst verrassend dun boekje (essay feitelijk) waarvan ik de herkomst mij niet kan herinneren, mogelijk Bookspot bij de trein. De ondertitel luidt: Rusland en Europa in het licht van Groen van Prinsterer Krimoorlogcommentaar; die van de 19e eeuw. De titel is Op het scherp van de ideologische snede (uitgeverij Aspekt). Geschreven door historicus Jelle Bijl[1] in 2016, die eerder Europese lessen van Groen: Geschiedenisonderwijs voor eurofielen en eurosceptici schreef.

Voorkant boekessay

‘For the West, the demonization of Vladimir Putin is not a policy; it is an alibi for the absence of one.‘ Met deze spitsvondige woorden stelde Henry Kissinger op 5 maart 2014 de Oekraïnepolitiek van het Westen onder kritiek. Het citaat maakt duidelijk dat geopolitiek voor Kissinger prioriteit had boven ideologie. De verhouding tussen werkelijkheid en idee staat ook in dit essay centraal.

In de jaren rond 1855, toen de Russen en een alliantie van Ottomanen, Fransen, Britten en Sardijnen vochten om de Krim, debatteerde politiek Den Haag over de vraag welke positie Nederland moest kiezen in dit conflict. Jelle Bijl besteed met name aandacht aan het Krimoorlogcommentaar van de antirevolutionaire staatsman en historicus Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876). De liberalen, onder leiding van Thorbecke, kozen partij voor de Europese bondgenoten die volgens hem het westerse vrijheidsideaal belichaamden, in tegenstelling tot het autocratische Rusland. Hun grootste opponent was Groen van Prinsterer, voorman van de antirevolutionairen, die vond dat een al te vijandige opstelling jegens Rusland bedreigend was voor de Europese vrede. ‘Vijandschap tussen Rusland en Europa (…) ontboeit in Rusland het bestanddeel van woeste hartstogtelijkheid en geweld’, schreef Groen van Prinsterer destijds in dagblad De Nederlander.’[2] Als beginselpoliticus pur sang was Groen vooral geïnteresseerd in de ideeën achter het politieke handelen. Jelle Bijl gaat in op de ideologische motieven bij de actualisering van Groens Krimoorlogcommentaar, die behalve Nederlander ook een Europeaan was. Het essay als geheel wil ideële wortels blootleggen, zowel in het negentiende-eeuwse als in het huidige Rusland-Europadebat. ‘De felheid waarmee het Russische optreden werd veroordeeld, bracht bij mij Groens Krimoorlog-commentaar weer tot leven’. Volgens Bijl kan Nederland het antirevolutionaire gedachtegoed van eind negentiende eeuw goed gebruiken omdat Rusland opnieuw ‘als imperialistische agressor wordt afgeschilderd’. Met het associatieverdrag als inzet botsen in de pamflettenstrijd van 2016 twee stromingen op elkaar: de ene fel kritisch op alle westerse internationale instituties en van mening dat Rusland niet voor het hoofd moet worden gestoten. De andere ervan overtuigd dat samenwerking tussen de EU en Oekraïne vooruitgang voor beide betekent.

Een opmerkelijk essay waarin Jelle Bijl, de geschiedenis van de 19e eeuw door vertaald naar onze tijd, waar in 2014 Rusland de Krim opnieuw in bezit nam. En waarbij Groen meer beducht was voor de ideologie van de Fransen ten tijde van keizer Napoleon III dan voor de geopolitiek van de Russen. Volgens Bijl kan Nederland het antirevolutionaire gedachtegoed van eind negentiende eeuw goed gebruiken omdat Rusland opnieuw ‘als imperialistische agressor wordt afgeschilderd’ en ‘Isolering zal Rusland niet coöperatiever of inschikkelijker maken, maar daarentegen de antiwesterse elementen overal ter wereld aanwakkeren.’

De Britse opmars naar het beloofde land

Dankzij het boek De Bijbel en het Zwaard van Barbara Tuchman uit 1956, wist ik dat de formele aanleiding van die Krimoorlog, de strijd was tussen Katholieken (Fransen) en Orthodoxen (Russische) over de Heilige Plaatsen in het in verval geraakte Ottomaanse Rijk. Haar boek is een Historisch overzicht van de motieven voor de Britse militaire belangstelling voor Palestina, culminerend in de verovering ervan in 1917. Die gebeurtenis vereiste een gebaar van overeenkomstige betekenis en riep de Balfour-verklaring van 1917 op, waarmee een door de Britten gesponsord nationaal tehuis werd opgericht voor de moderne overlevenden van de mensen van het Oude Testament.

Van oudsher is het Britse volk naar het Heilige Land getrokken door twee belangrijke invloeden: de vertaling van de Bijbel in het Engels en, later, de keizerlijke behoefte om de weg naar India en de toegang tot de olie in het Midden-Oosten te controleren.

De Krimoorlog (1853-1856)

Deze oorlog betrof de strijd van keizerrijk Rusland (Nicolaas I) tegen een alliantie van het Tweede Franse Keizerrijk (Napoleon III), het Britse Rijk, het Ottomaanse Rijk en het koninkrijk Sardinië.

Rusland had toen de Donau-landen Moldavië en Walachije [op Turks grondgebied] bezet en wilde profiteren van de ‘Oude zieke man’ -sultan Aldülmecit, waardoor het toch al in verval geraakte Ottomaanse Rijk ook de grip op ‘Palestina’ verloor en zowel Katholieken en Orthodoxen gingen vechten om de hegemonie over de Heilige Plaatsen daar.

kaart van de Krim-oorlog

Wat de protestanten aangaat: een gezamenlijk Engels/Pruisisch bisdom werd niet lang daarvoor opgericht in 1841, op initiatief van koning Frederik Willem IV van Pruisen. Bisschop Samuel Gobat (1179-1879) wijdde vervolgens in 1849 deze eerste protestantse kerk in het Midden-Oosten in.

De Krimoorlog was een van de eerste oorlogen die op grote schaal werd vastgelegd in geschreven rapporten en foto’s. Het thuisfront bleef, voor het eerst in de geschiedenis, via de kranten op de hoogte van de dagelijkse realiteit van de oorlog.

Frankrijk vreesde in werkelijkheid dat de positie van het Turkse Rijk als belangrijke handelspartner in het gedrang kwam als de Russen er de scepter zouden zwaaien (en hun plan voor aanleg Suez-kanaal zou dwarsbomen). Russische machtsuitbreiding in het Zwarte Zeegebied zou de toegang tot de Britse koloniën in gevaar kunnen brengen.

Tsaar Nicolaas I van Rusland wierp zich op als verdediger van het orthodoxe geloof en wilde met name de orthodoxe minderheid, die aldaar onder Turkse heerschappij leefde, zo gezegd beschermen. Nicolaas’ achterliggend motief echter was eveneens economisch van aard: gebiedsuitbreiding naar de warme wateren en met als kers op de taart de verovering van Istanboel, het vroegere Constantinopel, de bakermat van het Russisch-orthodoxe geloof.[3] Ook zou Rusland zo controle krijgen over de Bosporus.

Het vredesverdrag van Parijs op 30-3-1856 betekende een zware slag voor het prestige van Rusland. De Zwarte Zee werd gesloten voor oorlogsschepen, Rusland mocht langs de kusten geen oorlogshavens meer bouwen en diende zijn Zwarte Zeevloot te ontmantelen. Frankrijk nam van Rusland de rol over om de christenen in het Ottomaanse Rijk te beschermen. Moldavië en Walachije bleven onder nominaal bestuur van het Ottomaanse Rijk, maar kregen eigen grondwetten en nationale volksvertegenwoordigingen en Servië kreeg grotere autonomie. Deze drie gebieden kwam onder controle van de Europese machten.

De oorlog had als neveneffect dat tsaar Alexander II nog wel even de bergbevolking in de Noordelijke Kaukasus (die de Turken had gesteund in de hoop de Russen te kunnen verdrijven uit hun gebied) probeerde te onderdrukken. De tsaar drong deze bergvolkeren een keuze op: of vertrekken uit de berggebieden naar de vlakten rond de rivier de Koeban, ten noordwesten van de Kaukasus, of emigratie naar het Ottomaanse Rijk.

Frankrijk werd op het Europese continent de sterkste macht, omdat Duitsland nog geen natiestaat was. Een discussie over regels voor oorlogvoering en de effecten daarvan op het leven van soldaten en burgers ontstond. Al snel werd geconstateerd dat betere zorg voor gewonde dienstplichtige soldaten een gunstig effect had op de publieke opinie. Het optreden van Florence Nightingale gaf een impuls aan de opkomende vrouwenbeweging in Groot-Brittannië. Vrouwenarbeid in de medische zorg en onderwijs voor meisjes werden mede door de Krimoorlog in de klasse van de burgerij meer en meer geaccepteerd.

Interessanter nog is het boek Vaders en Zonen in antirevolutionair perspectief dat Jelle Bijl vorige jaar in 2021 uitbracht, eveneens bij Uitgeverij Aspekt. Over opnieuw Groen van Prinsterer (1801-1876) , maar nu ook Dostojevski (1821-1881) en hun visie over de Europese revolutie, zoals die eind 18e vanuit Frankrijk zich steeds verder over Europa verspreide tot en met Rusland!

De titel refereert aan de beroemde roman Vaders en zonen[4] van de Russische schrijver Ivan Toergenjev. In deze roman uit 1862 schrijft Toergenjev op meesterlijke wijze over het ideologische conflict tussen de liberale vaders en de radicale zonen van de Russische intelligentsia[5]. Het antirevolutionaire perspectief belicht waarom er volgens Groen en Dostojevski een ideologisch verband tussen liberalisme en radicalisme bestaat. In het eerste deel wordt nagegaan hoe Groen dit verband op het eigentijdse Europa betrok. In het tweede deel komt ter sprake hoe Dostojevski deze relatie op het eigentijdse Rusland heeft toegepast. Het ideologische generatieconflict, zoals Groen en Dostojevski dit hebben verstaan, is ook herkenbaar in de Europese en Russische geschiedenis van de laatste honderdvijftig jaar. Om dit te verhelderen heeft Jelle Bijl deze periode in een uitvoerige slotbeschouwing van antirevolutionaire kanttekeningen voorzien. Zie voor interview met Bijl: https://historiek.net/groen-van-prinsterer-en-de-belgische-opstand/147465

Aalders over Groen van Prinsterer

dr. Wim Aalders

Voordat ik op Jelle Bijl zijn boek over hen inga, wil ik eerst nog paar citaten weergeven uit het boek Theocratie en Ideologie – het dilemma van de huidige christenheid van dr. W Aalders over Groens visie op Historie en geschiedenis, die m.i. cruciaal zijn als we onze tijd – of welke dan ook – profetisch willen verstaan. In .. schreef hij zijn Handboek der geschiedenis van het Vaderland en in Maurice et Barnevelt.
Aangezien het Kruis voor hem het middelpunt der geschiedenis is, is er een nauwe samenhang tussen de tijd (geschiedenis), Historie (Ontvouwing van Godsplan: de Overwinning van het Rijk van Christus) en Evangelie. Niet al wat geschiedt is Historie. Er is anderzijds geschiedenis die tegen de Openbaring getuigt. Volgens Groen is er geen tijdverstaan en geen geschiedbeschouwing mogelijk, zonder uit te gaan van het beginsel der Openbaring. Evenmin is er een Evangeliebelijden mogelijk tegenover de aspiraties van de tijd, zonder de achtergrond van zulk een principiële geschiedbeschouwing. In hoeverre is daarin ook plaats voor vaderlandsliefde en nationalisme? Verdraagt het christelijk geloof zich met liefde voor eigen land en volk? Weet een christen zich verbonden met de volkshistorie en vervolgens ook een terugkeer tot het nationale verleden? “Het christendom is historisch in zoverre het met de Openbaring meegetuigt… Dat nu is, wat Nederland betreft, voor Groen een duidelijke zaak.” De Nederlandse nationaliteit heeft, evenals de Geneefse, een uitzonderlijk karakter. Zij is op een rechtstreekse en unieke wijze vrucht van het geloof. Zij is voortgekomen uit de Hervorming. Zij is een schepping van het Evangelie. De bewijzen daarvoor zijn te vinden in de oorsprong, de ontwikkeling, de grootheid van Nederland. Uit de chaos van de strijd heeft de Geest des Heren en het Woord Gods een staat en volk doen geboren worden, wier zending het was, om de standaard van de vrijmachtige en loutere genade van de Here Jezus Christus omhoog te heffen. Voor hoeveel vluchtelingen en bannelingen is de Nederlandse natie niet een toevlucht geweest! Hoeveel zegeningen en uitreddingen heeft Nederland in de loop van zijn geschiedenis niet ontvangen!” “Zo is de geschiedenis van Nederland “het vlammend Schrift van den heiligen God te zien”.  Men kan “het oog niet sluiten voor de lichtstralen, waarin de liefde en rechtvaardigheid Gods zich niet onbetuigd liet”. [blz. 49-50].Voor Groen van Prinsterer krijgt de tijd, eerst zin en inhoud door de Openbaring. Wanneer de tijd, de geschiedenis, met het Evangelie meegetuigt, krijgt ze “historisch” karakter. “Historisch” betekent dus voor Groen: aangeraakt en gestempeld zijn door de Openbaring. Zonder die verworteling in de Openbaring wordt de tijd, de geschiedenis tot een leeg en zinloos krachtenspel. De geopenbaarde Waarheid geeft de geschiedenis eenheid, samenhang, vastheid. Zij is de levensgeest door wie adem het dode lichaam der geschiedenis bezield wordt.” [blz. 53].

Het eerste deel van Vader en Zonen kan als een uitvoerige samenvatting van zijn proefschrift Een Europese antirevolutionair. Het Europabeeld van Groen van Prinsterer in tekst en context (2011) worden gezien.

Tijdslijn Frankrijk 19e eeuw vanaf het Congres van Wenen

Evenals in onze tijd is ‘Europa’ rond 1850 een begrip dat de politieke geesten verdeelt en bij menigeen angst opwekt. Anno 1850 verkeert Europa in de greep van revoluties. De antirevolutionaire staatsman en historicus was een typische antirevolutionair en stond bekend om zijn naar binnen gekeerde nationalisme, calvinisme en orangisme. Ook wordt hij door menigeen als conservatief denker beschouwd. In het eerste deel van dit essay wordt betoogd dat Groen de nationale kaders van zijn tijd oversteeg en dat hij gezien moet worden als Europese antirevolutionair. In het tweede deel wordt Groens Europastandpunt eerst vergeleken met dat van hedendaagse en prominente eurofielen als de Belgische Europarlementariër Guy Verhofstadt en de Duitse filosoof Jürgen Habermas en daarna met dat van eurosceptici als de bekende Nederlandse publicist Thierry Baudet en aanverwante denkers en historici.

Bijl stuitte op twee jeugdgeschriften van Groen uit 1825 en 1826 die “eigenlijk de kern vormen van het hele onderzoek”: een opstel over de Griekse opstand (1825) en een opstel over de toenadering van de Europese volken (1826). In hoofdstuk 1 bespreekt Bijl deze opstellen uitvoerig. “Uit die geschriften komt een helder Europabeeld naar voren: een statengemeenschap van onafhankelijke staten. Die eenheid komt ook tot uitdrukking in het staatsrecht.”

Groen gaat al heel vroeg uit van een christelijk Europa, zoals de meeste auteurs doen op wie hij zich beroept. “Samengevat: Groen houdt er in deze tijd een helder Europabeeld op na. Hij gebruikt regelmatig het begrip ‘statenmaatschappij’ en de Europese staten moeten zich aan een nader omschreven staatsrecht houden. Ze kunnen dat niet zomaar veranderen, want het is door de historie gegroeid en door het christendom gevormd. Groen heeft dat beeld conceptueel gezien altijd vastgehouden.” Bijl heeft geprobeerd aan te tonen dat Groen al in 1825 en 1826 antirevolutionair was. “Zijn antirevolutionaire gedachtegoed is betrokken op Europa. Groen legt een duidelijk verband tussen het Europese statenstelsel en de revolutie, want hij spreekt over de ‘valsche beginsels’ van de Franse ‘of liever van de Europesche omwenteling’ die de ‘heiligheid van het erkende bezit’ miskenden. Al in 1825-1826 nam Groen een antithetische positie tegenover de revolutiegeest in.”[6] Zelfs de Archives (de briefwisseling van de stadhouders die hij uitgaf) overtuigden hem van het feit dat Willem van Oranje en Willem III Europese stadhouders zijn geweest. En dat ligt weer ten grondslag aan het Handboek, want dit vloeit voort uit de Archives. Groen kijkt met een dubbele blik: hij kijkt als Nederlander én Europeaan naar de geschiedenis en de actualiteit. Dat is de nieuwe en verrassende kijk op Groen. Deze kijk moet niet worden verstaan als aanvulling op, maar als nieuwe invulling van het bestaande Groenbeeld.”

In Groens visie delen de Europese volkeren een gezamenlijke oorsprong. Zij werden eeuwenlang door de Romeinse beschaving en het christelijk geloof gevormd. Bij alle diversiteit is er tegelijk een grote mate van eenheid in religie, cultuur en maatschappelijke inrichting. Het ideaal van Groen van Prinsterer was daarom een Europese eenheid in nationale en staatkundige verscheidenheid.

In Groens magnus opum Ongeloof en Revolutie[7] omschreef hij in 1847 de Europese Revolutie als ‘de geheele omkeering van denkwijs en gezindheid in de ter terzijdestelling en verachting van vroeger beginselen over geheel de Christenheid openbaar.’ Primair ging het hem om de bestrijding van het ongeloof en zijn aanknopingspunt in het Europese verlichte denken; de schakel tussen het liberalisme en het radicalisme. Hij wilde aantonen dat gematigd-revolutionaire ideeën radicaliseren.

Friedrich Julius Stahl

Vrijwel onbekend, afgezien van gespecialiseerde geleerden, was de van geboorte joodse Friedrich Julius Stahl[8] een vooraanstaande Pruisische filosoof, hoogleraar constitutioneel recht en staatsman in het 19e-eeuwse Duitsland. Zijn christelijke politieke filosofie had zowel invloed op de praktische politiek in een tijd van onrust in Duitsland (rond en na 1848), als op antirevolutionaire denkers van volgende generaties. Zijn werk is een monument voor een Duitsland dat werd overweldigd en opgeslokt door de Bismarck-revolutie, die de christelijke traditie verving door Realpolitik.
In zijn antirevolutionaire waardering voor Rusland werd Groen met name door deze conservatieve[9] Stahl geïnspireerd, vooral door zijn rede over de Oosterse Kwestie op 25 april 1854, nadat Frankrijk en Engeland enkele weken daarvoor aan Rusland de oorlog hadden verklaard. In zijn kritiek op deze oorlogsverklaring refereerde Stahl ook aan een mogelijke toetreding van Turkije tot de Europese statenfamilie. Het feit dat christelijke mogendheden als Frankrijk en Engeland een toetreding van een ‘mohammedaans’ rijk serieus in overweging namen, bewees volgens hem dat de ontkerstening in Europa in een nieuwe fase was beland.

Ultramontanisme en Napoleon III

“In zijn strijd tegen ‘het liberale Europa’ acht hij kerkelijke geschillen van ondergeschikt belang. Vanaf de jaren vijftig krijgt Groens Europabeeld echter ook een anti-ultramontaanse dimensie. In Frankrijk prezen hoge roomse geestelijken Napoleon III als de uitverkorene Gods. Groen vraagt dan: wat gebeurt hier? Napoleon III is een revolutionaire keizer en de Rooms-katholieke Kerk geeft hem haar zegen! En is dat ultramontanisme – waarin men het gezag van de paus ook politiek wil vertalen – niet even gevaarlijk als de revolutie? De vrees voor het ultramontanisme wordt dan bij Groen al flink aangewakkerd. In 1870 wordt de paus onfeilbaar verklaard. En dan zegt Groen: dit is niet alleen een kerkelijke, maar ook een politieke uitspraak.” Groen ziet in die tijd drie grote gevaren voor Europa: het staatsliberalisme, het ultramontanisme en het socialisme. “Deze drie geesten dreigen het huis van Europa in zijn ogen te gaan bevolken. De hand uitsteken naar Rome om gezamenlijk de revolutie te bestrijden, begint Groen dan als een toenemend probleem te ervaren. Dit blijkt onder andere uit zijn geschrift Maurice et Barnevelt (1875)[10], dat in een ultramontaans kader moet worden geplaatst.”

Groen blijkt kennelijk niet ‘eng nationalistisch’. Europa was in Groens ogen van hoge komaf. God had het kruis van het Evangelie in het bijzonder in Europa geplant. De Reformatie karakteriseerde hij als een goddelijke scheppingsdaad (‘er zij licht’) en tekende hij als een Europees ‘heilsfeit’. Een democratie of een federaal Europa, zoals in de Verenigde Staten, zag Groen als revolutionair en antihistorisch. Europa was Amerika niet. Hij wilde vasthouden aan Europa als een geheel van onafhankelijke staten. Er bestond volgens hem echter wel samenhang als een ‘Europese nationaliteit’.

Jelle Bijl is ervan overtuigd dat Groenianen betrokken moeten blijven op Europa, gezien de geestelijke strijd die Groen voerde. De Europese geschiedenis was volgens Groen allereerst een strijd tussen geloof en heidendom, daarna tussen het reformatorische geloof en het roomse bijgeloof en ten slotte tussen geloof en ongeloof oftewel de revolutie. “Neem van Groen mee dat we Nederlander én Europeaan moeten zijn. “God heeft volgens Groen door de vroegmiddeleeuwse kerstening en de Reformatie een bijzondere geschiedenis in Europa geschreven. Puur het Evangelie maakte dit onderscheid.” Vandaar zijn motto: ‘Tegen de revolutie het Evangelie!’

Bijl is niet de eerste die over Groen van Prinsterer publiceert en getuigt van de blijvende belangstelling en fascinatie voor hem onder allerlei met name gereformeerde gelovigen. Naast waardering is er echter ook kritiek.
Met name dr. H.E.S. Woldring[11] is nogal stellig in zijn essay Groen van Prinsterer en 1789: een half begrepen revolutie, als hij concludeert dat Groen van Prinsterer met zijn kritiek op de Franse Revolutie de boot heeft gemist. Niet dat zijn kritiek op de Verlichting en de Franse revolutie in alle opzichten onjuist was. Veel van zijn kritiek was juist, maar hij dacht in termen die ontleend waren aan een standenmaatschappij [lees klassenmaatschappij, BvD], waardoor hij te weinig begrepen heeft van de structurele en onomkeerbare omwentelingsprocessen die zich in de westerse samenleving voltrokken, o.a. en vooral in Frankrijk: de overgang een standenmaatschappij naar een democratische maatschappij. Vandaar dat hij argumenten gebruikte die in die structureel veranderende maatschappij niet adequaat waren. Mede daarom is hij soms in een reactionair vaarwater terecht gekomen.

In deel twee over Dostojevski, hoop ik naast het antirevolutionaire perspectief waarin Jelle Bijl de Europa- en Ruslandbeschouwingen plaats, die van wijlen opperrabbijn Jonathan Sacks te plaatsen, die op bijbelse gronden vanuit orthodox/conservatief jodendom en op grond van de Torah tot een religieuze verdediging komt van een liberale democratie. Daarbij gaat het om het principieel doortrekken van de verschillende rollen van koningen, profeten en priesters, waarbij Koningen [leiders] vorm geven vorm aan geschiedenis; Profeten [onderzoeksjournalisten] spreken tot onze morele verbeelding en de toewijding van de priesters [ambtenaren] het geloof vertalen naar het leven van de volgelingen [het volk, inclusief burgers, boeren en arbeiders] met eindeloos te herhalen, nauwkeurig voorgeschreven rituelen en bescheiden, weinig spectaculaire daden van devotie.
Vanuit een bottom-up leiderschapsmodel, zoals Jethro als raadgever adviseerde aan Mozes (Exodus 18), die zelf al aangaf het volk niet alleen aan te kunnen en instemde met het aanstellen van commissies van wijze mannen. Tegenover autocratie, zelfmanagement en dienend leiderschap!
In de beperking van de macht (overheid) toont zich de Meester!

Bibliografie: verder lezen

Wie zich verder wil verdiepen in Groen van Prinsterer kan o.a. terecht bij:
Ongeloof en revolutie: een reeks historische voorlezingen door G. Groen van Prinsterer. De Donner-editie van 1949 en bewerkt door Dr. H. Smitskamp in 1951. Deze bundel gaat in op de vraag: Hoe staat het echter met de reputatie van dit werk in hedendaagse christelijke kring? In 2008 verscheen de Kuiper-editie, een hertaling vernoemd naar Arie Kuiper, zoon van Roel Kuiper.

Groen van Prinsterer en de geschiedenis – Historische opstellen. G. Harinck en R. Kuiper (red.) [Van den Berg – 1994]. Groen legde destijds niet alom erkende wetenschappelijke maatstaven aan: het belang van degelijk onderzoek, historische kritiek, en ‘onpartijdige waarheidsliefde’, maar ook de noodzaak ‘kiesheid’ en ‘mensenliefde’ te betrachten bij het beoordelen van historische personen. Klik hier voor een recensie in Trouw.

Geloof en geschiedenis, onder redactie van drs. Henk Hagoort in Theologische Verkenningen nr. 18 [Kok Voorhoeve – 1996]

Tot een voorbeeld zult Gij blijven. Mr. G. Groen van Prinsterer 1801-1876. Biografie – Roel Kuiper (Buijten & Schipperheijn, 2001). De titel zijn de woorden van Da Costa tot Groen toen diens politieke carrière in 1854 in een doodlopend steegje leek te zijn uitgekomen. Gepubliceerd tweehonderd jaar na zijn geboorte. Klik hier voor een recensie van B.J. Spruyt

Vonken van heilig vuur – Groen van Prinsterer tweehonderd jaar – mr. D.J.H. van Dijk/mr. C.G. van der Staaij; Uitgeverij Groen, 2001 (incl. een bijdrage van dr. W. Aalders)

Groen van Prinsterer in Europese context – J. de Bruijn & G. Harinck (redactie). [Verloren – 2004].
In deze bundel is bovengenoemd essay van Woldring te vinden evenals ook een essay van Jelle Bijl over Groen en Napoleon III. Commentaar op de bonapartistische machtswisselingen in Frankrijk in de periode 1848-1852. Ook is er een essay over bovengenoemde Stahl van A. Klink.

‘Groen van Prinsterer’s Ongeloof en Revolutie (1847)’, in: F.G.M. Broeyer en D.Th. Kuiper, Is ’t waar of niet? Ophefmakende publicaties uit de ‘lange’ negentiende eeuw (Meinema, 2005).

Groen van Prinsterers historische benadering van de politiek – W.G.F. van Vliet – 2008
Groen noemde zich wisselend ‘antirevolutionair’ en ‘christelijk-historisch’. Wat bedoelde hij met die laatste term? Welk verband bestond er voor hem tussen ‘christelijk’ en ‘historisch’? Wat waren de achtergronden van de door hem gewenste historische benadering van de politiek? W.G.F. van Vliet behandelt deze en andere vragen en gaat daarbij ook in op de opvattingen van Groens buitenlandse geestverwanten, zoals de Duitse lutheraan Stahl, de Iers-Britse conservatief Burke en de Franse calvinist Guizot. Dat Groens historische benadering politieke implicaties had, blijkt uit zijn stellingname in belangrijke politieke kwesties: de Belgische kwestie, de verhouding tussen kerk en staat, het onderwijsvraagstuk en de positie van de constitutionele monarchie. Van Vliet besluit zijn boek met een samenvattende beschouwingen over Groens historische benadering, mede in relatie tot de opvattingen van politici, historici en theologen uit latere tijd.   


[1] Hij is tevens docent filosofie en geschiedenis aan de Guido de Brès te Rotterdam en de Christelijke Hogeschool De Driestar te Gouda.

[2] https://www.groene.nl/artikel/een-referendum-in-een-land-in-opstand

[3] De schrijver Lev Tolstoj bevond zich onder de Russische troepen. In zijn dagboeken wordt daardoor de nodige aandacht besteed aan wat er aan de Russische kant van het front gebeurde.

[4] Toergenjevs Vaders en zonen is actueler dan ooit. Er zijn genoeg parallellen tussen de ­naderende revolutie in 19de-eeuws ­Rusland en de cultuurstrijd van nu. Dat het bij beide nooit ­radicaal ­genoeg is, is even zorgwekkend als geruststellend.

[5] Hieronder verstond met niet alleen de groep van intellectuelen die deelneemt aan het culturele leven. Deze non-conformistische groep liet zich leiden door bewondering voor de westerse cultuur, wetenschap e n techniek en door een positivistische wereldbeschouwing. De houding tegenover kerk en staat was antagonistisch. Men eiste bovendien democratische rechten en vrijheden. Peter Krug, Oost-Europa in de Spiegel, blz. 18.

[6] https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/id/tag:Banier,20120218:newsml_e8eb34e938becde94e7104e8eea66ae8

[7] Dit werk was mede geïnspireerd op Isaäc da Costa’s Bezwaren tegen den geest der eeuw (1823) en was gebaseerd op een vijftiental lezingen die Groen gedurende het winterseizoen 1845-1846 had gegeven.

[8] Ruben Alvarado (een Amerikaans Nederlander) publiceerde een biografie in het Engels. Veel te laat, zoals hij zegt. Klik hier voor een review.

Deze biografie beschrijft het leven van Friedrich Julius Stahl, een vooraanstaande Duitse filosoof, hoogleraar constitutioneel recht en staatsman in het 19e-eeuwse Duitsland. Zijn christelijke politieke filosofie had zowel invloed op de praktische politiek in een tijd van onrust in Duitsland (rond en na 1848), als op antirevolutionaire denkers van volgende generaties.

[9] Niet als een conservatief stelsel, waarin men wil bewaren wat wezenlijk van een revolutiegeest is doorademd, maar als het vasthouden aan de christelijk- historische beginselen.

[10] Correspondentie voornamelijk tussen Maurits, Prins van Oranje en Willem Lodewijk, graaf van Nassau, met betrekking tot de religieuze twisten in Nederland.

[11] Destijds hoogleraar politieke filosofie aan de VU en lid van de Eerste Kamer voor het CDA en auteur van aantal noemenswaardige publicaties, waaronder een trilogie over Jan Amos Comenius.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.