Op ’t spoor van de Bourgondiërs, de aartsvaders van de Lage Landen, deel 5


Deel 5 Ontdek de Abdij van Pintigny en Vézelay; Fietsen door Auxerre en Avallon.

Abdij van Pontigny

Deze sobere abdij in Pontigny – de grootste kloosterkerk van de cisterciënzers net boven Auxerre – was de tweede vestiging van Citeaux en werd door twaalf monniken gesticht in 1114. De cisterciënzers is een kloosterorde die is ontstaan uit onvrede van de bestaande kloosters die volgens de orde van Benedictus werden bestuurd. Deze oudere orde was in de ogen van de cisterciënzers te veel verwijderd van het geloof en het leven van Jezus Christus. Aan het hoofd stond de abt Hugo van Macon, een vriend van Bernardus van Clairvaux. In 1137 kreeg deze abt de bisschopsbenoeming voor de zetel van Auxerre. Daarmee was hij de eerste cisterciënzer monnik die bisschop werd. De cisterciënzers creëerden hier in Bourgondië een oase van rust en harmonie, doordrongen van spiritualiteit.

Klik hier voor meer informatie en hier voor een video van deze abdij.

In de middeleeuwen was het een toevluchtsoord voor drie aartsbisschoppen van Canterbury, die in eigen land werden vervolgd. De eerste Thomas Becket raakte in conflict met  Hendrik II van Anjou/Normandië en trok zich in 1164 terug in Pontigny. Na een verblijf in Sens keerde hij in 1170 terug naar zijn eigen land, waar hij in zijn eigen kathedraal werd vermoord. De tweede, Stephen Langton, een belangrijke theoloog aan wie we hoofdstukindeling van de Bijbel te danken hebbe, hield zich na een meningsverschil met Jan zonder Land van 1208 tot 1213 schuil in Pontigny. De derde, Edmund Rich (St. Edmond van Abingdon) raakte in conflict met de monniken van het kapittel van zijn kathedraal en met Hendrik III. Aan het einde van de 12e eeuw verenigde deze jonge Engelsman uit Abingdon, de cultuur van de Universiteit van Parijs en die van Oxford in zichzelf. Ook hij trok zich terug in Pontigny! De spiritualiteit van Sint-Bernardus en die van Sint Franciscus stelde hem in staat al zijn beproevingen te overwinnen. Zijn belangrijkste werk, de Spiegel van de Kerk, is typerend voor de Engelse mystiek. Na zijn dood in 1240 werd hij begraven in de abdijkerk en in1246 heilig verklaard.
Sinds 1954 is de abdij die na de Franse revolutie grotendeels werd gesloopt en in 1843 werd teruggekocht de bisschopszetel van Mission de France, een katholiek bisdom ten dienste van missie!

Op de fiets door Auxerre

Auxerre, hoofdstad van Yonne, ligt tussen Parijs en Dijon, in het noordwesten van Bourgogne, en bezit in het zeshoekige centrum omringd door boulevards een buitengewoon historisch middeleeuws centrum. Romeinse veroveraars stichtten hier aan de weg van Lyon naar Boulogne-sur-Mer de stad Autessiodorum.
In de autoloze historische wijk zijn vele vakwerkhuizen te bewonderen, waarvan enkele gedecoreerd zijn met gebeeldhouwde personages.
Ook Auxerre verwijst graag naar Jeanne d’Arc. Op de heenweg trok ze voorbij met een handvol mannen en op de terugweg als aanvoerder van een groot leger op weg naar Reims om Karel VII te laten beëdigen. In 1815 deed Napoleon nog de stad aan, nadat hij was ontsnapt uit Elba. Hij lijfde in Auxerre het leger van maarschalk Ney in. Dat mocht echter niet baten, want in Waterloo werd hij alsnog verslagen.

Tour de l’Horloge

Deze beeldbepalende icoon van Auxerre uit 1483 in een straat met vakwerkhuizen en leuke winkels was vroeger een gevangenis. De ‘klok’ overspant het smalle straatje. Je kunt er niet de tijd aflezen, maar wel de stand van de zon en maan. Je vind hier ook het Office de Toerisme n het stadhuis met daarvoor een beeld van Marie Noël, een schrijfster en dichteres uit Auxerre.

Auxerre bezit als voormalige bisschoppelijke stad en “stad van Kunst en Geschiedenis” meerdere statige religieuze bouwwerken. Vooraan de gotische Saint-Étienne kathedraal en verderop de abdij van Saint-Germain in Auxerre.

De abdijkerk van St. Germain

Deze benedictijnenabdij werd in de 6e eeuw gesticht door koningin Clothilde, de echtgenote van Clovis. De naam van de abdij is vernoemd naar de H. Germanus (337-448) als bisschop van Auxerre begraven lag.

Deze abdij was loyaal aan de koninklijke macht t.t.v. Karel de Kale. Hij kwam daarheen op 28 augustus 841(twee maanden na de slag bij Fontenoy van25 juni tegen zijn broer Lotharius ) voor de vertaling van de relikwieën van Saint Germain en in 859 voor de inwijding van de crypten van de abdij. Saint-Germain d’Auxerre bevond zich toen op het hoogtepunt van zijn eerste fase van intellectuele invloed, met leermeesters zoals Héric en Rémi d’Auxerre, van wie Odo van Cluny een leerling was. Sint Patrick, die als missionaris naar Ierland trok, studeerde hier nog theologie. Dit establishment telde destijds maar liefst zeshonderd monniken en vijfduizend studenten; het is een van de belangrijkste intellectuele centra van de eeuw en de invloed ervan kan niet worden verwaarloosd. In de 12e eeuw werd zij door de paus uitgeroepen tot heilige stad.

Kathedraal Saint-Étienne

Omstreeks 400 werd hier een heiligdom opgericht door St. Amâtre. Na de brand van 1023 besloot Hugo van Chalon hier een romaanse kathedraal te bouwen. En in 1215 liet Willem van Siegnelay er een gotische kathedraal optrekken.

Slag bij Cravant
Toen ik bij Office de Tourisme in Chablis was, viel mijn oog op een dun kleurrijk boekje met de titel La Bataille de Cravant 31 juillet 1423. Ik kon die slag niet direct plaatsen en vroeg me af waar dat overging en waar deze plaats precies lag. Na op ons verblijfplaats wat nader onderzoek gedaan te hebben, wist ik dat het niet ver weg was, maar vooral dat het op de dag af, precies 601 jaar geleden was. En zes jaar voordat op zekere dag op 23 februari 1429 Karel VII, bezoek kreeg van Jeanne d’Arc, een eenvoudig boerenmeisje, dat stemmen hoorde. Zij wist deze tot bastaard verklaarde en niet meer in zijn eigen zaak gelovende kroonprins, te motiveren weer tot actie te komen, dit met steun van God.
Toen wij de volgende dag vertrokken, zijn we terug naar het Office de Tourisme gegaan om dat boekje alsnog te kopen en die plaats op te gaan zoeken. Wat we tegenkwamen, steeg mijn verwachting te boven. Dit vestingstadje ligt aan de samenloop van de Cure en de Yonne en heeft zeker weet van deze slag, blijkens deze plakkaten.

Achtergrond van deze slag begon met al met het Verdrag van Troyes in 1420 (zie mijn vorige blog), toen de Engelse koning toestemming kreeg om het hele land ten noorden van de Loire te bezetten. In 1422, toen Hendrik V plotseling was overleden en een jonge koning Hendrik VI van Engeland de troon had overgenomen, werden de vijandelijkheden hervat.  In de vroege zomer van 1423 verzamelde de Franse Dauphin Karel een leger in Bourges met de bedoeling om Bourgondisch grondgebied binnen te vallen. Dit Franse leger bevatte een groot aantal Schotten onder John Stewart, graaf van Buchan , die het bevel voerde over de gehele gemengde strijdmacht, evenals Spaanse en Lombardische huurlingen. Dit leger belegerde de stad Cravant . Het garnizoen van Cravant vroeg om hulp van de weduwe-hertogin van Bourgondië , die troepen bijeenbracht en op zijn beurt steun zocht bij de Engelse bondgenoten van Bourgondië, die ook kwam. De twee geallieerde legers, één Engels en één Bourgondisch, kwamen op 29 juli bijeen in Auxerre. Zie verder Wikipedia en deze video op YouTube.

Opvallend is hoe de Fransen zelf terugblikken op deze nederlaag, middels een citaat van Charles de Gaulles in 1942: “In elk van de veldslagen waarin vijf eeuwen lang het lot van Frankrijk op het spel stond, waren er altijd mannen uit Schotland die zij aan zij met de mannen van Frankrijk vochten”. Stèle ingehuldigd door de stad Cravant en Alliance France-Scotland op 2 juli 2000.”

De Donjon

Er is ook een achthoekige torentje, een Donjon, werd gebouwd tussen 1280 en 1308 in opdracht van de bisschop van Auxerre, heer van Cravant. Het was een van de meesterwerken van de oude vestingwerken (1387). Op de 1e verdieping bevindt zich een mooie gotische kamer met verrassende ideogrammen die zijn achtergelaten door Tempeliers toen de donjon als gevangenis diende door de bisschop van Auxerre. De 2e verdieping werd een kamer voor kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders toen ze in Cravant verbleven en werd vervolgens de residentie van de kapiteins van Cravant. Na de Franse Revolutie werd het de vergaderzaal van de gemeenteraad. Tegenwoordig is het een privébezit dat in 1947 werd geclassificeerd als Historisch Monument.

We waren ook verrast deze wasplaats te zien, die heel geschikt zou zijn om als een mikve te dienen. Op het laatste moment wilde ik toch nog even bij het aanpalende kerkje binnen kijken, waar een drietal dames als gastvrouwen de bezoekers ontvangen. Gevraagd of er gisteren nog een herdenking was, was het antwoord ontkennend, maar op de vraag of er een jaar geleden [na 600 jaar] wel een herdenking was, was het antwoord een resoluut ja. En hoe: een groot feest! Maar ze hebben gelukkig geen strijd meer gevoerd!

Grottes d’Arcy sur Cure

Arcy-sur-Cure is beroemd om haar druipsteengrotten uitgesleten in de kalkhoudende rotsen. Wij waren nog net op tijd om Les Grottes d’Arcy-sur-Cure te bezoeken onder leiding van een gids. Op een aanzienlijke diepte (waar een constante temperatuur is van 12 graden) is een 900 meter lang parcours uitgezet langs stalagmieten en stalactieten, onderaardse bronnen en meertjes. Er zijn vele prehistorische vondsten gedaan: skeletten van mammoets, bisons en rhinosaurussen en om vuistbijlen, speerpunten en andere gebruiksvoorwerpen. Deze zijn tentoongesteld in het museum van Avallon. Op de muren van de grotten zijn nog een aantal rotstekeningen van dieren te zien.

Avallon

Avallon was een Romeins castrum (legerkamp), dichtbij de Via Agrippa, die Lyon verbindt met Boulogne-sur-Mer aan de Frans noordkust. In 377 kwam Martinus van Tours hier al om het evangelie te verkondigen aan Gallië. In de middeleeuwen was Avallon een van de sleutelplaatsen van Bourgondië. Koning Robert, de zoon Hugo Capet, trok erop uit om het hertogdom Bourgondië te veroveren. Hij belegerde Avallon in 1005, overwon en slachtte bijna alle inwoners af. Is het niet verbazingwekkend dat deze Robert de geschiedenis inging als ‘Robert de Vrome’ (970-1031)?

Nadat wij in ons Brit Dak’hôtel hadden ingecheckt, hebben we gelijk onze fietsen van stal gehaald om Avallon (departement Yonne) te verkennen. http://www.bourgogneromane.com/edifices/avallon.htm

Opnieuw komen we Vauban tegen. In 1873 werd op de Place du Gran Cours een standbeeld voor hem opgericht dat de stad te danken heeft aan Bartholdi, die ook het Vrijheidsbeeld van New York maakte. Op dezelfde dag werd ook de spoorweg Parijs-Avallon geopend. In het voormalige klooster van de Capucijners uit 1653 is nu Le Cinéma Vauban gevestigd!
Genoten hebben we vooral van de mogelijkheid om buiten (midden in de promenade richting de klokkentoren, 49 meter hoog gebouwd in 1456) op een terras in deze historische wijk een heerlijk gerecht te eten.

Vrijdag 2/8 Van Avallon naar Vézelay en Saint-Léger-Vauban

Voor we echt richting Vézelay gaan, rijden we eerst nog even langs Office de Tourisme om prachtige brochure over Le Cicuit de la Grenouille te bemachtigen met een speciale bijgevoegde Nederlandse vertaling. Daar tegenover staat deze sombere en uitziende en bouwvallige basiliek Saint-Lazare in Avallon uit de 8e eeuw met een merkwaardig verhaal:

Saint-Lazare in Avallon

Op de weg naar Compostello werd de kerk een belangrijke plek voor de pelgrims en werd St. Lazare beschouwd als de genezer van lepra, een ziekte die geen enkele stad ontzag. Deze Lazarus is niet de persoon van het Johannes evangelie, maar een bisschop van Aix uit het einde van de 5e eeuw, van wie de bisschoppen van Autun in de 10e eeuw ook relikwieën hadden verzameld en van wie ze geprobeerd hebben een bedevaart te organiseren.

Nadat deze van oorsprong collegiale (kapittel) kerk door paus Paschalis II in 1106 was gewijd, kreeg het de naam ‘Collégiale Notre-Dame et Saint Lazare’. In de 12e eeuw liet de abdij van Cluny , waarvan de kerk van Avallon afhing , een zeer mooie gevel bouwen waarvan er nog maar twee portalen over zijn . Hierop kunnen we,  naast de bas – reliëfs en kolossale beelden, perfect gedraaide kolommen bewonderen.

Het portaal van Saint-Lazare d’Avallon is getuige van de grote gebeeldhouwde Bourgondische gevels die de Driekoningen integreren in een van hun timpaanen en kan op deze manier vergeleken worden met de gevels van Vézelay en Charité -sur-Loire , maar ook meer bescheiden gebouwen zoals de kerk van Neuilly-en-Donjon en die van Fleury-la-Montagne . Bron: https://epiphania.hypotheses.org/29 en https://fr-academic.com/dic.nsf/frwiki/1772661 en https://foucautalain9.wixsite.com/patrimoine-urbain/single-post/2019/10/27/eglise-saint-lazare-autrefois-notre-dame-ancienne-coll%C3%A9giale-davallon

De protestanten begonnen met de verwoesting in 1562.  De kerk werd in 1633 verbrand toen de klokkentoren viel, waarbij ook het noordelijke portaal van de gevel werd verwoest. Na de Revolutie werd de kerk parochiaal. Het gebouw werd in 1840 geclassificeerd als Historisch Monument en werd rond 1860 gerestaureerd door architect Baudoin , die ook begon met het opruimen van de crypte. Pas sinds 1920 draagt de kerk de eretitel van basiliek. Het staat sinds 1979 op de werelderfgoedlijst. Groot deel van deze kerk is sinds 2022 om veiligheidsredenen gesloten.

Na een stop bij Pont Neuf en Pont Romain rijden we langs het prachtige dal van Le Cousin en houden we halt aan de oever van dit kabbelende riviertje bij Moulin de Ruats voor een koffie in een geweldige ambiance. Zoals Ruud Couwenhouwen het zegt: “Een wereldplek om te genieten van de natuur, de rust, de omgeving en het goede restaurant.”

De basiliek van Maria Magdalena in Vezelay

In de tijd van de bedevaarten naar Santiago de Compostella boden inwoners van Vézelay onderdak aan zo’n 10.000 pelgrims opeen heuvel boven het dal de Cure aan de rand van de Morvan, dat in 1920 tot basiliek werd verheven en sinds 1979 op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat. Het klooster werd in halverwege de  9e eeuw gesticht door graaf Gerard de Rousillon en zijn vrouw Berthe en zou alleen afhankelijk zijn van het pauselijke gezag. Eerder had deze vrome en rijke ridder een vrouwenklooster gesticht op de plaats waar nu Saint-Père ligt, dat verwoest werd door de Noormannen.

Vézelay – Auxerre, (miniatuur, ca. 1170): Graaf Girart en zijn vrouw Berthe, stichters van het klooster van Vézelay (vergunning: gemeentelijke bibliotheek van Auxerre)

De voorgeschiedenis van deze basiliek begon in 860 na Christus, toen de heuveltop werd gedoneerd voor de bouw van een klooster door Gerard, graaf van Roussillon en zijn vrouw, Bertha. Koning Nicolaas I in 867 en koning Karel de Kale in 868 bevestigden de donatie. De nieuwe abdij van Vézelay werd geleid door de grote benedictijnenabdij in Cluny. In 878 wijdde paus Johannes VIII de abdij van Vezelay in. Eudes (ca. 878 – ca. 907/11), de eerste abt van het aanvankelijke vrouwenklooster, bood gastvrijheid aan koning Jan VIII, die in 879 de eerste kerk wijdde. Normandische invasies verwoestten de oorspronkelijke kerk, die vervolgens werd gerestaureerd onder abt Geoffrey in het begin van de 11e eeuw.

De abdij van Cluny, gesticht in 910 oefende in die tijd grote invloed uit op heel de christenheid. De invloed van Cluny op Vézelay deed zich in toenemende mate gelden toen in 1050 de abt Geoffrey (1037-1052)aan het hoofd van de Benedictijner monniken stelde, omdat Vézelay in haar ogen in geestelijke verval was geraakt.

Maria Magdalena

Het was ook onder deze abt dat de abdij van Vézelay dankzij een bul van paus Leo IX (27 april 1050) het recht kreeg om Maria Magdalena toe te voegen aan het beschermheerschap van de abdij. Een pauselijke brief uit 1050 na Chr. laat zien dat de naam van de heilige in die tijd deel uitmaakte van de officiële titel van de abdij. Het was rond deze tijd dat de monniken van Vézelay een verslag optekenden waarin stond dat de graven van St. Maximinus en St. Magdalena, in St-Maximin in de Provence, waren geopend en hun lichamen naar Vézelay waren overgebracht. Kort daarna vertelt een tweede verslag dat alleen het lichaam van St. Magdalena werd meegenomen. Zelfs paus Stefanus IX verklaarde in 1058 dat het lichaam van Maria Magdalena in Vézelay “rustte”.
Gedurende twee eeuwen werd het verslag van de monniken van Vézelay geaccepteerd. Ook pauselijke bullen van Lucius III, Urbanus III en Clemens III bevestigden de verklaring dat zij het lichaam van St. Maria Magdalena bezaten. Dienovereenkomstig werd ‘het graf van de heilige’ in de 12e eeuw bezocht door een groot aantal illustere pelgrims. “Heel Frankrijk,” schreef ene Hugo van Poitiers, “lijkt naar de plechtigheden van Maria Magdalena te gaan.”

Aan het eind van de 13e eeuw werd beroep gedaan op de paus om het ontstane geschil te slechten over de locatie van de relieken van Maria Magdalena. Volgens de oorspronkelijke legende reisde zij, met andere Desposyni-erfgenamen van de Weg, direct na de eerste vervolgingen in Jeruzalem naar de Provence. Het bedevaartsoord bij de grot in La Sainte-Baume [zo genoemd vanwege de heilige balsem] beweerde dat zij daar tot haar dood gewoond had. Het was een dominicaanse frater Lacordaire, die in de 19e eeuw verslag deed van het opgraven van Maria’s tombe in St. Maximin in La Sainte Beaume in de 13e eeuw:

Door uitgebreide invallen van wat Spanjaarden Moren noemden en Fransen Saracenen in 710 zagen cassianieten (van de orde van Johannes Cassianus uit 410) zich genoodzaakt Maria’s stoffelijke resten uit haar albasten graftombe over te brengen naar een andere kist in dezelfde crypte: de marmeren grafkist van Sint-Sidonia, bisschop van Aix, incl. een geschreven aantekening van ze gedaan hadden. Toen echter in de 11e eeuw uitlekte, dat Maria’s tombe leeg was, werd dat aanleiding voor een provocerend gerucht. Er werd beweerd dat Gerard de Rousillon, gouverneur van de Provence, Maria’s beenderen in 882 had overgebracht naar een nieuw onderkomen in de abdij van Vézelay, waar ze verborgen werden gehouden in het koor onder het hoogaltaar. De bisschop van Autun en Vézelay begon zich zorgen te maken dat het onware verhaal er de oorzaak van zou worden dat zijn geliefde 9de-eeuwse-abdij ten onrechte een toeristische attractie zou worden. Dus verzocht hij het Vaticaan om een edict uit te vaardigen dat dit zou voorkomen. Er werd toen echter juist opgetogen gereageerd bij het vooruitzicht van een nieuw pelgrimsoord.
Juist vanwege die vermeende relikwieën van Maria Magdalena werd zij dus on 1050 [door paus Leo IX?] gewijd,. Door de snel groeiende menigte boetelingen moest deze in oorsprong Karolingische abdijkerk worden omgebouwd tot een prachtige basiliek (1096-1104) onder abt Artaud. In 1103 vaardigt paus Pauschalis II een pauselijke bul uit, waarin hij de nieuwe plaats openbaar maakte en alle katholieken opriep naar Vézelay te komen.

In de vooravond van 22 juli 1120, de dag van grote bedevaart, verwoestte een felle brand het hele schip. Het stortte in en doodde meer dan duizend pelgrims.
In 1128 noemde Bernardus in zijn constitutie voor de orde der Tempeliers als vereiste ‘de gehoorzaamheid aan Bethanië, het kasteel van Maria en Martha’. [Nog steeds in de veronderstelling dat Maria van Bethanië dezelfde is als Maria Magdalena].
Kort na de oprichting van de oorspronkelijke basiliek brak er een groot conflict uit. Abt Artaud eiste geld van de stadsbewoners voor de wederopbouw van de kerk en de monniken weigerden de burgers politieke onafhankelijkheid te verlenen. Dit resulteerde in een opstand op de vooravond van 22 juli 1120, de dag van grote bedevaart toen de abt werd vermoord en een felle brand het hele schip verwoestte. Het stortte in en doodde meer dan duizend pelgrims. Abt Renaud de Semur, die later aartsbisschop van Lyon werd, bouwde de basiliek uit de ruïnes en voegde er een abtspaleis aan toe. Er werd gewerkt aan het romaanse schip van de basiliek van 1120 tot de inwijding in 1132.

Aankondiging van tweede en derde kruistocht

De plaats kreeg zo’n reputatie dat de monnik en hervormer Bernardus van Clairvaux en koning Lodewijk VII en Eleonora van Aquitanië (toen nog zijn vrouw)  er in 1146 naar toe gingen om [buiten de vestingmuren van de nog in aanbouw zijnde abdij] op 31 maart de tweede kruistocht te prediken voor de Franse en Vlaamse edelen en ongeveer 100.000 aanwezigen.
Vanaf dat moment werd de verering van Maria Magdalena meteen verbonden met de campagne van de kruisvaarders en  verkeerde de abdij op het hoogtepunt van haar bloei.
Op Pinksteren 1166 gebruikte de heilige Thomas á Becket uit Engeland de preekstoel van Vézelay om de excommunicatie uit te spreken tegen de geestelijken die, om koning Hendrik II tevreden te stellen, de rechten van de Kerk hadden geschonden.

In 1189 kondigden Philippe Augustus en Richard Leeuwenhart van Engeland hun derde kruistocht aan te Vézelay, waar die een even groot enthousiasme losmaakte. Pas in 1215 waren de restauratiewerkzaamheden voltooid. Twee jaar later vestigde volgelingen van Franciscus van Assisi daar zijn eerste minderbroederklooster (de latere kapucijners) in Frankrijk. Pas in 1254 begon Lodewijk IX, ‘de Heilige’ zich af te vragen welk bewijs er was dat de relikwieën van Maria in Vézelay lagen. De bisschop van Autun had immers krachtig ontkend dat er ooit een dergelijke verhuizing had plaatsgevonden.
Toen hij in 1279 ontdekte dat ze ongewild zo misleid waren, liet hij zijn neef Karel, de later koning Karel II van Napels, Sicilië en de Provence en graaf van Anjou, onderzoek doen in Saint-Maxim la Sainte-Beaume (de oude basiliek van Cassianus). Ten overstaan van alle aanwezige getuigen verbrak hij de zegels van de sarcofaag en opende die en pakte een rol van uiteenvallend kurk waaruit hij het perkament haalde dat zo lang geleden in de tombe was gelegd en las dat voor. Een geautoriseerde kopie van het document en de ontdekking ervan werd door hem opgetekend en ondertekend door aanwezige aartsbisschoppen en bisschoppen. Op 5 mei 1280 werd een bijeenkomst belegd waar alle afgevaardigden de relikwieën van Magdalena konden aanschouwen. Vervolgens moest de kerk van Rome, die verantwoordelijk was geweest voor het in stand houden van de mythe van Vézelay als genoegdoening de relikwieën consacreren.
Op 6 april 1295 gaf de onder druk gezette paus Bonifacius VIII een bul uit waarin hij verklaarde dat de relikwieën in Sint-Maximin de echte en authentieke stoffelijke resten van de gezegende Maria Magdalena waren. Er werden fondsen beschikbaar gesteld om in La Sainte Beaume een basiliek te bouwen.
In 1297 werd Maria Magdalena door de pas gestichte Dominicaanse orde geadopteerd als hun beschermheilige met de bijnaam ‘dochter, zuster en moeder’.

De grote Notre-Dame-kathedralen in Europa, gebouwd op initiatief van de cisterciënzers en Tempeliers, waren dus niet gewijd aan Jezus’ moeder Maria, maar aan de ‘Onze Vrouwe’ Maria Magdalena, zoals dus ook La Madeleine in Parijs. Tijdens de honderdjarige oorlog werd de abdij verwoest en raakte daarna in verval.

De verwarring over de drie Maria’s (in het Westen)

In het Westen heerste nogal verwarring tussen deze drie evangelische karakters: Maria Magdalena, Maria van Bethanië (de zus van Martha en Lazarus, en de ‘berouwvolle zondares’ (die in het evangelie van Lucas 7:36-50 Jezus voeten had gewassen met zalf uit een albasten kruik) worden toegeschreven aan Aankondiging van tweede en derde kruistocht (590-604) in de  Homilieën over Ezechiël  VIII, 2, 21 en de  Homilieën over de Evangeliën  33, 1. Het christelijke Oosten heeft altijd het onderscheid tussen de drie karakters gehandhaafd. In 591 maakte paus Gregorius I een einde aan het debat. Rome werd in die tijd geteisterd door de pest. Gregorius zag berouw en boetedoening als de remedie tegen de ellende. Op 14 september hield hij daarom in de basiliek van San Clemente in Rome een preek over Maria Magdalena. Hij beschreef haar als een berouwvolle prostituee, die verlost was. Hij combineerde Maria hierbij de  andere twee Maria’s.
Pas nadat in 1515 nadat de Franse koningin Louise van Savoye de Franciscaner monnik Guyart des Moulins inhuurde om om een geïllustreerde biografie te schrijven over Maria Magdalena en deze de mythen met een kritische blik bekeek en ontdekte dat er nergens in de evangeliën Jezus Maria op haar voorhoofd had gekust (ondanks een schedel met een stuk voorhoofdshuid in Sint Maximim). Guyart schakelde de gerenommeerde Jacques Lefèvre d’Estaples in, die in 1517 na onderzoek in uitsluitend de evangeliën in het boek De Maria Magdalena, et triduo Christi disceptatio de berouwvolle zondares van Gregorius weer splitste in drie vrouwen: Maria Magdalena, Marie van Betanië en de anonieme vrouw uit het evangelie van Lucas![1] In 1518 zou Desiderius Erasmus in een brief aan de Franse ambassadeur in Engeland zijn steun aan Lefèvre betuigen. Vanwege de gevolgen voor de onfeilbaarheid van de paus kwamen  Lefèvre’s geschriften over Maria Magdalena in 1521 op de lijst van verboden boeken te staan. Maarten Luther overigens, die in 1517 nog zijn 95 stellingen had gepost, splitste Maria Magdalena niet op, maar behield haar als een zondares die gered werd – niet omwille van haar daden, maar door haar geloof. In 1537 veranderde de kathedraal in een kapittelkerk van de kanunniken.
In 1557 vestigde zich een protestantse gemeenschap (o.l.v. Théodore de Bèze, die met Calvijn de reformatie predikte) in Vézelay.  
Odet de Chatillon, broer van Coligny en abt van Vézelay, werd later calvinist. Tijdens de godsdienstoorlogen in de 16e eeuw werd Vézelay in 1569 grondig leeggeroofd door hugenoten. De hugenootse meesters van Vézelay bouwden de Madeleine om tot een opslagplaats en stal en verbrandden de relikwieën.
Tijdens de Franse revolutie werd hij gedeeltelijk gesloopt en geveild. Alleen de basiliek, het klooster en de slaapzaal ontkwamen aan de sloop. [2] Dankzij de restauratie in de 19e eeuw herleefde het glorieuze verleden. De Franse Revolutie was omgeslagen in een periode van Restauratie. Terug naar de (katholieke) Middeleeuwen, dat was de gedachte in die tijd. De fouten van de Revolutie moesten rechtgezet worden. Prosper Mérimée (1803-1870) gaf als ‘inspecteur-generaal van historische monumenten’ opdracht tot het redden van van kerkelijke gebouwen en middeleeuwse steden. Architect Eugène Viollet-le-Duc (1814-1879) moest Vézelay in middeleeuwse sferen terugbrengen. In 1840 ging de 26-jarige bouwmeester aan het werk met wat er nog van de oude basiliek over was. Viollet-le-Duc werd de trots van het stadje.[3]

Aanvankelijk was de kerk in handen van de benedictijnen van La Pierre-qui-Vire (zie verder), maar later werd hij overgedragen aan de nog aanwezige franciscanen. Sinds 1993 beheren de Monastieke Gemeenschappen van Jeruzalem de basiliek. Deze orde werd in 1975 gesticht in Parijs. Hun meditatieve liturgie gaat terug op Byzantijnse bronnen en op de interpretatie van gregoriaanse gezangen door broeder André Gouzes en op de katholieke traditie. [Bron: De Groene Reisgids Bourgondië, 2024].

Vanaf de parkeerplaats was het nog een hele klim naar de basiliek. Via het prachtige winkelstraatje kwamen we onderweg naar boven nog dit bord tegen, dat erop duidt dat hier tijdens de 2e WO ook Joden verborgen zijn.

Hoe kan je vertellen over een kathedraal, waar je ogen te kort komt om zoveel indrukken, sculpturen en informatie te verwerken en bovendien stil moet zijn vanwege een dienst die gaande is. De beste oplossing voor mij is dan om dit later te doen met behulp van een geïllustreerd boekje, liefst in eigen taal. Wat je in ieder geval bij aankomst niet kan ontgaan, is hoe opnieuw net als in Reims, Jezus Christus prominent wordt afgebeeld als Heerser, te midden van zijn apostelen.

De kunst die daar te zien is, is zonder meer aangrijpend. Herman Pleij: “In die kerken beeldt men niet alleen de heiligen uit, maar juist ook het kwaad. ‘Dat is altijd verrassend voor mensen. Tot je ontsteltenis tref je daar soms vulgaire taferelen en duivels aan, dat is heel interessant. De kerk is de plek waar de duivel het liefst naartoe gaat, want daar kan hij gelovigen in het hart treffen. Ook de waterspuwers, gargouilles genoemd, hebben daarmee te maken. Via die monsterachtige goten ging het water de kerk uit en zo werd het kwaad als het ware de kerk uitgedreven.”

Op de terugweg heb ik maakte ik nog kennis met deze plaatselijke lekkernij.

Halverwege kom je ook langs Maison du Visiteur waar je afspraak met een gids kunt maken. Als je er op woensdagen om 10 uur bent is er zelfs een Nederlandse en Engelse gids. Nieuw is ook een film over de Grote Timpaan, sculpturen van de 12e-eeuw “La Danse du Nouvel Adam’ [ook in NL en het Engels]. Soms zijn er ook seminars. NB: tussen 12.00 en 14.00 zijn ze gesloten vanwege pauze.

Saint-Père

Op onze  weg komen we langs Saint-Père. Tijdens de godsdienstoorlogen verving de huidige Église Notre-Dame de oude kerk Église Saint Pierre, die omstreeks 1200 was gebouwd.

Anderhalve kilometer ten zuiden van Saint-Père kun je bij Site Archéologique les Fontaines Salées zien, hoe zout mineraal water al sinds het neolithische tijdperk werd opgevangen door middel van vaten bestaande uit uitgeholde eiken. (2300 jaar v.Chr.). Er zijn veertien putten die nog altijd in bedrijf zijn, een ronde tempel uit de 2e eeuw v.Chr. ter ere van ‘watergoden’, evenals Gallo-romeinse thermale baden en een omheining uit de 1e en 2e eeuw na Chr.

Chateau de Bazoches

We slaan dit echter over en reizen verder naar het  iets verder gelegen gerestaureerde en gemeubileerde Chateau de Bazoches, waar maarschalk Vauban in zijn Maison des Illustres, hier in de Morvan een groot deel van leven gewoond heeft en meer dan 300 van zijn beroemde of juist beruchte vestingen en zowel aanvals- als verdedigingstechnieken ontwierp voor Lodewijk XIV op strategische punten langs de grenzen, waaronder Bouillon, Sedan en Luxemburg. Daarmee ontstond een zeshoekige vorm van Frankrijk l’Hexagon zoals zij zelf zeggen. Je kunt ook alvast een virtuele tour krijgen.

Sébastien Le Preste werd geboren in 1633 in het Bourgondische plaatsje Saint-Leger-De-Foucheret in de Morvan, dat in de 19e-eeuw omgedoopt werd in Saint-Léger-Vauban. Hij begon zijn militaire carrière als tegenstander van de toen nog minderjarige koning Lodewijk XIV. Hij werd cadet in het regiment van Condé die de koning bestreed. Condé delfde echter het onderspit en vluchtte. Sébastien Le Preste ‘bekeerde’ zich en kwam in dienst van de koning. Hij wordt een van de trouwste dienaren die de koning ooit heeft gehad. Hij schreef er een boek  waarin hij voorstellen deed voor een fiscale hervorming, die inhield dat iedereen moest gaan betalen, dus ook de geprivilegieerden. Verbaasde historici concludeerden dat de maarschalk steeds meer ergerde aan profiteurs rondom de koning. Met een belastingherziening zou de koning een einde kunnen maken aan de grote armoede in het land. Het boek werd onmiddellijk na publicatie verboden en vlak daarna stierf Vauban. Als men toen wel naar hem had geluisterd, was er mogelijk nooit een Franse Revolutie nodig geweest.

Het bezoek aan het kasteel voert langs rijk ingerichte zalen met allerlei voorwerpen van Vauban en wat familiekiekjes van de huidige eigenaren, verre erfgenamen van Vauban.

Langs het Lac van Saint Agnan komen we bij het Maison du Parc Naturel Régional du Morvan, met naast veel sport, natuur en cultuur ook het Écomuseum dat negen themahuizen omvat, waarvan we kiezen voor het Musée de la Resistance en Morvan.

Na afloop tijden we terug naar ons hotel in Avallon in de regen.


[1] Historia nr. 2/2024 Hoe zat het met Maria Magdalena en Jezus?, blz.102

[2] https://fatherdavidbirdosb.blogspot.com/2012/02/vezelay-abbey-place-of-pilgrimage.html

[3] https://www.harryknipschild.nl/harryknipschild.nl/component/content/article/87-3-vezelay-september-2010?catid=81:reisverhalen&Itemid=763

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.