Deel 4 Van Troyes naar Chablis
Van Troyes naar Chablis: Cultuur en Wijn
Kathedraal St. Etienne in Châlons-en-Champagne


Op weg naar Troy maken we een stop in Châlons-en-Champagne en bezoeken we de kathedraal Saint-Etienne.
Deze kathedraal heeft nogal een bewogen geschiedenis achter de rug van branden, renovaties en tot nagenoeg een volledige heropbouw. De oorspronkelijke kerk stamde uit de 12e eeuw en was in Romaanse stijl gebouwd. Ze werd op 26 oktober 1147 door paus Eugenius III (oud-leerling van Bernardus van Clairvaux) ingewijd. In het jaar 1230 werd deze kerk door de bliksem getroffen en brandde af; slechts een deel van de noordelijke toren en delen van de crypte bleven behouden. De kathedraal is rijk aan glas-in-lood ramen waarvan sommigen zelfs teruggaan tot de 13e eeuw, zoals het venster in het noordwesten van de kathedraal, een geschenk van Lodewijk IX, de Heilige 1214-1270 van Frankrijk en in de schatkamer van de kathedraal kun je zelfs glas-in-lood ramen zien die dateren uit 1100.
Klik hier voor meer Foto’s van Cathédrale Saint-Étienne de Châlons
Achteraf ontdekte ik, dat we niet ver daar vandaan ook nog de Notre-Dame-en-Vauxkerk hadden kunnen ontdekken, een oude collegiale kerk in romaanse en gotische stijl, die mooie glas-in-loodramen bezit uit de 16e eeuw, met een kloostermuseum. Gelegen op de weg naar St Jacques de Compostela, het gebouw is historisch monument sinds 1840 en werd door de UNESCO World Heritage Site erkend in 2000. De 56 klokken klokkenspel is een van de grootste in Europa.
Troyes: terug naar de middeleeuwen
Doel van mijn bezoek aan Troyes, de hoofdstad van de Champagnestreek, was vooral in het kader ook van op het spoor blijven van ‘joodse wortels’ de kans te benutten om het Huis van Rasji te bezoeken en te ontdekken wat daar over is van zijn nalatenschap.
Maar Troyes is ook de plaats waar in 451 de beruchte Atilla de Hun aan de poorten van de stad stond. Slechts gewapend met zijn rotsvaste geloof reed de latere bisschop Sint-Loup de bloeddorstige Hunnen tegemoet om hem over te halen de stad te sparen.
Het is ook de residentie, waar tijdens een concilie 1128 de Tempeliers pauselijke erkenning kregen en hun leefregels werden opgesteld door niemand minder dan dezelfde Bernardus van Clairvaux. De tempeliers kwamen van oorsprong uit deze omgeving van de Champagne. Een van hun leiders heet dan ook Hugo van Champagne. Ze keerden regelmatig terug naar hun geboortestad, waar ze verhalen vertelden over hun avonturen in het Heilige Land en hun zoektocht naar ‘documenten en verloren schatten’ in Jeruzalem.
Chrétien de Troyes
Het is ook de stad, waar in 1140 een leeftijdgenoot van Rasji, Chrétien de Troyes werd geboren en de eerste versie van de bekende Graalromans schreef, in de vorm van een onvoltooid epos [hij stierf in 1185]: Perceval of Le conte de Graal. Eerdere werken van hem waren opgedragen aan de gravin van Champagne, Marie de dochter van koning Lodewijk VII van Frankrijk & Eleonora van Aquitanië. Chrétien zou gezegd hebben dat het wereldrijk van Griekenlan naar Gods wil op Rome, en van Rome op Frankrijk was overgegaan. Wat impliceert dat Frankrijk nooit tot het Heilige Roomse Rijk behoord heeft,
Zijn laatste boek ‘Het verhaal van de Graal’ droeg hij op aan Filip van Elzas, graaf van Vlaanderen te Brugge, die in 1189 samen met Richard van Leeuwenhart van Engeland aan de derde kruistocht begonnen, omdat twee jaren eerder de beruchte Saladin Jeruzalem had veroverd. Zij slaagden er echter niet in de Heilige Stad te heroveren. Deze derde kruistocht eindigde wel met de afspraak dat pelgrims Jeruzalem mogen bezoeken.
Chrétiens verhalen gaan over de ridders in vredestijd, wiens (uit zijn duim gezogen) heldendaden (bij toernooien) en idealisme hij de hemel in prijst. De rode draad in al zijn verhalen is de ontwikkeling van een relatie of het karakter van de hoofdpersoon. Zij spelen zich bijna allemaal af rondom het hof van Arthur. Hij beschrijft hoe Lancelot de meest volmaakte van alle ridders hopeloos verliefd worst op koningin Guinevere. En hoe hun verboden liefde zijn stempel drukte op de hele hofhouding van Arthur. Bij hem lezen we ook voor het eerst over Camelot.
Zijn onafgemaakt werk inspireerde verschillende tijdgenoten zijn verhaal aan te vullen of met een eigen versie te komen, zoals de anonieme Perlesvaus en Perzival van de Beierse ridder Wolfram van Eschenbach (1170-1220). Zij voegden het verhaal van de beker die tijdens het ‘Laatste Avondmaal’ toe, die opgeborgen zou zijn, nadat die tijdens de Vierde Kruistocht uit Constantinopel in 1204 gestolen was. Tijdens de Franse Revolutie is die wel weer verdwenen.
Verdrag van Troyes
Deze stad is ook bekend om het ‘Verdrag van Troyes’, toen op 21 mei 1420 door Filips de Goede Frankrijk aan Engeland uitleverde en bepaald werd, dat de Engelse koning Hendrik V de erfgenaam zou worden van de Franse koning Karel VI, ‘de zwakzinnige’. Hoewel wettelijk onmogelijk, wist hij de arme Karel VI, die je ‘als een hongerig vogeltje alles kon laten slikken’, ervan te overtuigen zijn dochter Katharina de Valois uit te huwelijken aan Hendrik V. Samen met zijn gemalin Isabella aanvaardde koning Karel VI ook dat de Engelse vorst na zijn dood op de Franse troon zou belanden. (De echte kroonprins, de zoon van Karel VI, werd eenvoudig als een onwettig kind geschrapt).
Daarvoor had Jan zonder Vrees in 1407 opdracht gegeven om zijn neef Lodewijk I van Orléans, de jongere broer van de Franse koning Karel VI, te vermoorden. Dat was het begin van een Franse burgeroorlog tussen de Bourguignons en Armagnacs. Twaalf jaar later nam de dauphin, de latere Karel VII en zoon van de ‘waanzinnige’ Karel VI, wraak en vermoordde in 1419 Jan zonder Vrees op de Brug van Montereau. Jans opvolger, zijn zoon Filips de Goede, wreekte zich op zijn beurt op de dauphin door zich te alliëren met de Engelsen en het Verdrag van Troyes af te sluiten, waardoor de dauphin werd onterfd van de troon van Frankrijk in het voordeel van koning Hendrik VI van Engeland. What comes around, goes around.
De stad werd later in 1429 tijdens de Honderdjarige oorlog tussen het Engelse huis Plantagenet en het Franse huis Valois bevrijd door niemand minder dan Jeanne d’ Arc, die als 17-jarige boerendochter ‘op bevel van God, voor een ommekeer in deze oorlog zorgde, toen zij er voor zorgde dat de Franse kroonprins toch als Karel VII in Reims gekroond werd. In 1430 echter liet Filips haar tegen een forse beloning door zijn veldheer Jan van Luxemburg uitleveren aan de Engelse bevelhebber.
Rondleiding Maison Rasji
Onze indruk van de huizen in de binnenstad met hun vakwerkgevels was, dat die echt heel oud zijn, waarbij de huizen bijna letterlijk onder hun ouderdom gebukt gaan, zo scheef als sommige voorgevels erbij staan. Dit is in ons land ongekend! Troyes stond bekend om haar belangrijke leerindustrie: de Joden in de stad waren befaamd om het perkament dat ze vervaardigden en ook vele wijngaarden in de regio waren eigendom van Joden.
Ik had van te voren mij netjes aangemeld per e-mail. Het was even onzeker en onwennig wat nu de bedoeling was. Duidelijk was dat je niet op je eentje dit museum kunt bezoeken en alleen mogelijk is onder begeleiding en alleen in het Frans mogelijk is, zonder enige vertaling.

Dat was best wel een beproeving. Lezen gaat mij nog wel goed af, maar verstaan? Als eerste kregen wij een hele inleiding in de synagoge over deze ruimte:

Wat me bijgebleven is, is dat ‘toevallig’ niet alleen parasja Matot (over Balak en Bileam uit het boek Numeri) die week op het rooster stond, maar dat het Ma Tovu (Hoe goed zijn uw tenten, Jacob, uw woningen Israël), ook het motto is van Maison Rachi. Zoals dat ook in deze afbeelding in het museum zelf wordt uitgebeeld:

Het museum Maison Rachi heeft ook een heel speciale binnenruimte, met veel symboliek:
Rabbi Sjlomo Jitzchaqi (Rasji) wordt – na Maimonides – wel gezien als de grootste Joodse denker in de Europese geschiedenis. Het tolerante regime van Hughes van Campagne stond toe dat Rasji (1040-1105) in de stad een school van aanzienlijk kaliber kon leiden.

Hij was enig kind van Jitzchaq Tzarfati en diens vrouw, een dochter van Jitzchaq Kalonymus, De Tzarfati’s zouden nakomelingen zijn van Gamaliël I de Oudere, die zelf weer zou afstammen van koning David.[1] Sjlomo was 5 toen zijn onderwijs in de Tora begon. Hij trouwde op zijn 16e: kort daarop reisde hij – straatarm – eerst naar Mainz en toen rabbi Jacob ben Yakar stierf naar Worms om onder rabbijn Itzhak ben Eliezer HaLevi te studeren, en zijn vrouw slechst driemaal per jaar bezocht. Een andere leraar was rabbi Simon de oudere, een oom van moeders kant, die weer een leerling was van Rabbi Gersjom ben Juda ca. 60-1040), geboren in Metz en het ‘licht van de ballingschap’ van een jesjive in Mainz.
Op zijn 25e keerde Rasji terug naar Troyes, waar hij spoedig hoofd werd van de bet din, het rabbinale gerechtshof, en honderden vragen over de halacha kreeg te beantwoorden. Rond zijn 30e stichtte hij zijn eigen jesjive, waar hij rond de twintig studenten trainde in een revolutionaire methode van Exegese. Rasji’s Torah-commentaar bestaat uit zowel psjat als drasj interpretaties. Psjat betekent het vers alleen interpreteren op basis van wat het zegt – en niet op basis van wat het aannam, maar niet zei. Het moet passen in de context (van de omringende verzen). Drasj is niet gebonden aan tijd of context. Het is een soort vrije associatie met de woorden in het vers, zoals waar anders dit woord eerder is tegengekomen. Geschat wordt dat ongeveer 70% van Rasji’s commentaren op de Thora afkomstig zijn uit Midrasj of de Talmoed.
Hij aarzelde niet om ook de langue d’oïl te gebruiken, de volkstaal van Champagne. Hij voegt meer dan 3.000 Franse woorden in het Hebreeuws toe om zijn uitleg te verfijnen. Die vult hij aan door aan de hand van voorbeelden en anekdotes om een gesloten en moeilijke tekst toegankelijk te maken. Voor zeer eminente taalkundigen vormt deze bijdrage de oudste gedocumenteerde bron van het Oudfrans.

Dr. Avigdor Bonchek heeft in 2015 een speciaal boek geschreven over Rasji’s commentaren, waarvan hij zegt dat ze ongeëvenaard zijn in de hele Joodse geschiedenis. Rashi: The Magic and the Mystery legt de analytische hulpmiddelen uit die nodig zijn om Rasji’s Torah-commentaar diepgaand te onderzoeken. De lezer zal antwoorden vinden op vragen als: Waarom definieert Rasji eenvoudige woorden? Waarom verandert Rasji de bewoordingen van midrasjiem die hij citeert? Gezien het feit dat zowel Rasji als zijn kleinzoon Rashbam toegewijd waren aan psjat-interpretatie, hoe kunnen we de verschillen in hun commentaren begrijpen? Hoe verschillen Rasji’s doelen voor zijn commentaar van de doelen van de Midrasj?[2]
Tijdens zijn leven al werd hij bekend en zochten Torah-geleerden vanuit heel noordwest Europa hem op. Zijn responsa weerspiegelen zijn geleerdheid, zijn nederigheid en zijn diepe betrokkenheid bij zijn mede Joden. Sommige beweren dat hij om in zijn levensonderhoud te voorzien naast zijn studies wijnbouwer was.
In 1096 heeft hij de verschrikking van de eerste kruistocht moeten meemaken, waarbij de oververhitte kruisvaarders alvorens de moslims te ontmoeten onderweg alvast 12.000 Joden vermoordden, met name in Worms en Mainz. (Niet in Troyes overigens). Onder hen waren vele vrienden en kennissen van Rasji.
Rasji stierf negen jaar later op 13 juli 1105 en werd begraven op de joodse begraafplaats in Troyes, even buiten de oude stadsmuur onder het plaveisel van het plein vóór het Théatre de Champagne ligt, waar een monument aan hem herinnert.

Rasji had geen zonen, maar wel drie dochters, die alle drie met Talmoedgeleerden trouwden en die zelf menige Talmoedgeleerde voortbrachten. Van die kleinzonen is de bijbelexegeet Sjmoeël, bijgenaamd Rasjbam (Rabbi Sjmoe’el ben Meïr) de bekendste. Zijn kleinzonen zijn bekend geworden om de Tosefta-commentaren op de Talmoed
Belangrijk om te weten is dat zijn exegetische geschriften ook op christen-exegeten enorme invloed hebben uitgeoefend. Zo werd de Franse monnik Nicolaas van Lyra (ca. 1279-1349) spottend ‘Rasji’s aap’ genoemd, omdat hij veel van Rasji gebruik maakte in zijn eigen bijbelcommentaren, die nota bene ook Maarten Luther sterk beïnvloedden.
Rasji’s commentaar op de hele Tenach (een compilatie van Talmoedische en midrasjische wijsheden over de tekst) is van reusachtige invloed op het joodse denken geweest: nog steeds lezen talloze Joden de Choemasj met Rasji in de andere hand. Zijn Pentateuch-commentaar was het eerste Hebreeuwse boek dat gedrukt werd (in 1475). Ten tweede schreef Rasji de eerste Talmoed-commentaar: een toelichting op bijna elke regel in de Talmoed. In Bombergs eerste gedrukte uitgave (begin 16e eeuw) wordt de Talmoed gewoonlijk afgedrukt met Rasji’s commentaar ernaast. Verder zijn van Rasji zo’n driehonderd responsa (antwoorden op juridisch-ethische vragen) en halachische beslissingen bewaard gebleven.
Hij stierf op 65-jarige leeftijd, op 13 juli 1105. Begraven in Troyes, is zijn graf verdwenen, de Joodse begraafplaats in de wijk Preize is in de zestiende eeuw verwoest om de stad uit te breiden
Moussey
Hier een foto van onze gastvrouw in Moussey, die ons aardig wist te onderhouden en haar appartement met een prachtig zwembad met alleen heel koud water.


Dankzij onze fietsen konden wij de buurt van dit plaatsje een beetje verkennen, op zoek naar kasteel de Villemereuil, dat ons werd aangeraden, dat duidelijk liet blijken sponsors te zoeken voor een restauratie:

Woensdag 31/7 – 1/8 Op weg naar Le Moulin de Poilly sur Serein


De informatieve en behulpzame medewerker van Office Tourist Bureau Chaource wist te vertellen dat het plaatselijke museum Fromage helaas gesloten was, maar dat iets verderop een kaasfabriek is van deze beroemde kaas. En dat we beslist een kijkje moesten nemen in het nog vrijwel in tact gebleven middeleeuwse dorpje Ervy-le-Châtel.
Kaasfabriek in Chaource in de Aube
De eerste sporen van het dorp Chaource dateren uit de 14e eeuw: Philippe le Bel, die door Chaource trok, zou deze kaas aan hem hebben laten tonen, terwijl Marguerite de Bourgogne het al aan haar tafel eiste. Oorspronkelijk bedoeld voor gezinsconsumptie, verwierf de Chaource-kaas zijn bekendheid in de 19e eeuw. Het werd gemaakt op boerderijen en vervolgens door handelaars opgepikt om te worden doorverkocht op regionale markten en die in grote steden als Parijs of Lyon.[1]
Middeleeuws dorpje Ervy-le-Châtel: le Petite Cité de Caractère de Champagne!
Ervy-le-Châtel ligt 160 meter boven de zeespiegel, aan de zuidelijke grens van de Champagne-Ardenne. Het is gevestigd in de plaats van een oude circulaire fort. Nadat het in 1433 door de Bourgondiërs werd bestormd, werd dit enorme versterkte kasteel op uitdrukkelijk bevel van hertog Filips de Goede verwoest. Van de krachtige vestingwerken zijn alleen de fundamenten van de dikke wallen en greppels overgebleven. Van de twee middeleeuwse poorten zijn alleen de twee ronde torens van de Porte Saint-Nicolas overgebleven.[1]

Het Glas-in-loodhuis, nieuw in deze stad, verwelkomt het publiek om de geschiedenis van het glas-in-lood, de glas-in-loodramen van Ervy-le-Châtel en het land van Armance te ontdekken.

Tijdens onze rondwandeling in dit oude stadje, kwamen wij vrijwel niemand tegen, zo uitgestorven leek het. Toen ik het plakkaat bij dit voormalige ziekenhuis las, moest ik wel lachen.


Vooral in de buurt van kathedralen vermenigvuldigden hospice-ziekenhuizen zich in de 10e en 11e eeuw en waren ze gereserveerd voor reizigers en pelgrims. Wel dat waren wij dus op dat moment! Ik heb even geaarzeld om aan te bellen.
Geleidelijk zorgen ze voor de behoeftigen en mensen met psychische stoornissen. Ze functioneren dankzij liefdadigheid van de geestelijkheid en de gelovigen, en dankzij donaties en legaten van rijke mensen. La maison-Dieu wordt in 1394 vermeld in het testament van priester Jean Rebour, die een klein deel van zijn bezit, gelijk aan 16,54 gram fijn goud, overdroeg aan zijn klerk en dienaar Felix Faussabre. Deze bezittingen keren terug naar het ziekenhuis bij overlijden van laatstgenoemde. Een grote gemeenschappelijke ruimte biedt dan plaats aan 25 armen of pelgrims. In de 15e eeuw had een priester de leiding, in de 18e eeuw een leek. Na de revolutie zorgden nonnen voor de zieken. Het ziekenhuis herbergt een basisschool en een universiteit. In 1832 doodde een cholera-epidemie 6% van de dorpsbevolking en werden 47 bedden getroffen. Na de Eerste Wereldoorlog omgevormd tot een hospice en vervolgens in 1985 tot een bejaardentehuis, is het nu een accommodatie voor afhankelijke ouderen (EHPAD, in het Frans) met 125 bedden.
We vervolgen onze weg naar het kleine provincieplaatsje Tonnere vanwege speciale bron waarover ik gelezen had.

Fosse Dionne in Tonnere
Wat doet dit enorme gat vol water met die bijzonder kleurstof hier? Het was een verhaal over legenden in een gids die mij hierheen trok.


Fosse Dionne, van het Oudfranse Fons Divina (goddelijke bron), is een bron in de Vaucluse die permanent wordt gevoed door kwel van de kalksteenplateaus erboven en door het debiet van een of meer rivieren. En het is deze aura van mysterie die altijd legendes en exploratiepogingen heeft aangewakkerd. In 1996, na nog een dodelijk ongeluk, besloot de gemeenteraad om alle duiken te verbieden. Als je wilt weten welke verschrikkelijke legendes hier vanaf de 5e of 6e eeuw tot op de dag van vandaag voortleven, moet je deze website van Tonnere Patrimonie lezen.
Bij vertrek zie ik een standbeeld in Tonnere met de naam Eon: Maar wie is Chevalier D’Eon eigenlijk? Chevalier d’Éon was een Franse spion, diplomaat en soldaat. Hoewel geboren als man ging zij in de tweede helft van haar leven door het leven als een vrouw. Door haar unieke levensloop was d’Éon al in haar eigen tijd een beroemdheid in Europa.

Le Moulin de Poilly-sur-Serein
Ons aparte gastenverblijf is gevestigd in een oude watermolen, gebouwd in 1836 en beschikt over een tuin en een terras. Dit statige gebouw werd vroeger gebruikt voor agrarische en industriële doeleinden.
Op tien kilometer van Chablis bevindt het zich in het hart van deze beroemde wijnstreek, die tegelijkertijd van cultureel en culinair belang is. Dat hebben wij gemerkt toen wij te vroeg waren om in te checken en toen richting Chablis eerste de Hof van Béru wilde ontdekken.
Bezoek aan Hof van de graven van Béru en uitkijk over de wijngaarden van Chablis


Via een klim langs prachtige wijnranken aan weerszijde van de weg, bleek de poort weliswaar nog open, maar was er verder niemand te bekennen. Wel konden wij overal binnen lopen en ons vergapen aan allerlei schilderijen en antieke meubelen. Duidelijk een chateau met een historie met muren die teruggaan op de 13e eeuw. Zelfs op het geblaf van de hond, kwam niemand opdagen, totdat tenslotte een voorbijganger de ‘barones’ wist op te halen, die ons vervolgens te kennen gaf, dat er voor ons helaas niemand aanwezig was voor een rondleiding, vanwege de vakantie. Deze website van vinocentral vertelde mij naderhand dat er vanaf 2011 twee vrouwen aan het roer staan en alleen op biodynamische wijze werken.
Chablis
Dit stadje aan de rivier de Serein is vooral bekend om zijn witte wijn, die al sinds de 19e eeuw over de hele wereld voor geëxporteerd. Met name de monniken van de nabijgelegen abijd van Pontigny droegen bij aan de ontwikkeling van dit wijngebied.

In Office Tourisme kwam ik twee bijzondere publicaties tegen, een over een veldslag bij Cravant tijdens de honderdjarige oorlog op 31 juli 1423, op 1 jaar na precies 600 jaar geleden! (Meer daarover in volgende deel van deze blogserie). De andere was ‘Guide Secret de la Bourgogne’ van Guy Renaud. De andere dag ben ik die toch speciaal wezen kopen, nadat ik me daar online wat in verdiept had.

Bourgondië is ook een land van legendes, ze omhullen de wateren en rotsen met bizarre vormen en het mysterie hangt nog steeds over personages of gebeurtenissen in deze regio. Een boekje met bijna 60 onderwerpen met gravures om Bourgondië te herontdekken, over o.a. De Vrouwe van Vix, de gemeenschap van de blanken, het schilderij van David ommuurd in Saint-Fargeau, genezende of kwaadaardige bronnen, een steen die viraal is, het “voedsel”, deze Bourgondische monsters, de overblijfselen uit de oudheid in de regio, heiligen en personages met bloedige uiteinden, de mythe van het Gulden Vlies, het mysterie van de smederij van Fontenay.
[1] https://ervy-le-chatel.fr/fr/rb/525800/ervy-le-chatel-son-histoire
[1] De specifieke kenmerken van dit product worden erkend door middel van een Appellation d’Origine Contrôlée (AOC) bij decreet van 19 augustus 1970. Het is ook op Europees niveau geregistreerd door Communautaire Verordening (EG) nr. 1107/96 van 21 juni 1996 als beschermd Oorsprongsbenaming (BOB) Chaource-kaas.
[1] Volgens Willem Ouweneel in Dubbelsnoer van licht





















