VPE stemt in met ondertekening Verklaring van Verbondenheid op 29 mei


Waarom zouden we als VPE tijdens de Nationale Synode instemmen met de opgestelde Verklaring van verbondenheid, waar de deelnemende kerken zich verbonden weten met de oude christelijke kerk die haar geloof onder woorden heeft gebracht in de belijdenis van Nicea (de door keizer Constantijn bijeengeroepen synode van allerlei bisschoppen uit het Romeinse Rijk, met uitzondering van de Joodse bisschoppen uit Jeruzalem), doch nu “Navolgend de lijn van Gods aloude verbondsvolk sluiten zij nu ook zo’n verbond met elkaar om God te dienen, zoals in Jozua 24”?

Waar erkent wordt dat ze in het verleden vaak langs elkaar geleefd hebben, zich verootmoedigen en verklaren elkaar blijvend te zullen zoeken in het vertrouwen op de liefde van de levende God, Vader, Zoon en Heilige Geest. https://www.nationalesynode.nl/verklaring/. In de Verklaring van Verbondenheid is te weinig oog voor de geschiedenis, meent Wim van Vlastuin van het Hersteld Hervormd Seminarie, m.i. terecht! De verklaring bevat ‘een tuttifrutti aan opvattingen die niet katholiek (algemeen christelijk) is’. Van Vlastuin zei ‘grote verlegenheid’ te voelen met de huidige ontwikkeling van toenadering tussen kerkgemeenschappen in Nederland, omdat die volgens hem de band met de geschiedenis doorsnijdt. De ondertekening op 29 mei bij de slotdag van de Nationale Synode slaagt er niet in ‘om de katholiciteit zo vorm te geven dat er één kerk ontstaat’, stelde Van Vlastuin. Tegelijk roemde hij de Dordtse belijdenis als ‘voorbeeld hoe we vandaag de dag met grote verschillen zouden kunnen omgaan’.

Dus hoe gelukkig of juist ongemakkelijk moeten we ons voelen door de herdenking van 400 jaar Dordtse Synode aan te grijpen voor een Verklaring van Verbondenheid, zonder een historische inbedding of duiding van onze Vaderlandse geschiedenis?

Zeker als Verenigde Pinkster- en Evangeliekerken zijn wij in dit geheel een Fremdkörper of nieuwkomer. Wij kwamen middels het overwaaien van de Evangelische Alliantie uit Engeland en de opwekking in Wales resp. pas halverwege de 19e en begin 20e eeuw kijken en zien ons nadrukkelijk eerder als congregationalistisch dan presbyteriaans, laat staan episcopaal, hoewel wij inmiddels wel een stevig debat hebben gevoerd over apostolisch en koninklijk leiderschap en daar ook niet zonder kleerscheuren uit zijn gekomen.
Als kerkgenootschap maken wij relatief pas kort deel uit van die Vaderlandse geschiedenis en verhouden wij ons daar niet zo best mee, gesteld dat we al een band hebben en dat nodig vinden. Want kritiek op die Vaderlandsche kerk, is er vanaf het begin steeds geweest. Hoewel Vaderlandsch? In feit vond de Kerk zijn oorsprong als resultaat van de Reformatie van Calvijn in de vluchtelingenkerken in het buitenland (denk aan de geloofsbelijdenis die Guido de Brès in november 1561 over de muur bij de landvoogdes voor de Nederlanden, Margaretha van Parma, gooide in de hoop haar en koning Filips II van het grootste Habsburgse Rijk ooit, te overtuigen dat de protestanten niet zo waren als de Wederdopers en opstandelingen in Münster en dat ‘de overheid’ dus niets van hen te vrezen had. Protestanten werden overigens pas zo genoemd vanaf de Rijksdag in Spiers in 1529 – niet vanwege protest tegen Rome, zelfs niet tegen de theologie van de oude kerk, maar tegen de politieke beslissing daar in Zuid-Duitsland, toen de eerder verleende godsdienstvrijheid werd teruggedraaid.
Denk ook aan de catechismus uit Heidelberg met een voorwoord van keurvorst Frederik III van de Palts. Denk aan het Convent van Wezel net over de grens bij Winterswijk (Dathenus) waar wordt besloten dat de psalmberijming van Datheen in het vervolg in de Nederlandse kerken zal worden gezongen!
Denk aan de synode te Emden in 1571, die plaats vond voor dat in juli 1572 in de Augustijnenkerk in Dordrecht de eerste hervormde kerkdienst belegd werd, terwijl in diezelfde maand (19 t/m 23 juli) in de refter (eetzaal) van het klooster de eerste Vrije Statenvergadering plaatsvond onder leiding van Marnix, heer van Sint Aldegonde, die in datzelfde jaar waarschijnlijk ons onvolprezen Wilhelmus heeft geschreven.
Ik noem deze data bewust, omdat zoals het mij vergaat het vast ook u zal doen, dat wij tot onze schade die geschiedenis niet of nauwelijks meekrijgen, laat staan weten te reproduceren. En als er iets is dat wij kunnen leren van onze joodse broeders, dan is dat het belang van herdenken!

En wat weten wij eigenlijk van de context van de internationale synode in Dordrecht van 1618-1619? Waarom het bijvoorbeeld in Dordrecht werd gehouden en welke rol King James, ja die van die Vertaling, daarin had?

Zelfs mijn kinderen, die in Houten op de Johannes Bogermanschool hebben gezeten, kunnen niet navertellen wie hij was. Desgevraagd beginnen ze over de zaaier: het embleem op het oude, inmiddels verdwenen schoolgebouw.

En als het over de aanleiding en de inzet van het rumoerige debat gaat, dat na een half jaar zou leiden tot de Dordtse Leerregels, dan komen wij als Pinkstergelovigen waarschijnlijk niet veel verder dan hebben van een lichte sympathie voor Arminius i.p.v. Gomarus en hebben we meer verwantschap met John Wesley dan George Whitefield? Paul van de Laan typeert in zijn artikel over Congregationalisme en de Pinksterbeweging, dat die wortelt in de 19e-eeuwse Heiligingsbeweging, die de doop in de Heilige Geest zocht als bewijs dat men de staat van heiligheid had bereikt.

Getuige ook het artikel “de uitverkiezingsleer van Calvijn tot Arminius” in de Parakleet (nr. 19, zomer ’85) van Gerrit Delfstra, die zoals vele anderen net als Arminius aanvoelen, dat er iets niet klopte in de theologie, zoals die verwoord was in de Nederlandse Geloofsbelijdenis en De Heidelbergse catechismus en wijst op de invloed van de filosofie van Aristoteles (van de scholastiek, de neiging alles in een kloppend systeem of model te krijgen), zoals bij Peter Vermigli die in Italië (Padua) de Reformatie probeerde te beginnen en die filosofie aan de theologie van Calvijn probeerde te koppelen. En ook bij Beza, de opvolger van Calvijn, bij wie hij in Genève nog in de leer was geweest.
Doch omgekeerd: wie weet van de invloed van Socinus op Arminius? Als je die kent en ziet, dan wordt je toch wel ontnuchterd en kunnen we Gomarus snappen: Socinus had geopperd dat voor de verzoening tussen God en ons het niet nodig is dat Christus sterft als genoegdoening. Dit loopt bij Socinus uit op de ontkenning van het echte God-zijn van Christus. God kan ook zo wel onze zonden door de vingers zien, als we er maar oprecht berouw van hebben.

Doch waren de Dordtse Leerregels wel zo goed, dat ze samen met die twee andere Formulieren na de Franse Tijd ingezet werden ter ondertekening door proponenten en onderwijzers?
Allesbehalve. Berucht is de proponentsformulering quia of quatenus? Tijdens de Nationale Synode van 1619 werd nog gezegd, dat de verklaringen van de DL in alles overeenkomen [quia] met Gods Woord. Onder invloed van het moderne denken (toen neologisme genoemd) werd in Het Reglement op het Examen en de toelating tot het Leeraarsambt (11 juli 1816) werd echter gesteld dat: „Het reglement vraagt van aanstaande predikanten trouw aan „de leer, welke, overeenkomstig [quatanus] Gods Heilig Woord, in de aangenomen formulieren der Kerk is vervat. In feite lag in die formulering, de kern van wat niet veel later in 1834 zou leiden tot de Afscheiding en de vorming van de Christelijk Gereformeerde Kerk en de latere doleantie van A. Kuyper en de zijnen. En steeds is de oproep terug te keren tot de oorspronkelijke DL tot en met Gereformeerde Kerken (hersteld) [opgericht tijdens de synode van Mariënberg in 2006] De Gereformeerde Kerken Nederland (GKN de naam van het kerkverband dat op 26 november 2009 tot stand is gekomen), die willen vasthouden aan de geloofsbelijdenis die de gereformeerde kerken in ons land via de Afscheiding van de Nederlandse Hervormde Kerk in 1834, de Doleantie in 1886, de Vereniging in 1892 en de Vrijmaking in 1944 steeds wilden handhaven.

Een belangrijke profetische stem in die 19e eeuw is wat ik de Luther van de 19e eeuw zou willen noemen: H.F. Kohlbrugge. Begin met Wikipedia als je nog niets van zijn levensloop weet. Van Kohlbrugge is bekend zijn opmerking in een brief uit 1835 aan een vriend in Delft: Waarom pakte men Arminius niet in de ribben aan? En waarom heeft men zich laten verschalken en afbrengen van de Justitia Christi tot de predestinatie, waardoor de Synode van 1618 zulk een ongelukkige houding heeft verkregen, moetende de Remonstranten uitwerpen, waar zij met de prediking der Justitia Dei et Christi de Remonstranten op de loop gejaagd zou hebben, en veler monden voor het toekomende gestopt waren geweest?

Doch zoals ik verderop wil aankaarten, moeten we dieper kijken en luisteren naar de profetische stem van H.F. Kohlbrugge, de luther van de 19e eeuw, die zowel bij de hersteld lutherse kerk in Amsterdam als bij de Ned. Herv. Kerk in Utrecht geweerd werd, doch verwelkomd in het piëtische opwekkingsmilieu van Wuppertal. Dezelfde Kohlbrugge, die het n.a.v. zijn ontdekking van de komma in Rom.7:14 het aan de stok kreeg met de Joodse christen Isaac dat Costa over de verhouding van de rechtvaardiging en de heiligmaking en dezelfde Kohlbrugge die het boek schreef “Wozu das Alte Testament?  Leidraad om de boeken van Mozes en de profeten op hun juiste waarde te schatten “ dat pas een eeuw later zo’n grote invloed zou uitoefenen op zowel Miskotte en Frans Breukelman, Noordmans en Van Ruler en nu Rinse Reeling Brouwer, die onlangs prachtige afscheidsrede als hoogleraar hield aan de PTHU op de VU. En die nog jaarlijks herdacht en in ere wordt gehouden wordt door de Vrienden van Kohlbrugge. Daar werd onlangs tijdens de laatste Jaarlijkse Vriendendag in de Grote Kerk in Vianen het boekje De hemel is rood van wijlen dr. Willem Aalders in nieuwe druk opnieuw uitgegeven en overhandigd aan zijn dochter. Die Aalders is wat mij betreft als beste vertolker van Kohlbrugge en de luther van de 20e eeuw.

Tijdens de conferentie in Apeldoorn bij de TUA op 10 mei 2019 jl. over “De theologie van Dordt en de kerk vandaag” werden mij paar belangrijke dingen duidelijk. Van de ochtendlezingen van zowel prof. dr. Willem van Vlastuin, dr. Dolf te Velde en dr. Hanneke Schaap-Jonker heb ik alle drie een kopie gevraagd én gekregen, zo goed vond ik ze.

Van Vlastuin begon zijn de eerste lezing tot mijn stomme verbazing direct met treffend citaat van deze Kohlbrugge over het aanpakken van Arminius bij de ribben, dat mij een paar weken eerder ook al zo getroffen had.
Dolf te Velde toonde aan in een uitstekende lezing, dat er in de Dordtse Leerregels toch wel sprake is van de rechtvaardiging door het geloof. Op het eerste gezicht komt komen die inderdaad nauwelijks naar voren. In zekere zin is dit niet zo verwonderlijk, omdat de indeling van de Leerregels direct ontleend is aan de vijf artikelen uit de Remonstrantie van 1610. Vandaar dat de thema’s verkiezing en verwerping, verzoening, genade en wedergeboorte, en volharding op de voorgrond staan. Toch zijn er bij nader inzien wel een paar plaatsen, waar het rechtstreeks gaat over de vraag: hoe worden wij door het geloof gerechtvaardigd? Deze passages vinden we niet in de positieve uiteenzetting van de leer, maar in de Verwerping der Dwalingen bij de hoofdstukken I en II van de Dordtse Leerregels. Voor het eerst werd dankzij de uitleg van Te Velde mij pas echt duidelijk, waar de kneep zit. Kohlbrugge had gelijk: bij zijn visie op de rechtvaardiging door het geloof, niet bij die van de Verkiezingsleer. Ook Gomarus kreeg trouwens tijdens de Synode niet volledig zijn gelijk.

Dolf te Velde legt in 5 gerelateerde punten de opbouw van het betoog van Arminius (rond 1606) uit t.a.v. zijn visie op de rechtvaardiging door het geloof.

Hanneke Schaap – bijzonder hoogleraar Klinische Godsdienstpsychologie aan de VU – tenslotte, gaf een lezing, waarnaar ik nog het meest benieuwd was, gezien de vraag of er een verband is tussen reformatorische gelovigen en depressie of zelfs psychosen. Zij heeft een eigen website en hield een heel helder betoog over hoe het komt dat veel reformatorischen bij de psychiater lopen. (Niet alleen die trouwens, 1 op de 4 mensen schijnt last te hebben van psychische problemen). Wat zij zei, trof mij zeer en schetste waar in de ontwikkeling van een kind iets fout gaat. Zij heeft het dan over een narcistische krenking van het zelfgevoel, frustratietolerantie en kwetsbaarheid voor psychopathologie. Waar dit op neerkomt is, dat in de ontwikkelingspsychologie fasen van ontwikkeling worden onderscheiden, waarbij een kind aanvankelijk ervaart dat heel het leven om haar of hem alleen draait. Het duurt vanzelf niet lang wanneer de eerste crisiservaring optreedt: namelijk als blijkt dat de ouder (moeder dikwijls) er even niet is, of als het een NEE krijgt te verwerken, want betekent dat immers niet dat zij niet meer om mij geeft of van mij houdt? De meeste kinderen groeien hier overheen en ontdekken opnieuw een balans, als zij ontdekken, dat een NEE, NIET betekent dat de ouder niet meer van haar zou houden. Bij sommige kinderen, lukt het echter niet goed deze balans te vinden. In zo’n context waarin sprake is van veel onzekerheid en angst, als het gaat om wie God voor mij is (wellicht ook psychisch lijden), kan het beter zijn om andere accenten te leggen en explicieter te wijzen op de genadige liefde van de Heere. Dit staat niet haaks op dit belijdenisgeschrift, maar is erin verweven en ook de dragende grond ervan. https://www.rd.nl/opinie/genadige-liefde-is-dragende-grond-dordtse-leerregels-1.1568738

Een vraag die ik tot mijn verrassing zo ook letterlijk teruglas bij wijlen dr. C. Graafland in zijn boek “Gereformeerden op zoek naar God” in het laatste hoofdstuk ‘Verkiezing en spiritualiteit’. Want deugt de leer wel van de dubbele predestinatie? de titels van de kopjes zeggen voldoende: “Het is niet zo erg als het lijkt; Ik wou dat het waar was; Maar het is niet waar; Toch hebben zij gelijk; Als we de DL eens opnieuw gaan lezen; het eerste het laatst; hoe heerlijk wordt dan Gods verkiezing; Hoofdlijnen van een bijbelse fundering.” Hij komt tot het voorstel om de volgorde van de leerregels te wijzigen, door het eerste (Gods soevereiniteit) het laatst te noemen! Evenals dr. G. van den Brink en dr. C. van der Kooi doen in hun Christelijk Dogmatiek van 2012. 05. Opmerkelijk vind ik vervolgens dat Graafland eindigt met de vraag: hoe de OT-aspecten van Gods verkiezing te verbinden met de nt-gegevens en hoe die te integreren in de geref. verkiezingsleer en dan zegt dat het antwoord daarop ligt in een NIEUW verstaan van Romeinen 9-11 en dan zich afvraagt of deze klassieke bewijsplaats voor de dubbele predestinatieleer te terecht is, waarbij in sterke mate los van Rom. 1-8 verzelfstandigd is, waardoor de predestinatieleer een eigen plaats kreeg los van de rechtvaardiging. Als die twee delen weer met elkaar verbonden worden dan krijgt 9-11 een diepe evangelische inhoud! Dan worden deze 3 hoofdstukken in hun geheel verstaan als de gang van Gods welbehagen met zijn volk Israël, die loopt via de menselijke verharding en goddelijk oordeel naar uiteindelijke Goddelijke ontferming en het ja-woord hierop van de kant van zijn volk. En dat geldt Israël en allen die in Israël zijn ingelijfd! (p. 217-218)

Of neem de lezing van Bart Jan Spruyt ‘Over vrijheid, kerkrecht en beeldvorming na Dordt’, in de bundel Reformatie toen en nu, deel 2: drie lezingen die het Hersteld Hervormd Seminarium samen met Driestar Educatief, die hij hield in najaar 2018 en dit jaar zijn uitgegeven door de Banier. Opmerkelijk voor mij was wat hij vertelde over de ‘waardering van Dordt (1700-1950). Want naast de ode zijn er wel degelijk allerlei potentiele pathologische gevolgen van een hyper-calvinistisch denk- en leefklimaat. En hij citeert dan zomaar uit de autobiografische terugblik van een intelligente en sensitieve ervaringsdeskundige: Ewald Mackay, uit ‘Het uitverkiezingslampje. De Dordtse Leerregels en de wereldkerk”, in “Interkerkelijke bezinning over Dordtse belijdenis”, Dordrecht 2012’. Als je wilt weten waar deze extreme vorm van calvinisme toe kan leiden, kun je dat hier online nalezen: http://www.ewaldmackay.nl/images/Artikelen/Publicatie101a.pdf

Welnu wat schetste mijn verbazing? Hanneke Schaap begon gelijk met een wrange grap, door H. Selderhuis te citeren, die gezegd zou hebben dat de leerregels tevens gezien kunnen worden als het begin van de oprichters van de GGZ. Hij heeft dat vast niet letterlijk bedoeld, maar was wel tekenend. Tegelijk relativeerde Hanneke Schaap het geschrift dat volgens haar bij vlagen ‘lyrisch’ is over de wedergeboorte. ‘Het beschrijft geloof als een gave van God, een vreugdevolle opwekking tot leven en die van ons een nieuwe schepping maakt. De leerregels zetten het handelen van God en de noodzaak van wedergeboorte wel zwart-wit neer. Dat kan zorgen voor wat in vaktaal ‘narcistische krenking’ wordt genoemd, zei Schaap, een diepe deuk in ons gevoel van eigenwaarde. ‘Dordt wijst ons onze plek; we komen niet op eigen kracht uit onze ellende. Dat staat haaks op het geloof in persoonlijke autonomie en ik-gerichtheid van deze tijd. Volgens haar is beslissend met welk godsbeeld de leerregels worden gelezen. ‘Het algemene beeld is dat van een verkiezende en oordelende God. Maar de Dordtse Leerregels beginnen met Gods liefdevolle verkiezing. Zijn liefde gaat vooraf aan het oordeel.’

’s Middags hield dr. Arnold Huijgen nog een mooie lezing over de volharding der gelovigen, dezelfde Huijgen die samen met dr. Dolf Te Velde en dr. Theo Pleizier een nieuwe ‘Gewone Catechismus’ hebben geschreven, waarvan ik zeer benieuwd ben of die ook bij ons weerklank en navolging kan krijgen bij het onderwijs in onze gemeenten. https://www.rd.nl/opinie/theologenblog-gewoon-een-catechismus-1.1569143

Maar ik ben nog niet klaar!

In het jaar 1955 schreef ds. A. Duetz, Nederlands Hervormd predikant uit Zeist, een brochure met de titel “Het hart van God, het hart der Kerk”. Met als ondertitel: “Bezwaarschrift in zake de Dordtse Leerregels“. Deze uitgave was een tweede poging (juni 1955) – nu langs informele weg – om alsnog (na eerste formele poging in oktober 1953) bij de synode gehoor te vinden voor zijn ingediende ‘gravamen’ [bezwaar]. Op internet kwam ik deze website met zijn foto en korte toelichting tegen mét de optie om zijn tekst ook te downloaden: http://www.bijbelsdenken.eu/Duetz.html  > http://www.bijbelsdenken.eu/Duetz.pdf  
Dr. A.J. Rasker schrijft in zijn geschiedenis van de Ned. Herv. Kerk van af 1795: “Hij richtte zich in hoofdzaak tegen het eerste hoofdstuk van de leerregels en de wijze waarop daar in het Schriftbewijs wordt gehanteerd; de aangehaalde teksten worden pasklaar gemaakt voor een systeem van oorzaak en gevolg, zodat er geen plaats is voor een schepsel, dat God zelf in een persoonlijke verhouding tot zich heeft geschapen.” A. Duetz stelt m.i. terecht dat de leerregels op een andere manier over Gods verkiezing spreken dan de Bijbel! Op een website over hem stond tot mijn verbazing dat: “Jan Bonda, de schrijver van “Het ene doel van God  -een antwoord op de leer van de eeuwige straf” Duetz beschouwde als een van zijn leermeesters.” En dit boek van Jan Bonda is op zijn beurt weer inspiratie geweest voor Bart Repko om zijn boek “Kom niet aan de hel” te schrijven!

Heel belangrijk punt is namelijk de vraag in welke context Paulus schreef over de verkiezing van Jakob boven Ezau in Romeinen 9. Namelijk in het geheel van de aanleiding van zijn brief en de verhouding van joden en niet-joden.Daarbij komt dat na dit citaat, nog een ander belangrijk citaat uit Hosea volgt, waar ik vrijwel niemand over hoe, en m.i. sleutel is tot het geheimenis van Israël, zijnde Twaalf en niet Twee. Over hoe Lo-Ammi toch weer tot Ammi is geworden! Doch wie heeft door dat hier een switch gemaakt wordt van de Tien zogenaamd verloren gewaande stammen [denk ook aan de gelijkenis over de Verloren Zoon, en de schapen van een andere stal, waarover Jesjoea, de Goede Herder van Ezechiël 34, zich zou ontfermen, want hoe kan de Eeuwige zijn eerstgeboren zoon: EFRAÏM (niet Juda) nou vergeten, degene die vast bleef houden aan de zonde van Jerobeam en uiteindelijk bij monde en het enactment van Hosea, zijn scheidbrief meekrijgt.] En wij maar denken dat dit Lo-Ammi over ons heidenen gaat, over de gelovigen uit de volkeren. Die ironie nu is dat dit nog kan kloppen ook. Maar belangrijker dan dat, is de spiegel die dit goddelijke drama ons voor wil houden: de vraag of wij zonen van de levende God nu ook daadwerkelijk gebroken hebben met de zonde van Jerobeam (van Efraïm), een zonde waarvan ook de kerk van Rome, Constantinopel, Moskou en Genève nog steeds niet van hebben losgemaakt, door i.p.v. aansluiting te zoeken bij zijn oudere broer Juda en de voorschriften van de Thora te volgen, zelf zijn eigen heilige plaatsen, kalender en niet-Levitische priesters heeft aangesteld. Bijzonder is dat de Nederlandse Hervormde Kerk, vooral op voorspraak van H. Berkhof, zich in de Nieuwe Kerkorde van 1951 als eerste kerk wereldwijd heeft uitgesproken voor Onopgeefbaar verbonden te zijn met volk Israël. De VPE heeft dat pas in 2011 gedaan.

Ik daar een boek over geschreven met de titel “DE vervangingsleer voorbij, wat nu?” Want we zeggen wel dat we de vervangingsleer afwijzen, maar hoe zien of merken we dat? We zit dieper in ons dan we beseffen. Aan de hand van 15 stellingen heb ik beschreven, wat de wissels zijn die m.i. om zouden moeten gaan. Ik ben benieuwd te horen welke gemeente daar al mee bezig is.

En over het belang van belijdenissen gesproken of liever gezegd actief belijden, wil ik u dit citaat van dr. Willen Aalders voorhouden, incl. dat van Groen van Prinsterer, die zei destijds: ‘Het belijden is het uitkomen voor de waarheid waar de verdediging bezwaarlijk is, waar het belijden met lijden vergezeld is.’ Zo ook dr. Willem Aalders in dit citaat: “De belijdenis waartoe men wordt geroepen, staat telkens met den aard der tijden waarin men leeft, in verband. Het belijden waarin de krachts des christelijken geloofs zich openbaart, ligt niet altijd in het getrouwelijk opzeggen van al de artikelen des geloofs; niet altijd in een onvoorwaardelijk onderschrijven van de Schrift; zelfs niet in een prediking waarin geen enkel woord wordt aangetroffen, dat de meest regtzinnigen keurmeester ergeren zou. Het belijden is het uitkomen voor de waarheid op het punt waar de verdediging het meest bezwaarlijk is, waar het belijden met lijden vergezeld is.” (Revolutie en Reveil (1989), p. 19).

Dus als wij die Verklaring van Verbondenheid ondertekenen, weet dan welke bezwaren daartegen of aantekening daarbij gemaakt zijn bij monde van bijvoorbeeld prof. dr. W. van Vlastuin, die bang is dat het nieuwe Credo –zonder daarbij de vergeving van de zonde en de opstanding van het lichaam te noemen– leidt tot een Koninkrijk los van de gebrokenheid van het leven. „Ik heb het idee dat het dan niet katholiek [oecumenisch] is, maar iets nieuws.”

Tijdens de ALV van de VPE op 25 mei heeft de vergadering ingestemd met de ondertekening van de Verklaring van Verbondenheid op woensdag 29 mei. Peter Grim legde met verwijzing van Hand. 4 nadruk op belang van eenheid (denk aan Jezus gebed in Joh. 17) als iets waarvoor de satan siddert. Toen de apostelen immers eendrachtig in gebed bijeen waren, werd de plaats waar zij waren, ‘bewogen’, oftewel was er een ‘aardbeving’. Deze eenheid zal de media niet ontgaan en hopelijk ook invloed uitoefenen op onze gepolariseerde samenleving. Naast het belang van verzoening onderling, onderstreepte Peter Grim ook de verzoening met volk Israël, voor wiens leed van ook christelijk antisemitisme er nooit genoeg tranen gelaten kunnen worden.

Die ondertekening is echter geen eindpunt, maar een beginpunt: tot menig geloofsgesprek en initiatieven tot verdere verkenningen om tot samenwerking te komen of nadere kennismaking van de andere delen van het Lichaam van Christus.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.