Een Reformatie die verloren ging


In eerdere blogs heb ik het gehad over de Reformatie die niet af is. Vooral naar aanleiding van de presentatie van Derek Frank in zijn DVD “Let the Lion Roar” waarin hij nagaat wat er van de Reformatie in Genève is terecht gekomen.
Datzelfde geldt mijns inziens m.b.t. Antwerpen en de Reformatie in den Nederlanden.
Als eerste moeten wij Nederlanders dan een paradigmashift maken, door te beseffen dat de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden toen nog een eenheid vormde onder het bestuur van de Habsburgers t.t.v. de landvoogdes Margaretha van Spanje en ook nog tijdens de Acte van Verlatinghe én dat het hart van de Reformatie juist hier in Antwerpen lag.
Pas na de val van Antwerpen in 1585 viel deze markante stad weer in handen van de Spanjaarden en bij de Vrede van Westfalen/Münster in 1648 vonden de regenten het te duur om een staand leger te financieren.
Pas na de Franse tijd onder Lodewijk Napoleon en Napoleon Bonaparte werden wij een Koninkrijk, met steun van de Engelsen weliswaar, als buffer namelijk tegen de Fransen. Het is bijzonder om te horen van menige Vlaming, dat het hen spijt dat België onafhankelijk werd van het Koninkrijk der Nederlanden in 1830 na de Belgische Opstand.
Opvallend is ook de verdringing van deze historische periode uit het geheugen van zowel Vlamingen doch vooral ook Nederlanders. Zo ben ik menigmaal in Antwerpen geweest, heb ik eerdere stadswandelingen gemaakt, inclusief een door de Joodse wijk, doch ben ik nu pas bewust geworden van dit Verdriet van België: niet alleen zozeer dat dat Reformatie ook niet af is, maar erger verloren is gegaan, tot groot verdriet van met name Marnix van Sint Aldegonde, van wie bij aannemen dat hij het Wilhelmus heeft Marnix van Sint-Aldegondegeschreven. Doch wie heeft ook meegekregen, dat hij burgemeester was van Antwerpen en de stad moest prijsgeven vanwege de omsingeling van de Spanjaarden in 1585, die stelden dat iedereen zich moest bekeren tot het Rooms-katholicisme, om te kunnen blijven of maken dat hij in vier jaar tijd vertrokken was. Ik weet niet of ze zich toen gerealiseerd hebben, wat de consequentie hiervan zou zijn. Volgens onze stadsgids heeft toen wel 60% van de bevolking dat gedaan, waarvan de meesten richting het Noorden vertrokken, hetzij richting Hamburg of Leiden en Amsterdam, dat zijn Gouden Eeuw mede aan hen te danken heeft! Terwijl de bevolking in 1567 (na de installatie van de Raad van Beroerten (in de volksmond Bloedraad), de graven Egmont en Hoorn waren vastgezet en jaar daarop onthoofd – met als dieptepunt de Spaanse Furie vanwege de muiterij van onbezoldigde soldaten), reeds was geslonken tot 82.000 inwoners, slonk zij van 1585 tot 1589 nog eens met 40.000. Met dat de Schelde door de Nederlanders werd afgesloten, verloor Antwerpen haar status als belangrijke havenstad.
Doch van dat alles lees je welgeteld niets in de stadsgids over Antwerpen in de serie “Time to momo”. Heel merkwaardig!
Omgekeerd als drietal Vlamingen in de prachtige VPRO-serie Rondom de Noordzee tijdens hun laatste wandeling in Amsterdam aankomen, is dit het eerste waar ze over beginnen als ze de Warmoesstraat inlopen en verbeelden hoe hier in die 16e eeuw talloze Antwerpenaren met hun  investeringen op de beurs, innovaties en ambachten bijdragen aan ‘onze geschiedenis’ en de oprichting van de eerste international, de VOC uit 1602. En het dan ten diepste hebben over hun gezamenlijke geschiedenis. Hun reis eindigt symbolisch via Middelburg, Vlissingen en de Schelde in Antwerpen, waarbij terloops een stadsgids uit Middelburg moet toevoegen hoe de Vlamingen (Norbertijner monniken uit de 12e eeuw) hebben bijgedragen aan de inpoldering van Walcheren, doch met de Reformatie de Vlaamse katholieken naar ‘huis’ hebben gestuurd.

Schilderijengallerie Cornelis van der GeestIn het juninummer van het Historische Nieuwsblad was ik verrast door een informatief en kleurrijk artikel over het Katholieke herstel bij onze zuiderburen, waar onder de aartshertogen Albrecht en Isabella (de dochter van Filips II) begin 17e eeuw een eigen ‘zilveren eeuw’ plaatsvond. “De kunsten bloeiden, de handel leefde op en steden krabbelden uit het dal na decennia van catastrofes.” De tijd van vooral ook Pieter Paul Rubens!
Ik wil jullie nu vertellen van mijn belevenis tijdens Pinksteren 2019 in Antwerpen, waar ik bewust een weekendje met mijn vrouw wilde ‘bivakkeren’ mede dankzij ontvangen hotelbon van Bongo: Duitse hotelketen Lindner WTC vlakbij Centraal Station. Van te voren had ik me ook aangemeld voor een stadswandeling bij Bajabikes op de Groenplaats, waar een groot standbeeld van Pieter Paul Rubens staat, die m.i. misschien wel eens de belangrijkste sleutelfiguur is tot het verstaan van de tijd na de val van Antwerpen.
Ik wil vertellen over:
A. Een paar highlights van de stadswandeling
B. Het calvinistisch bewind o.l.v. Willem van Oranje en Marnix van St. Aldegonde
C. Ontmoeting met de lutherse pastor Gijsbert van Hattem
D. Met de gids van de Sint-Andries R. de Meester
E. Tenslotte wil ik paar gedachten rondom Pieter Paul Rubens delen.

A) Highlights van de stadswandeling

GroenplaatsOnze stadswandeling o.l.v. van ene Els van Bajabikes begon bij de Groenplaats, bij het standbeeld uit 1843 van P.P. Rubens, waar nog heel veel over te doen is geweest, vooral omdat hij hier niet als schilder staat afgebeeld, maar eerder als diplomaat. Op de achtergrond staat de Onze Lieve Vrouwe kerk met de hoogste kerktoren van België (iets hoger dan de Dom in Utrecht) met tevens met beroemde schilderij De kruisafneming van Rubens. Voor deze kathedraal ligt een Japans beeld van Nello en Patrasch dat gaat over het verhaal van een weesjongen en zijn hond, een klassieker van formaat uit de negentiende eeuw. Het is een boek vol armoede, ongeluk en sociale misstanden en Nello sterft uiteindelijk van kou en ontbering, nadat hij eindelijk de schilderijen van Rubens in de Antwerpse kathedraal heeft gezien.
Nello en Patrasch Via de vrijdag markt kwamen we uit bij Museum van voormalige drukkerij en uitgeverij Christoph Plantin en zijn schoonzoon Moretus, thans het enige museum op de Unesco-werelderfgoedlijst, van wie ik benieuwd was of hij model heeft gestaan voor de drukkerij in de jeugd- en familiefilm Storm over Luther. Plantin was echter pas in 1555 met de Franstalige calvinisten uit Frankrijk gekomen, doch vooral allereerst een zakenman. Op een schilderij van Antwerpen uit die tijd, incl. hagenpreken van Frans Hogenberg kunnen drie protestantse groepen worden onderscheiden: de Confessi [van Augsburg], de Franstalige Walsche en de Nederlandstalige Calvinsche. Eén derde van de protestanten was luthers, twee derde calvinist. Willem van Oranje heeft nog geprobeerd de calvinisten te bewegen de Augsburgse Confessie te aanvaarden, zodat de voorwaarden van de Godsdienstvrede van Augsburg van 1555 wellicht ook voor de Lage Landen zouden kunnen gelden, doch tevergeefs.
Antverpia Op het schilderij Antverpia van Joris Hoefnagel [ca. 1597] zijn de volgende lutherse en calvinistische kerken te onderscheiden: Reyger (dichtbij de Paardenmarkt), Lijmhof (dichtbij de Oudaanstraat), Wapper en Hopland.
Op het Hendrik van Conscience plein – de man die zijn volk leerde lezen – met fontein (voormalige en oudste stadsbibliotheek), duikt ineens de protserige Jezuïeten barokgevel van 8 meter hoog op, met het kenmerkende IHS-symbool van de Sint-Carlous Borromeuskerk en in het fronton de Madonna met haar Kind dat de voorbijgangers zegent, onder een baldakijn, dat opgehouden wordt door engelen. Zij heeft dit mede te danken aan dezelfde Rubens, die samen met Anthony van Dyck tekende voor maar liefst 39 plafondschilderingen van Rubens (voltooid in 1621) ter ere van de stichter van de orde Ignatius van Loyola. Deze kunstschat, die een museum kon vullen ging later in 1718 bij een brand allemaal verloren. Na de opheffing van de jezuïetenorde in 1773 liet (de antisemitische) keizerin Maria Theresia (dezelfde naar wie Theresienstadt vernoemd is) de twee altaarstukken van Rubens naar Wenen brengen.
Calvarieberg
Ook de Calvarieberg van de gotische Sint-Paulus kerk (voormalige kloosterkerk van de Dominicanen) werd getroffen door een brand, in 1968 nog. Anders dan de reisgids vertelt, werd zij grotendeels gered, doch niet dankzij de parochianen, maar de mensen uit de naastgelegen volksbuurt, onder wie plaatselijke nachtraven, prostituees en pooiers. Deze kerk met zijn overweldigende beeldentuin heeft wel indruk op mij gemaakt, als een poging om een reis naar het Heilige Land ‘overbodig te maken’, met afbeeldingen van de Heilige Familie, de Evangelisten en de Profeten. Hun klooster werd in Rubens’ tijd zelfs een uitvalbasis voor de missionering in het protestantse noorden.
In deze kerk hangen drie schilderijen van hem. Rubens was bevriend met de strijdlustige prior van deze Antwerpse dominicanen, Michael Ophovius die in 1623 een tijdlang opgesloten zat in een protestantse gevangenis te Heusden. Hij had, in opdracht van Isabella van Spanje, een brief gebracht aan de gouverneur van deze stad, menende dat deze door omkoping de stad aan de Spanjaarden zou willen overdragen. Ophovius werd overgebracht naar de Gevangenpoort, waar hij 21 maanden gevangen werd gehouden en het gevaar liep ter dood te worden veroordeeld. Eind 1624 werd hij, onder internationale druk vrijgelaten. Rubens schilderde zijn portret en hielp bij het ontwerp van zijn grafmonument in deze kerk.

Stadhuis Antwerpen
De bouwwerken van het Antwerpse stadhuis duurden van 1561 tot 1564, topjaren in Antwerpens Gouden Eeuw. De klassieke gevel ademt rijkdom, trots, hoop op langdurige welvaart en commercieel inzicht. Helemaal bovenaan de gevel, op de klokkentoren, staat de adelaar gericht naar Aken.  In de middelste sectie van de gevel bevinden zich drie nissen met in elke nis een standbeeld. Het bovenste standbeeld is een afbeelding van Maria. De andere twee beelden symboliseren Vrouwe Justitia (gerechtigheid) en Vrouwe Prudentia (voorzichtigheid); de belangrijkste deugden van het stadsbestuur. Tussen de dames in hangt het wapenschild van de Spaanse koning Filips II die het op dat moment in grote delen van Europa – waaronder ook in Antwerpen – voor het zeggen had. Verder hangt geheel links het wapenschild van de hertog van Brabant, en rechts dat van de Markgraaf van Antwerpen. Op dit laatste wapenschild is een adelaar te zien. De twee zeecentauren links en rechts van Brabo (thans Maria) verwijzen naar de Schelde.
Vier jaar na de voltooiing begon de Tachtigjarige Oorlog, die de stad meermaals aan de rand van de afgrond bracht. Pas in 1609 kreeg Antwerpen respijt, dankzij de onderhandelingen die in dit stadhuis plaatsvonden en op 14 april zou leiden tot het Twaalfjarige Bestand, waaraan Rubens al schilderend zijn steentje bijdroeg met zijn schildderijg De aanbidding der koningen, een religieus thema dat de onderhandelaars moest inspireren. Immers hoeveel verschillende opvattingen de drie koningen er ook op nahielden, ze werden verenigd door hun eerbied voor het Christuskind. Hoezeer katholieken en hervormden elkaar sinds 1568 ook hadden bestreden, ze zouden allemaal voordeel halen uit vrede.
Soldaten van de Spaanse koning, die in geen maanden soldij hadden ontvangen, besloten de stad in 1576 te plunderen. Doordat er vanuit het stadhuis flink verzet geboden werd, staken de soldaten het gebouw in brand. Het dak en het interieur overleefden de vuurzee niet. Nieuw is de 60 meter hoge spiraalvormige Museum aan de Stroom (MAS) bij het Havenhuis en de jachthaven in het Willemdok (vernoemd naar onze koning Willem I of II). Hier wordt de geschiedenis van de stad, de haven en zijn inwoners verteld.

B) Het calvinistisch bewind o.l.v. Willem van Oranje en Marnix van St. Aldegonde
Ik was echter vooral op zoek naar herinneringen uit de tijd van het calvinistisch bestuur, naar verblijfplaatsen van Willem van Oranje en burgemeester Filips van Marnix, heer van Sint Aldegonde, waarover ik gelezen had in het boek De Herder en Zijn Tempel van Jan den Admirant.
MauritshuisDie zou ik echter pas de volgende dag ontdekken, toen we voorbij Museum Meyer van den Burgh en het Maagdenhuis ineens het Marnixhuis zagen, vlakbij de nabijgelegen Sint-Joriskerk en tegenover standbeeld van de Vlaamse romanschrijver Willem Elsschot van Lijmen/Het been (1923 en 1938) en Kaas (1933).
Vanaf 1571 was Filips van Marnix in dienst van Willem van Oranje, wiens overgang tot het calvinisme hij bevorderde. Marnix werd een belangrijke medewerker van Willem, en voerde veel diplomatieke missies uit voor De Zwijger.
Universiteit
De prins stuurt Marnix in januari 1575 naar Heidelberg om professoren te werven voor de nieuwe universiteit van Leiden. Marnix moet er ook onderhandelen over het huwelijk tussen Willem van Oranje en Charlotte de Bourbon, zijn derde vrouw. De keurvorst van de Palts, haar voogd, keurt het verzoek goed. Marnix begeleidt de bruid door Duitsland en over zee naar Den Briel waar op 12 juni 1575 het huwelijk in het geheim wordt gesloten. Anna van Saksen heeft weliswaar een tik van de molen gehad, maar ze leeft nog wel. Marnix komt in november 1575 in Engeland om met de koningin te praten over steun aan de Opstand. Hij wordt, in tegenstelling tot het gezantschap van Requesens, met weinig eer ontvangen. Maanden praten blijven zonder resultaat.
Samen met Willem van Oranje schrijft Marnix in Middelburg propagandamateriaal aan prominente leiders in Brabant, Vlaanderen en Henegouwen. Onder de indruk van de plundering van Maastricht op 20 oktober 1576 en de Spaanse Furie in Antwerpen (8000 doden op 4 november 1576) wordt op 8 november de Pacificatie van Gent gesloten. De Spaanse troepen, die lange tijd geen geld hebben gekregen en alles plunderen wat los en vast zit, vertrekken eindelijk en… er komt godsdienstvrijheid in de Nederlanden.
In 1577 zag het er goed uit voor de opstandelingen. Willem van Oranje, de leider van de Opstand, keerde terug naar Brussel, toen het regeringscentrum. Na de Slag bij Gembloux, die een overwinning voor de Spanjaarden inhield, werd Brussel echter bedreigd door de Spaanse troepen en werd de regeringszetel naar Antwerpen verplaatst. Oranje ging met zijn complete hofhouding wonen op het Spanjaardenkasteel, een burcht vlak bij het Museum voor Schone Kunsten, die door Alva was gebouwd om het opstandige Antwerpen in bedwang te houden. De Antwerpenaars hebben de prins wel eens gevraagd om in het hart van de stad, aan de Meir, te gaan wonen, maar hij ging daar niet op in.
Dopers vluchten naar Holland
Volgens een brief van Marnix van 31 maart 1577 heeft hij een discussie gehad met de prins over de dopers die Engeland worden uitgezet en in Middelburg worden opgevangen. De dopers brengen geld mee voor de Opstand maar weigeren wacht te lopen en wapens te dragen. Willem van Oranje beschermt de dopers. Tien jaar eerder tijdens het wonderjaar 1566-1567 waren de doopsgezinden er echter niet in geslaagd van de overheid het recht op vrije religie-uitoefening te verkrijgen. Een verzoek aan Willem van Oranje om net als de calvinisten en de lutheranen opgenomen te worden in het religie-akkoord van 2 september 1566, werd niet ingewilligd. Niettemin beschikten zij over een grotere bewegingsvrijheid en groeide hun aantal aan tot wellicht tweeduizend volgelingen. Toch blijkt de vervolging van de doopsgezinden niet geheel gestaakt te zijn. Toen tijdens het oproer van de calvinisten op 13 en 14 maart 1567 een aantal gevangenen uit het Steen wist te ontsnappen, bevonden zich onder hen negen doopsgezinden.
Het ideaal van Willem van Oranje was dat protestanten en rooms-katholieken samen tegen Spanje zouden strijden. Hij stond aan de wieg van de Religievrede van Antwerpen in 1578, die zowel rooms-katholieken als calvinisten het houden van godsdienstoefeningen toestond. Door een incident met een processie bij de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal ging het allemaal anders. Bij de imposante toegangsdeur vol heiligenbeelden, begon in 1579 een processie zijn weg. „De kathedraal was tot dan in handen van de rooms-katholieken gebleven. Bij de processie op 28 mei waren veel hoogwaardigheidsbekleders aanwezig, onder anderen de katholieke landvoogd Matthias van Oostenrijk. Doordat de processie moeilijk verteerbaar was voor de calvinisten, was men een compromis overeengekomen. In plaats van een grote omgang door de stad zouden de processiegangers een kleine toer om de kerk houden. Toen men toch aan de grote tocht begon, kwamen de leden van de (calvinistische) burgerwacht in het geweer. Beide groepen raakten slaags met elkaar en er vielen enkele doden. De processie werd teruggedreven. Willem van Oranje kwam tussenbeide en ontzette Matthias en andere hoogwaardigheidsbekleders. Na dit moment trad er een radicalisering van de Reformatie op en werden de meeste rooms-katholieke clerici de stad uitgewezen. Antwerpen werd een calvinistische stad.” In juni 1581 kregen ambachtslieden de opdracht voor een tweede beeldenstorm.
Gemengd huwelijk
Marnix en andere adviseurs van de prins zijn warme voorstanders van een gemengd huwelijk tussen de katholieke hertog van Anjou en de protestantse koningin van Engeland. Anjou is voor godsdienstvrijheid en voor steun aan Van Oranje. Maar hoe reageert de koningin van Engeland? Marnix krijgt de leiding van een gezantschap om de hertog van Anjou de soevereiniteit van de Nederlanden aan te bieden. De benoeming viel verkeerd bij een groot deel van de opstandelingen, die niets verwachtten van een rooms-katholieke Fransman.
De prins zwaait hem op 24 augustus 1581 in Vlissingen uit. Anjou verjaagt Parma bij Kamerijk en vertrekt daarna naar Engeland om zijn huwelijksplan met de koningin nieuw leven in te blazen. Marnix vergezelt Anjou. Marnix heeft al snel in de gaten dat Elizabeth alleen maar een spelletje speelt. Van een huwelijk komt niets terecht. Elizabeth beledigt Marnix en noemt Willem van Oranje een tiran. Zijn aanhangers zijn schoenmakers, timmerlui en ketters, aldus de koningin.
Een aanslag op het leven van de prins mislukt maar net. In 1582 pleegde een zekere Jean Jaurequi een aanslag op de prins in zijn woning in de citadel. Oranje herstelde van zijn verwondingen, maar zijn vrouw Charlotte de Bourbon overleed door uitputting, als gevolg van de intensieve verzorging die ze haar man gaf.
Marnix wordt voorzitter van de nieuwe Raad van State. Marnix zit in de Raad van State namens Brabant. Hij legt echter al zijn functies neer na het verraad van Frans van Valois, de hertog van Anjou. De hertog, die kort tevoren zij-aan-zij met Van Oranje vecht tegen Franse soldaten, verraadt Van Oranje:
Anjou wilde zich in 1583 met geweld meester maken van Antwerpen. De burgerwacht dreef de Franse troepen, met achterlating van een paar duizend doden, terug. Willem van Oranje wilde daarna opnieuw gaan onderhandelen met Anjou. Hij spoorde de Antwerpenaren op het stadhuis regelmatig aan om daarmee in te stemmen.
Stadhuis
BraboHet zestiende-eeuwse stadhuis met de beroemde Brabofontein bevindt zich dicht bij de kathedraal. „Er ontstond een dramatisch moment voor Oranje, toen 2000 woedende Antwerpenaren vanwege dat overleg het stadhuis omsingelden. Oranje liet de schuttersgilden ontbieden om de orde te herstellen, maar ze wilden hem niet gehoorzamen. De prins, die bang geworden was, besloot de nacht op het stadhuis door te brengen. Toen het om 10 uur ’s avonds rustig werd, is hij alsnog naar zijn kasteel gegaan, maar het incident toont wel aan hoezeer zijn populariteit geslonken was. Nog datzelfde jaar verliet De Zwijger Antwerpen om zich in Delft te vestigen.”
Marnix heeft grote verwachtingen gehad van Anjou. Maar hij weigert nu nog met hem te onderhandelen.
Buitenburgemeester van Antwerpen
In 1583 benoemde Willem van Oranje hem tot buitenburgemeester van Antwerpen en werd hem opgedragen de stad te verdedigen na de Spaanse Furie. Tegen de “Spaanse” overmacht onder Alexander Farnese – de zoon van Margaretha van Parma -was dit echter een schier onmogelijke opdracht. Als magistraat en militair blonk Marnix niet uit; daartoe miste hij Willems doortastendheid. Hij tekende uiteindelijk het capitulatieverdrag. Er is dan ook enige grond om hem de Val van Antwerpen (augustus 1585) te verwijten. Marnix ging in die tijd zover ervoor te pleiten de gehele Nederlandse Opstand te beëindigen, waarna hij bij Willem en de Staten-Generaal wegens “verraad” in ongenade viel.
Marnix als theoloog
Marnix had o.a. in Genève theologie gestudeerd bij Calvijn en Beza en werd daar een overtuigd calvinist. Hij wordt genoemd als auteur van het Wilhelmus, het Nederlandse volkslied. Of hij daadwerkelijk de schrijver is, staat niet vast. Wellicht is het lied, dat tijdens Oranjes eerste invasie voor het eerst werd gezongen, aan hem toegeschreven, omdat hij schrijver was en voor Willem van Oranje werkte in de tijd dat het Wilhelmus is ontstaan.
Van 1575 tot 1580 werkte Marnix aan een nieuw Nederlands psalter, waarvoor hij de Psalmen Davids rechtstreeks uit het Hebreeuws vertaalde. In 1591 verscheen een tweede gewijzigde druk en na zijn dood een derde. Het werk kon echter de populaire bundel van Petrus Datheen niet verdringen. Na de val trekt Marnix trekt zich dan terug uit de politiek en werkt in Leiden aan de Bijbelvertaling.
In Antwerpen werden de Marnixplaats, met een standbeeld aan de Watergeuzen gewijd, evenals de Sint-Aldegondiskaai naar hem vernoemd. De Marnixstraat in Antwerpen is vernoemd naar zijn broer Jan van Marnix van Sint-Aldegonde (1538-1567).
Na de val van Antwerpen werden nog verscheidene pogingen ondernomen om de stad te heroveren en het Zuiden opnieuw bij de opstand te betrekken: in 1605, 1620, 1624, 1638 (Slag bij Kallo) en 1646 (zie Beleg van Antwerpen (1646)). Deze waren echter alle onsuccesvol en Antwerpen bleef tot de (katholieke) Zuidelijke Nederlanden behoren.
Op de vraag aan de Antwerpse historicus prof. Guido Marnef: Hoe zou het gegaan zijn als Antwerpen niet gevallen was?, antwoordt hij: „Misschien was Antwerpen dan wel de hoofdstad van de Nederlanden geworden. Hoe zou het dan met Amsterdam gegaan zijn?”
In 2012 werd aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen een drie meter hoog standbeeld van Marnix en Willem van Oranje geplaatst.  Op dit moment helaas gesloten vanwege verbouwing.

C) Ontmoeting met de lutherse pastor Gijsbert van Hattem
Ik herinnerde me aan het eind van het Lutherjaar 2017, dat ook in Antwerpen een tentoonstelling over hem is geweest, doch ik zag toen geen kans die te bezoeken. Maar zo dacht ik, wellicht zijn er nog sporen of publicaties over te vinden. Dus ondanks dat de dienst vermoedelijk wel voorbij zou zijn, heb ik stoutmoedig op de bel gedrukt van de Evangelisch Lutherse Kerk (ELK), waarop de lutherse pastor Gijsbert van Hattem beneden de deur voor ons opende en na korte uitleg van de reden van mijn bezoek, ons meenam naar boven, waar nog gezellig koffie/thee werd gedronken. Direct zag ik 450 jaar lutherse kerk in Antwerpen ook een tafeltje met daarop het boek “450 jaar Lutherse kerk in Antwerpen 1566-1585 en daarna’, te koop voor 10 euro. Zoiets was precies waarop ik hoopte. Pas later ontdekte ik, dat deze pastor ook de auteur ervan was. Al gauw kwamen we te spreken over mijn blog over Luther en de Joden in Midden- en Oost-Europa. Formeel heeft de Lutherse kerk allang afstand genomen van Luthers uitlatingen over de joden, doch volgens deze pastor moesten we goed begrijpen vanuit welke motief hij sprak: de angst dat zij zonder geloof in Jezus als de Messias verloren zouden gaan! Dat was immers ook zijn eigen geloofsstrijd geweest: hoe zeker ervan te zijn, in de hemel te komen en behouden te zijn.
Hij wist mij ook te vertellen, dat die tentoonstelling destijds gehouden was in de Sint-Andries kerk, waardoor ik wist wat mijn volgende doel zou zijn. De dag daarvoor was hij nog bij een klein symposium over de oorsprongsgeschiedenis van de Remonstrantse Broederschap in Antwerpen geweest, o.l.v. de Remonstrantse predikant in de kerk van de VPKB-gemeente Antwerpen-Zuid Bert Dicou, de naam die ik kende van zijn proefschrift over Jakob en Ezau. Jammer dat ik dat te laat wist. Grappig was dat hij ten slotte nog vertelde, dat hij een week later in Amersfoort moest zijn bij het ICK en op de terugweg van plan was Houten aan te doen, vanwege boekhandel den Hertog, mijns inziens het beste antiquariaat van Nederland. Ik kwam hem zelfs bekend voor meende hij.
D) Met de gids van de Sint-Andries R. de Meester
GidsMet dat wij om 14:50 de ingang hadden gevonden van de imposante augustijner(!) Sint-Andries kerk, zag ik bij binnenkomst dat om 15.00 een rondleiding gehouden zou worden. Alsof we met onze neus in de boter vielen. De gids, ene R. de Meester, had stof voor wel twee uur, doch na 1,5 uur moesten wij echt afhaken vanwege onze afspraak met iemand met wie wij naar het stadsgebed voor Antwerpen zouden gaan, die wij niet ver daarvandaan bij de parkeerplaats aan de kade zouden ontmoeten. Daardoor zijn we niet toegekomen aan bezoek van het begin juni 2019 geopende museum door Pastoor Rudi Mannaerts.
Opmerkelijk was dat op weg naar de toiletten ik al een groot bord zag, waar de bezoekers herinnerd worden aan de eerste twee martelaren van de Reformatie, die uit deze kerk vandaan kwamen en in 1522 meegevoerd werden naar het hof van Brussel, waar zij (Hendrik Voes en Jan van Essen) op 1 juli 1523 op de Grote Markt op de brandstapel terecht kwamen. De dag dat volgens Dick Würsten Europa veranderde.  Een derde, Hendrik van Zutphen (opvolger van de prior Jakob Praepositus , die eerder al naar Bremen wist te ontsnappen) had weten te vluchten!
Als bijschrift staat geschreven: ““Gelukkig die vervolgd worden om de gerechtigheid; hun behoort het rijk der hemelen.” (Mt. 5:10). In verwarde en verwarrende tijden hebben ook zij Christus’ Woord gepredikt…
De gids wist te vertellen dat deze oorspronkelijk kapel in 1513 was opgezet door augustijner monniken uit Enkhuizen, en dat vanwege sterke banden met Wittenberg, zij in Vlaanderen tot de eersten behoorden die de geschriften van Luther lazen en daarover op de markt predikten tegen de aflaathandel die in deze koopmansstad een ware geldzwendel was geworden en bij gevolg grote aanhang kregen. Tot ongenoegen van andere katholieke autoriteiten en inquisiteurs. Na de Rijksdag van Worms in 1521 en de uitvaardigen door keizer Karel V van de ketterplakkaten werd deze opwekking neergeslagen en de predikers waren ontvoerd, en werd het Augustijnenklooster op bevel van Margareta van Oostenrijk afgebroken. Na goedkeuring van de Nederlandse paus Adrianus VI , werd met de steun van de landvoogdes Margaretha van Oostenrijk besloten de abdij in 1529 om te bouwen tot een parochiekerk, waarbij de verschillende gilden ieder hun eigen ‘altaar’ hadden met barokke schilderijen, waarbij bij een de heilige familie van Maria en Jozef centraal staan. Meest fraaie kunstwerk is toch wel het houtsnijwerk waarop de barokke preekstoel uit 1821 gebouwd is: een compleet tafereel van Jezus roeping van de discipelen Andreas en zijn broer Petrus. Verbluffend is de hyperrealistische weergave van de personages, hun werk materiaal (bootje, roeispanen, vangnetten), en de vissen en dit in een naturalistisch toneeldecor van rotspartijen en plantengroei.
Preekstoel Sint-Andries AntwerpenToen de Antwerpse calvinisten in augustus 1566 – na de beeldstorm aan het bewind kwamen, hebben zij deze kerk zodanig verbouwd, dat er d.m.v. een scheidingsmuur slechts een klein stukje – het koor met altaar – voor de katholieken overbleef. De stad werd na de beeldenstorm op 20 augustus 1566 het brandpunt van antikatholieke rellen: de “Antwerpse Beroerten”. Duizenden roomsen ontvluchtten de stad, totdat prins Willem van Oranje er de rust kwam herstellen.
De in 1580, door stadhouder Willem van Oranje georganiseerde godsdienst telling, bleek 33% van de bevolking aanhanger te zijn van het calvinisme, 17% van het lutheranisme en 50% Katholiek.
De opstand tegen Spanje hebben de stad grote schade berokkend. In 1576 werd de stad geplunderd door muitende Spaanse huursoldaten, die 8000 burgers vermoordden (Spaanse Furie). De stad sloot zich vervolgens aan bij de Pacificatie van Gent en was gedurende de komende 9 jaar min of meer de hoofdstad van de anti-Spaanse opstand. Dit tijdperk staat bekend als de Antwerpse (calvinistische) Republiek. In 1585 werd Antwerpen door de Spaanse stadhouder Alexander Farnese, hertog van Parma, veroverd na een beleg dat meer dan een jaar had geduurd. Daarna wilde het nieuwe Antwerpse stadsbestuur geen wraak of repressie jegens protestanten en gedoogde het stadsbestuur de aanwezigheid van andersdenkenden. Er groeide een pragmatische tolerantie: wie discreet was en geen aanstoot gaf, kon het geloof van zijn keuze trouw blijven. Zo bracht de protestantse geloofsovertuiging van Rubens leermeester Adam van Noort en zijn collega Jordaens, diens carrières niet in gevaar.
Opmerkelijk vond ik, was dat de gids Luther zag als de meest authentieke katholiek en spijt betuigde van de scheiding van de Noordelijke Nederlanden na 1830, waardoor zijn opa gedwongen was geweest elke vorm van scholing in het Frans te moeten volgen. Daarentegen was de gids wel weer lyrisch over het koor met de daarin centraal de Maria ten Hemelopneming (die nog steeds elk jaar op 15 augustus herdacht wordt) en hij was ook wel trots op een hier een gemeenschappelijk epitaaf – een memoriesteen (1620) – ter gedachtenis aan de katholieke Schotse koningin-martelares Maria Stuart en twee hofdames die haar dagboek mee naar Antwerpen hadden genomen.
In wat Rubens’ eerste parochiekerk was, prijkt ook een werk van zijn leermeester Otto van Veen: de Marteldood van Sint-Andreas.
Parochie van MiserieIn de 19e eeuw werd de Sint-Andries kerk “de Parochie van Miserie“ genoemd: een arme volkswijk met hoge bevolkingsdichtheid. Schrijver John Wilms beschreef in 1941 de wijk in zijn gelijknamige boek. Heel apart is de speelse inval van het zonnelicht in combinatie met de kleurenrijkdom van de glasramen, die o.m. Vincent Van Gogh geïnspireerd heeft.

E) Observaties over betekenis van Pieter Paul Rubens na de (Contra)Reformatie
Wij hebben Rembrandt, de Vlamingen hebben Rubens, zijn iets oudere tijdgenoot. De eerste vooral protestants, de tweede katholiek, doch beide gelden als barokke schilders en beide zijn beïnvloed door het effect van lichtinvallen tegen donkere achtergronden, zoals bekend was geworden door de Italiaanse schilder Caravaggio, zoals in de Aanbidding der herders uit 1609, een doek vol sturm-und-drang met heftig nachtlicht en engelen zo acrobatisch als trapezeacrobaten. Maria plaatst haar voet op een rotsblok, als symbool van standvastigheid. Nu had ik eerder dit jaar al de Vlaamse Rubens Schilder en Diplomaatmini TV-serie Rubens, Schilder en Diplomaat (1977) op DVD bekeken, zodat ik al enigszins een beeld van hem had kunnen vormen. Bij een bezoek aan het Rubenshuis en ook daarna moest ik in zekere zin tot mijn ongenoegen constateren hoe cruciaal zijn leven en werk is geweest voor de periode na de val van Antwerpen en hoe dat feitelijk in schril contrast staat tot dat van de lutheranen en calvinisten en tekenend is voor de ROOMS-katholieke cultuur en contrareformatie. Waarbij het opmerkelijk is dat zijn vader Jan Rubens in 1568 zijn thuisstad Antwerpen verlaat, want als protestant (!) is hij niet langer veilig in de katholieke Nederlanden, waar Alva kwam om de verantwoordelijken van de Beeldenstorm te straffen. Jan, zijn vrouw Maria Pypelinkcx en hun vier kinderen vestigen zich in Keulen. Daar begint jurist en zaakvoerder Jan echter een verhouding met de labiele prinses Anna van Saksen, de tweede vrouw van Willem van Oranje, waaruit in 1571 een dochtertje werd geboren. De buitenechtelijke relatie kost hem bijna het hoofd, maar de buitengewone edelmoedigheid van zijn vrouw Maria, die ondanks alles achter haar man blijft staan, redt hem wellicht het leven.
Duits begin, Antwerps vervolg
Na twee jaar in de kerkers komt Jan Rubens in 1573 vrij onder huisarrest. Jan Rubens bekent zich weer tot het katholicisme zodat hij opnieuw zijn beroep kan uitoefenen. In Siegen wordt op 28 juni 1577 Peter Paul geboren, als zesde van zeven kinderen. Jan Rubens overlijdt in maart 1587 in Keulen. Zijn vrouw Maria keert in 1589 – vier jaar na de val, terug naar Antwerpen met drie kinderen: Blandina, Filips en Pieter Paul. De oudste zoon Jan is wellicht naar Italië vertrokken. De andere drie kinderen zijn overleden. Tot 1601 woonden ze in de patriciërswoning Sint-Arnold op de Meïr 54.
Als puber– waarschijnlijk typisch ook voor het onderwijs aan de Latijnse school vanaf zijn 12e jaar bij meester Rumoldus in de Kathedraalschool – kwam hij onder de invloed van de Renaissance, met zijn terugkeer en herontdekking van de Grieks- en vooral Romeinse cultuurgeschiedenis. Tijdens zijn schooltijd raakte hij voor het leven bevriend met Balthasar Moretus, de kleinzoon van drukker-uitgeverij C. Plantin.
Een andere goede vriend was de gefortuneerde jurist, oudheidkundige en kunstverzamelaar Nicolaas Rockox (1560-1640) en 7x burgemeester. Het Rockoxhuis is nu een sfeervol museum.
In 1598 werd Rubens zelfstandig schilder door toe te treden als meester van het Sint-Lucasgilde, na in de leer te zijn geweest bij de landschapsschilder Tobias Verhaecht, vervolgens bij Adam van Noort (1562-1641) en zijn meest invloedrijke leermeester Otto van Veen (1557-1629).
Van 1600 tot 1608 (van zijn 23e tot zijn 31e jaar) woonde en werkte Rubens in Italië, waar hij intensief de kunst van de Romeinse oudheid en de Italiaanse renaissance bestudeerde (Veronese, Titiaan en Caravaggio). Bovenop een schilderij van de Porta Pia, de stadspoort in Rome, plaatst hij bovenop de portiek twee Romeinse goden: Mercurius, die gold als de god van de schilders en Minerva, de godin van de wijsheid.
Rubens was vooral onder de indruk van de Romeinse filosoof Seneca, (4 v. C.-65 n.C.) van wie hij uit Italië een antieke marmeren buste meebracht, dat later een ereplaats in het Rubenshuis kreeg. Bij deze stoïcijn, golden wijsheid, standvastigheid, zelfbeheersing en een gerust gemoed bij uitstek als de morele kwaliteiten. ‘Niets begeren’ was zijn motto. Zo was Rubens geen slaaf van wijn en lekkernijen en had hij een grote afkeer van overmatig drankgebruik en schranspartijen met rijk voedsel. Deze leer van Seneca leek zich te verzoenen met het christendom en bood ook waardevolle adviezen voor het dagelijkse leven. De intelligentsia van de 17e eeuw verdiepte zich in Justus Lipsius boeken over Seneca en het neostoïcisme. Rubens oudere broer Filips, humanist en stadssecretaris van Antwerpen, was de favoriete leerling van Lipsius. Op zijn schilderij De vier filosofen uit 1611 beeldde Peter Paul Rubens, zichzelf af samen met zijn broer Philip Rubens, Justus Lipsius en Jan van der Wouwere, met op de achtergrond een borstbeeld van Seneca, samen met vier tulpen in een vaasje, toen nog een kostbare en zeldzame bloem.
Ook maakte hij in deze periode een portret van de keizer Servius Sulpicius Galba (3 v.C.-69 n. C.), de opvolger van Nero voor slechts 7 maanden.
Van 1603 tot 1604 verbleef hij in Spanje. Hij ging er op diplomatieke missie in opdracht van de hertog van Mantua. Aan het hof van koning Filips III leverde hij verschillende geschenken. Hij beleefde er de confrontatie van de Spaanse kunst met de Venetiaanse werken van Titiaan in Madrid. In opdracht van de Hertog van Lerma schilderde hij de dertiendelige reeks der Apostelen en een Christusfiguur, alsook een schilderij van zijn opdrachtgever gezeten op diens paard.
Isabella Brant
Rubens wordt verliefd op een buurmeisje Isabella Brant in de Antwerpse Kloosterstraat, waar het ouderlijk huis van de Rubensen staat. Toen Rubens in 1608 uit Italië terugkwam, bezorgde Nicolaas Rockox hem meteen belangrijke opdrachten: De aanbidding der koningen voor het stadhuis en de Kruisafneming voor de kathedraal. Voor zijn eigen huis bestelde deze burgemeester en humanist Samson en Delila als waarschuwing voor de gevaren van wellust en passie en voor zijn grafkapel een triptiek met het Ongeloof van de Heilige Thomas.
In september 1609 werd hij hofschilder van aartshertogen Albrecht en Isabella voor een bedrag van 500 livres per jaar. Isabela Clara Eugenia, de latere aartshertogin, werd Rubens mecenas, waaronder ook wandtapijten voor het Padro in Madrid. “Deze aartshertogen kochten ook werken van andere schilders, meer dan 500 in totaal. Met antieke mythologische voorstellingen vanwege de grote eerbied tijdens de renaissance voor de Oudheid. Daarnaast verzamelden ze Maria’s met kinderen, hemelvaarten en andere katholieke voorstellingen. Want beide aartshertogen waren net als Filips II series katholiek en ook in dat opzicht wilden ze hun Nederlanden herstellen. Kunst moest helpen om de ware kerk weer stevig te wortelen. Vooral beeltenissen van Maria zouden het Vlaamse volk moeten helpen het juiste geloof terug te vinden. Vandaar dat we uit die tijd veel schilderijen van de Moeder Gods hebben. Ook van Rubens, die er een weelderig-barokke draai aan gaf.”
De schilderijengalerij van Cornelis van der Geest geeft daarvan een aardige en imposante indruk:
Schilderijengallerie Cornelis van der Geest
Op 3 oktober 1609 huwt hij deze dochter van stadsgriffier van Antwerpen, Jan Brant.
Als gevolg van het Twaalfjarig Bestand in de Nederlanden tijdens de periode 1609-1621 steeg de welvaart in Antwerpen, waardoor Rubens snel verschillende opdrachten kreeg. Rubens werkte gedurende zijn hele loopbaan voor kerkelijke opdrachtgevers. De eerste kreeg hij van de Dominicanen, het gloedvolle en zwierige Dispuut van het Heilig Sacrament, een schilderij waarop kerkvaders samen met andere heiligen praten over Christus’ aanwezigheid in de hostie.
De Onze Lieve Vrouwekerk heeft deze monumentale topstukken: De kruisoprichting waarbij de beulen die het kruis rechttrekken, een draaiklok van woede en geweld vormen (1610). De kruisafneming voor het altaar van het Kolveniers- of vuurwapensgilde o.l.v. Nicolas Rockox (1614) en het schilderij boven het hoofdaltaar, de Hemelvaart van Maria (1626) en de drieluik met de Verrijzenis van Christus (1612), dat hij schilderde voor de opvolgers van C. Plantin. Zo ontwierp hij 1618 de bekroning van het hoofdaltaar van de Antwerpse jezuïetenkerk (na afschaffing van deze orde in 1773 vernoemd naar een nieuwe patroonheilige Carolus Borromeus). Deze productie kan als een reactie gezien worden op de lege kerken na de beeldenstorm.
Rubens beslist dat hij meer ruimte nodig heeft voor zijn gezin en zijn werk. Hij koopt zich een huis met grond aan de Wapper, vlakbij de Meir in Antwerpen. Toen en nu een gegeerd stukje stad. In de loop van de volgende jaren laat hij het bestaande 16e-eeuws huis verbouwen en uitbreiden tot een Italiaans palazzetto, een klein stadspaleis. Een dergelijke riante kunstenaarswoning met gescheiden woon- en atelierfuncties, die tegelijkertijd dienstdoet als museum, dat was in onze streken ongezien in die tijd. Dat stadspaleis kennen we nu als het Rubenshuis, dat hij in 1618 betrok.

De Sint-Jacobskerk  werd zijn parochiekerk, waar hij dagelijks de mis bijwoonde, zou hertrouwen en zijn kinderen dopen. Deze kerk lag in de rijkste wijk van Antwerpen. Rockox had hier zijn grafkapel me teen triptiek van het Laatste Oordeel.
Rubens is de meest gezochte schilder van Europa geworden. Koningen en prinsessen, staatsmannen en diplomaten…allemaal willen ze een schilderij van hem. Ook nadat in 1621 het 12-jarig bestand teneinde liep en de oorlog herbegon. Zou Rubens zich blijven inzetten voor vrede. Tussen 1621 en 1625 schilderde hij 24 schilderijen voor het Palais du Luxembourg, zijn grootste opdracht ooit, die historisch-allegorisch de levensloop van koningin Maria de’ Medici uitbeelden.
In 1623 sterft zijn dochtertje Clara Serena, het lieve meisje met de guitige blik en de blozende bolle wangetjes van wie hij enkel jaren eerder zo’n prachtig, liefdevol portret heeft gemaakt. Het komt hard aan bij Rubens, die al zijn kinderen dierbaar liefheeft.
Drie jaar later sterft zijn geliefde Isabella, waarschijnlijk aan pest. Ze is vierendertig jaar oud. Daarmee komt een einde aan een harmonieus huwelijk. Rubens is ontroostbaar.
In de periode 1625-1628 reist hij doorheen Europa om op aanvraag van koning Filips IV te onderhandelen over een mogelijke vrede tussen Spanje en Engeland. Een verbond tussen die twee landen zou misschien ook een einde maken aan de vijandelijkheden tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. Zijn aanzien wordt officieel bezegeld. Behalve prestigieuze opdrachten levert het hem ook twee adellijke titels op. In 1624 wordt hij door de Engelse koning Karel I in de adelstand verheven. 6 jaar later wordt hij bovendien geridderd door de Spaanse koning Filips IV.
Helene FourmentHelena Fourment (1614-1673) was slechts zestien jaar toen ze in 1630 met Rubens – net terug van zijn vredesmissie uit Engeland – op zijn 53e trouwde, even oud als Rubens’ oudste zoon, Albert. Ze kwam uit “een fatsoenlijke, maar burgerlijke familie”, bewust niet van adel dus. Toen al werd ze geroemd om haar schoonheid. Niet minder dan 5 kinderen werden er geboren. Zij inspireerde hem in zijn laatste levensjaren tot ‘bekoorlijke en intieme portretten en naaktportretten’.
Vanaf de jaren ’30 trekt Rubens zich vanwege hevige jichtaanvallen grotendeels terug uit de diplomatie. Maar hij blijft deel uitmaken van de Europese jetset en aanvaardt nog steeds grote opdrachten.
In 1635 werkten hij en burgemeester Rockox samen aan de uitwerking van grootse stadsversieringen ter gelegenheid van de ‘Blijde Intrede’ van de nieuwe Spaanse landvoogd prins-kardinaal Ferdinand, de broer van Filips IV. Hij ontwierp maar liefst elf praalbogen die de stad versierden.
In 1635 koopt hij een landgoed nabij Elewijt: Het Steen. Dat jaar werkt hij aan zijn grootste opdracht ooit: de decoratie van het Koninklijk Jachthuis Torre de la Parada in Madrid. Jacob Jordaens is een van zijn medewerkers aan die omvangrijke klus. In 1636 wordt hij tot hofschilder benoemd door kardinaal-infant Ferdinand, de zoon van Filips III van Spanje.
Op 27 mei 1640 maakt hij zijn testament op en op woensdag 30 mei sterft hij in zijn huis aan de Wapper. Hij werd net geen 63 jaar. Hij ligt begraven in de Sint-Jacobuskerk. Zijn grafkapel was pas in 1645 klaar. Ook zijn weduwe Helena Fourmet ligt er begraven, hoewel zij na Rubens ’dood hertrouwde. Zeker 42 afstammelingen zijn in deze kapel bijgezet. Het schilderij voor het altaar, dat hij voor deze grafkapel had uitgekozen is zijn eigen Madonna met heiligen.
“Rubens zelf bezat 324 schilderijen van de grootste kunstenaars uit Italië en de Nederlanden, oude en recente meesters. In de laatste tien jaar van zijn leven verzamelde en schilderde hij zelf opvallend veel erotisch geladen voorstellingen met mooie jonge vrouwen, weelderig gekleed of naakt, die alle wanden van zijn huis sierden, naast kostbare ivoren sculpturen, antieke beelden, cameeën en munten.”
In een brief aan Nicolas-Claude de Peiresc, schreef hij december 1638: “Hoewel wij de eerste plaats toekennen aan versterving, mogen wij de toegestane wellust dankbaar genieten.”
“Na de dood van Rubens was Jordaens de meest geprezen kunstenaar van Antwerpen. Elke opdracht was – uit welke hoek hij ook kwam, een uitdaging om zijn talent te tonen. Ook al overtrad hij daarmee de richtlijnen van Calvijn, die verbood om altaarstukken te schilderen, want dat was afgoderij. Calvijn keurde eveneens mythologische voorstellingen met al te veel naaktfiguren af; een verbod dat Jordaens duidelijk naast zich neerlegde.”
“Rubens en Jordaens hadden dezelfde leermeester, maar maakten andere keuzes. Rubens schilderde het katholicisme en de contrareformatie triomfantelijk en met overtuiging de hemel in. Toch werkte hij achter de schermen ook jarenlang als diplomaat. Hij spande zich in voor de vrede met de protestantse Nederlanden en droeg zo zijn steentje bij tot een klimaat van voorzichtige verdraagzaamheid. Hij onderhield goede relaties met vooraanstaande protestanten als Constantijn Huygens en Maurits van Oranje en met collega-schilders uit het Noorden.”

Bronnen:

  • De hoogtepunten van het Rubenshuis
  • Rubens-wandelgids. Maak kennis met zijn vrienden, familie en zijn beheerste [on]deugden.
  • 450 jaar Lutherse kerk in Antwerpen 1566-1585 en daarna – Gijsbertus van Hattem
  • Antwerpen in de tijd van de Reformatie. Ondergronds protestantisme in een handelsmetropool 1550-1577 – Guido Marnef (1996).

Eén reactie

  1. Dit is op Bijbelvorser = Bible Researcher herblogden reageerde:

    De 16de eeuw is op godsdienstig vlak een zwarte bladzijde voor de contreien welke nu tot België behoren, zolang dat land nog zal bestaan.

    Vele ware Christenen die in één God geloofden moesten het bekopen met hun leven. Anderen die wel in de Drie-eenheid geloofden maar het niet eens waren met de Rooms Katholieke Leer kozen het hazenpad vooraleer de Roomsen hen te pakken konden krijgen, of bleven zoals de ware Christenen in het geheim bijeenkomen.

    Tegen het zuidelijk geweld (uit Spanje) was het maar best dat katholieken en hervormden elkaar maar beter konden vinden om in spijs en vree samen te leven. Gelukkig waren er wijze kunstenaars en diplomaten die probeerden rede te brengen.

    Erg genoeg hoopten en sloegen meerdere staatsleiders er in met kunst hun kerk weer stevig te laten wortelen en zelfs protestanten niet af te schrikken van beelden van Gdo, welk totaal indruist tegen de Bijbelse leer. Dat “Vooral beeltenissen van Maria zouden het Vlaamse volk moeten helpen het juiste geloof terug te vinden.” getuigd van hoe makkelijk het is op de weke ziel van de volksdevotie te rekenen. In de latere eeuwen, naar het einde van vorige eeuw zagen wij dan ook terug beelden in protestantse kerken verschijnen. Dit niet enkel in België maar over heel Europa.

    Duidelijk zal er een nieuwe reformatie moeten komen om mensen te doen inzien dat er slechts één Ware God is Die één is en niet drie en waarvan geen afbeeldingen mogen gemaakt worden.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.