Op ’t spoor van de Bourgondiërs, de aartsvaders van de Lage Landen, deel 3


Zijn er tussen de landen herwaarts (Les Pays Bas vanaf hertogdom Brabant) en het hertogelijk paleis in Dijon nog wel andere sporen te vinden van de Bourgondiërs?

Wel onderweg zouden we langs verschillende aanknopingspunten komen:
1) De burcht in Bouillon, waar – zijn naam zegt het al – de graaf Godfried van Bouillon vandaan, een kruisvader vanaf het begin én Filips de Goede wilde evenaren door een eigen kruistocht te op te zetten.
2) Een dochter van Willem van Oranje-Nassau in Fort Sedan. Willem die een kleinzoon (Karel V) diende van de kleindochter (Maria van Bourgondië) van Filips de Goede.
3) Reims, waar we een cruciale tijdgenoot van Filips terugvinden: Jeanne d’Arc die letterlijk haar mannetje stond en ervoor zorgde dat de kroonprins van Frankrijk zich liet kronen in de kathedraal in Reims, waar na de bekering en doop van Clovis in de 5e-eeuw, inmiddels alle koningen werden gekroond. Mede door diezelfde Filips zou zij haar noodloot ondergaan.
Als we Jeanne d’Arc noemen, dat hebben we het ook over de 100-jarige oorlog tussen de Fransen en Engelsen, waar Vlaanderen en Bourgondië steeds van loyaliteit zouden wisselen en Filips het zelfs gedaan kreeg om bij het Verdrag van Troyes in 1420 de Franse erfgenamen op de Engelsen over te hevelen.
3) Als we het over het begin van de kruistochten hebben, dan komen we onderweg ook langs Troyes in de Champagne, dat de bakermat was van de Tempeliers. Wat was hun rol.
Tegelijkertijd hebben we het dan ook over Rasji, een van de beroemste rabbijnen die in diezelfde tijd en plaats woonde over wie in Maison Rachi alles te weten kunt komen.
En er was nog een belangrijke tijdgenoot: Chrétien van Troyes, die als eerste met een verhaal over Parcival kwam en wat had dat met de verhalen over de Graal te maken?
4) We krijgen dan ook te maken met Bernard van Clairvaux, een zeer belangrijke sympatisant van de tempeliers en een kloosterhervomer, die samen met de paus (zijn vriend) tevens aanjager was van de Tweede Kruistocht en wel vanuit Vezelay, een belangrijk pelgrimsoord op een heuvel ter ere van Maria Magdalena. Daarbij aanwezig was ook het koninklijk echtpaar Lodewijk VII en Eleonara van Aquitanië, waarvan vooral zij – na haar scheiding – later ook haar stempel zou drukken op de geschiedenis van Engeland met haar tweede echtgenoot Hendrik II van Plantagenet en hun zonen Richard van Leeuwen hart en Jan zonder Land!

Daarin hoop ik u in de volgende delen van deze blogserie mee te nemen om via Avallon en Auxerre uiteindelijk uit te komen in Dijon en Beaune. Daarbij vond ik het zelf belangrijk te achterhalen wat nu de trigger was van die 100-jarige oorlog en wat die eerste tempeliers toch bezielde dat ze Jeruzalem wilde bevrijden. Plus de vraag naar de invloed van Joden en hun interactie met hun omgeving. Er stonden mij nog menige verrassingen te wachten, vooral hoe vanaf de eerste eeuwen van onze jaartelling menig geestelijke zijn of haar invloed als ‘fonkelende sterren’ heeft nagelaten.

Bouillon en de burcht van Godfried aan de oevers van de rivier de Semois

In Bouillon met zijn imponerende kasteel bovenop een hoge heuvel waren we al eens eerder met ons gezin geweest (in 2009). Toch was ik nieuwsgierig naar de mediaproductie ‘Archéoscope’ bij het Maison du Tourisme (in een prachtig 17e-eeuws klooster van de ‘Zusters van het Heilig Graf’), waarover ik onderweg in een folder gelezen had. Een schouwspel, inclusief lichtshow en bewegende maquettes, waarbij de geschiedenis van Bouillon en de epische Eerste Kruistocht in 3D in beeld wordt gebracht. De toegangsprijs van de Bouillon Medieval Experience vonden we echter te hoog voor dit bezoek alleen, omdat ze gekoppeld is het kopen van de Bouillon City Pass+. Wel handig als je ook van plan bent de heuvel naar de Burcht te beklimmen en het Hertogelijk museum, waar je o.a. een kopie van zijn graftombe kunt zien. Het origineel bevindt zich namelijk nog in Jeruzalem.

Het was Mathilde van Toscane, grootgrondbezitster en beschermvrouwe van de abdij in het nabijgelegen Orval – onttrokken van de aandacht van de paus en aardse heersers – die grond had geschonken aan bondgenootschap van monniken (waaronder haar neef Godfried en zijn jongere broer Boudewijn en Peter van Amiens ‘de Kluizenaar’) om een klooster te bouwen. Ze hadden een nietsontziende ambitie en een dorst naar waarheid. Die lag volgens hen begraven onder de ruïnes van de Tempel van Salomo in Jeruzalem, dat sinds 1071 in handen was van de Seldzjoekese Turken. Zij zetten hun zinnen op de bevrijding van Jeruzalem, zodat zij zich toegang zouden kunnen verschaffen tot de verborgen schatten en documenten onder de brokstukken van het vroege ‘christendom’. Ze gebruikten hun aanzienlijke invloed om het idee van een grote, ‘christelijke kruistocht’ tot paus Urbanus II te laten doordringen, die al bezorgd was over de behandeling die christelijke pelgrims in het Heilige Land kregen. Ze zeiden tegen hem dat de voorspelde aanval van Gog en Magog was uitgekomen en dat het zijn grote taak was de heilige stad door het christendom te laten redden van de indringers.

Toen de kruisvaarders in de zomer van 1099 Jeruzalem de stad ‘met het bloed van Christus’ verslagen vijanden hadden kunnen reinigen’ werd Godfried van Bouillon, hertog van Neder-Lotharingen, tot gouverneur van Jeruzalem gekozen. De 39-jarige Godfried schijnt merkwaardig genoeg precies na dat ‘triomfantelijke moment’ gestorven te zijn, want in het jaar 1100 werd zijn broer als Boudewijn I tot koning van Jeruzalem gekroond. Op de website van Historisch Nieuwsblad vindt je nog een mooi artikel over deze edelman, die het van aristocraat van het tweede garnituur het tijdens de Eerste Kruistocht schopt tot ‘Beschermer van het Heilige Graf’, [waar hij ook daadwerkelijk begraven is]; de titel waaraan hij de voorkeur aan gaf, i.p.v. koning van Jeruzalem, die hij weigerde. Om in het nieuwe onafhankelijke België van 1830 een nationalistische geest te stimuleren besloot de jonge regering Godfried van Bouillon als nationale held een ruiterstandbeeld te geven op het Koningsplein in Brussel.

Het kasteel Fort Sedan

Daarbij had ik dankzij de beschrijving van Ruus Couwenhouwen vooral mijn zinnen gezet op de vestingstad Sedan, als zijnde het grootste versterkte kasteel van Europa, met een oppervlakte van maar liefst 35.00 vierkante meter! Wat een belangrijk puzzelstuk bleek dat te zijn in de reconstructie van onze geschiedenis!  
Als je door de grote Porte des Princes de binnenplaats van het kasteel binnenloopt, waan je je in de middeleeuwen.

Evrard III de la Marck kocht de heerlijkheid Sedan van zijn schoonbroer Guillaume de Braquemont en begon aan het einde van de Honderdjarige oorlog in 1424 met de bouw van een eerste kasteel, inclusief priorij, die werd voortgezet door zijn zoon Jean de La Marck (1406-1470), die beschouwd wordt als de ware bouwer van dit kasteel. Hij was kemerheer van de Franse koning Karel VII. Gelegen op de grens tussen Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk, aan de oevers van de Maas, wilden zij het kasteel gebruiken als een beschermende stopplaats op de koperroute.
Koning Hendrik II van Frankrijk erkende Sedan als een Soevereiniteit. Strategisch gelegen tussen het Koninkrijk Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk bleef de stad een eeuw lang een vorstendom. 1521 Karel V wil Sedan belegeren, omdat Robert II de La Marck (1468-1536) enkele van zijn baronieën durfde te begeren, maar het kasteel is zo indrukwekkend dat de keizer, ondanks zijn leger van 34.000 man, de belegering opgeeft en zijn woede richt op de naburige stad Mézières. In dienst van Lodewijk XII (1498-1515) sloot deze Robert II de La Marck een bondgenootschap met Karel V, van het Heilige Roomse Rijk, verzoende zich met Frans I en vocht voor Frankrijk in de Italiaanse oorlogen.

In 1562 gingen Henri-Robert de la Marck (1539-1574) en zijn vrouw Francoise de Bourbon over op het calvinisme. Onder zijn bewind beleefde Sedan, het “kleine Genève’ genoemd, een gouden tijd, dankzij de toestroom van honderden calvinistische vluchtelingen, wat leidde tot een bloeiend economisch en intellectueel leven. Hij bleef buiten de Hugenotenoorlog die in 1562 uitbrak.

De Prinsengalerij verhaalt van de prinselijke bruiloft: een meeslepende ervaring die nog nooit eerder in Frankrijk is vertoond: een historisch moment, het huwelijk van hun 16-jarige dochter Charlotte de la Marck (1574-1594) met de burggraaf van Turenne Henri de la Tour d’Auvergne (1555-1623) op 15 oktober 1591. Door dit huwelijk werd hij prins van Sedan en hertog van Bouillon. Als calvinistische maarschalk van Frankrijk, stond hij vanaf 1592 dicht bij koning Hendrik IV. Hij stichtte de Academie van Sedan, een protestantse universiteit die als een van de beste in Europa bekend stond.

Charlotte sterft drie jaar later in het kraambed zonder een erfgenaam te hebben. Henri hertrouwt echter met niemand minder dan Elisabeth van Nassau. de dochter van Willem van Oranje-Nassau. Hun verbintenis bracht acht kinderen voort, waaronder Frédéric-Maurice de la Tour d’Auvergne, de laatste prins van Sedan, voordat het deel ging uitmaken van Frankrijk.
Na een mislukte samenzwering tegen kardinaal Richelieu werd Frédéric in 1642 gevangen gezet. Om zijn eigen hachje te redden, schonk hij het prinsdom aan koning Lodewijk XIII, waardoor het aan Frankrijk werd verbonden. Vanaf dat moment bezette het Franse leger het kasteel 320 jaar lang. Zijn jongere broer Henri “burggraaf van Turenne” (1611-1675) verkeerde echter in een kwetsbare gezondheid. Omdat hij weigert medelijden met zichzelf te hebben, traint hij om zichzelf te verharden om soldaat te kunnen worden en zo Frankrijk te kunnen dienen. Hij is een jonge tiener, net wees, die de slagvelden ontdekt. Hij sloot zich aan bij het leger van zijn oom Mauxrits, de Prins van Nassau, die de Nederlandse strijd tegen de Spanjaarden leidde. Ook hier maakt de calvinistische eis hem in de eerste plaats tot een eenvoudige soldaat. Toen richtte de jonge burggraaf een infanterieregiment op… op 14-jarige leeftijd! Het was het begin van een briljante carrière als strateeg en oorlogsleider, tussen Fronde en loyaliteit aan Frankrijk, die eindigde met zijn dood op het slagveld. Toen hij Richelieu diende, die hem bewonderde vanwege zijn militaire moed en loyaliteit, verzette hij zich een tijdlang tegen diens opvolger kardinaal Mazarin naast de grote opstandige families (De Fronde) van het land. Na de dood van zijn vrouw leidde zijn vriendschap met de Franse bisschop en schrijver Bossuet hem tot een gedurfde actie van een andere orde: hij koos ervoor om het katholieke geloof te betreden. Hij werkte in [het rampjaar] 1672 samen met de prins van Condé en de hertog Luxembourg om de Republiek te veroveren. Het was tijdens een militaire campagne in de Elzas maakte zittend op zijn paard een verdwaalde kanonskogel een einde aan zijn leven.

In het Sedan-museum tenslotte ontdek je het prinsdom van Sedan vanaf de bouw ervan tot de Slag bij Sedan in 1870. Een indrukwekkende maquette van de stad Sedan in 1840 toont de kolossale omvang van de vestingwerken die de stad omringden en onthult een aantal gebouwen die symbolisch zijn voor de geschiedenis van Sedan.

We rijden binnendoor de ‘Grand-Est’ van Frankrijk naar Suippe, in de verwachting dat daar in de buurt ook wel ons Airbnb-adres in Boult-sur-Suippe zal liggen. Onze ANWB-wegenkaart liet ons helaas in de steek. Tot onze schrik bleek mijn mobiel niet meer op te laden en was die van Marja door haar data heen.
Eenmaal in Suippe (langs eindeloze glooiende heuvels en prachtige velden vol koren en suikerbieten, waar soms geen mens of huis te bekennen viel) bleek dat Boult-sur-Suippe toch nog een heel einde verder was richting Reims. Dankzij de hotspot van een bediende (Yousef) van een tankstation, kregen we toch nog onze route in beeld naar een afgelegen plaatsje, met een geweldige Airbnb, maar waar verder niet een winkel te vinden was. Wel in het dorpje Bezancourt 4 of 5 km verderop.

Maandag 29/7 Kathedraal de Notre-Dame de Reims

Op aanraden van onze gastheer besluiten we met onze fietsen gratis op de trein naar Reims  te reizen. Als je dan ineens voor dit immense gebouw staat, kun je niet anders dan sterk onder de indruk raken. Als je inzoomt valt op dat te midden van al die ‘levensechte’ sculpturen het toch Jezus Messias is, die hier centraal wordt afgebeeld als de Koning der Koningen. Het aantal beelden dat deze kathedraal siert is groter dan bij enige andere Europese kathedraal. Je komt ogen te kort om alles wat hier te zien is in een keer op te nemen. Zeker als je wilt weten wie al die sculpturen voorstellen en wie wie is in de roosvensters. Een groot storyboek, waarin het complete evangelie werd uitgelegd toen nog niet iedereen kon lezen of schrijven. Gelukkig hebben ze nu speciale boekjes en een multimedia supplement! Waar je het thuis nog eens rustig kunt bestuderen.

Sint Nicasius van Reims (407 of 451) was in de eerste zeven jaar van de 5e eeuw de 10e of de 11e bisschop van Reims. Hij stichtte de eerste kathedraal van Reims, die aan de maagd Maria werd gewijd. Hij voorzag de invasie door de Vandalen en de Alanen, die in de laatste dagen van het jaar 406 over de bevroren Rijn Gallië binnentrokken. Tijdens een visioen zag hij deze barbaren de stad Reims aanvielen. Toen hem gevraagd werd of de mensen al of niet moesten vechten, antwoordde Nicasius: “Laten we een beroep doen op de genade van God en laten we bidden voor onze vijanden. Ik ben bereid om mij voor mijn volk op te offeren.[1]. Later, toen de Vandalen aan de poorten van de stad stonden, besloot Nicasius hen te vertragen, zodat meer burgers van Reims konden ontsnappen. Hij werd door de Vandalen of op het altaar van zijn kerk of in de deuropening gedood. Na Nicasius en zijn gezelschap gedood te hebben zouden de Vandalen zijn geschrokken van een luid geluid, waarna zij volgens sommige bronnen niet meer toegekomen zijn aan het plunderen van de kerkschatten. Zij zouden zelfs reeds eerder verzamelde buit hebben achtergelaten. In Reims werd later een Benedictijnse abdij naar hem vernoemd.
Het huidige bouwwerk verving een basiliek die in 1211 door brand werd verwoest. Het werd grotendeels in de 13e eeuw voltooid, behalve de westgevel. Die werd opgericht in de 14e eeuw, nadat het schip was verlengd om aan de talrijke kerkgangers plaats te kunnen bieden. Uiteindelijk is de kathedraal voltooid in 1457. Door zijn architectuur en zijn 2303 beelden werd de kathedraal, samen met het voormalige klooster van Saint-Remi en het paleis van Tau, in 1991 toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst van UNESCO.

Dit geldt als een markant en cruciaal moment in West-Europa. Toen bisschop Remigius van Reims Clovis, de koning der Franken, doopte op Kerstmis in het jaar 496, nadat deze zich tot het christendom had bekeerd na zijn overwinning op de Alemannen in de Slag bij Tolbiac, sprak hij de beroemde woorden: “Buig deemoedig uw hoofd, Sicamber, aanbid wat U verbrand hebt [de christelijke God) en verbrand wat U aanbeden hebt.” Toch is de dynastie Clovis niet bekend geworden als die van de Sicambers, maar als die van de Merovingers. Merovach was de voorvader van Clovis, die vermoedelijk samen met de Romeinse generaal Aetius de Hunnen van Atilla in 451 bij Châlons-en-Champagne een verpletterende nederlaag toebracht. De doop van de Frankische koning Clovis betekent tevens het begin van het verbond tussen kerk en staat.

Clovis Dooptapijt met episodes uit het leven van bisschop Remi van Reims

Ook Lodewijk de Vrome (778-840) de zoon van Karel de Grote werd hier in 816 gekroond tot keizer en wel door paus Stefanus IV. Evenals Filips II, bijgenaamd August (1165-1223) en kroonprins Karel VII in 1429 door bisschop Regnalut van Chartres dankzij Jeanne.

Als je dan helemaal  naar achteren bent gelopen, kom je als klap op de vuurpijl in de middelste straalkapel deze schitterende glas-in-lood ramen tegen van Marc Chagall, die in 1974 ingewijd werden: de ‘boom van Jesse’, ‘de twee testamenten’ en ‘de grote momenten van Reims’.

Recht tegenover de kathedraal staat dit standbeeld van Jeanne d’ Arc, de Maagd van Orleans. Zonder haar had Karel VII kroon, scepter en ring op zijn Valois-buik kunnen schrijven. Elke keer opnieuw had zij de weifelende vorst en tegenpruttelende legerleiding ervan overtuigd zich in de strijd te gooien… Nooit kreeg ze de leiding over militaire missies, maar telkens liep ze mee in de eerste gelederen. Haar aanwezigheid elektriseerde de Franse troepen.[1] Karel VII slaagde er evenwel niet in de Franse eenheid te herstellen en liet zijn weldoenster Jeanne d’Arc vallen als een steen. Uiteindelijk werd Jeanne door een kerkelijke rechtbank veroordeeld en eindigde ze op een brandstapel in Rouen.


Gerbert van Aurillac, alias paus Sylvester II

Behalve Franse keizers die hier in Reims gekroond werden, heeft Reims ook de eerste Franse paus ‘geleverd’: Gerbert van Aurillac (Auvergne, ca. 946 – Rome, 12 mei 1003). Hij werd in 999 paus Silvester II tot zijn dood in 1003. Hij was een veelzijdig geleerde en introduceerde veel kennis in Europa, zoals wiskunde en Arabische cijfers en geometrie, astronomie en de muziek.
Richer monnik van Saint-Rémi (888-995), een leerling van Gerbert (940-1003), weidt in zijn geschiedwerk de Histoire de France aardig uit over zijn leermeester: “Terwijl aartsbisschop Adalbero van Reims ernaar streefde de monniken van zijn kerk behoorlijk te scholen in de vrije kunsten, stuurde de Voorzienigheid zelf Gerbert naar hem toe, een uitzonderlijk begaafd man van een bewonderenswaardige welsprekendheid. Dankzij hem schitterde en straalde heel Gallië spoedig als een brandende fakkel“.[1]

In 967 bezocht een zekere graaf Borrel II van Barcelona het klooster, in Aurillac en de abt vroeg hem Gerbert met zich mee te nemen, waar in contact kwam met Moorse, Perzische en Egyptische wiskundigen. Met deze cijfers kon veel sneller en gemakkelijker worden gerekend dan met de, tot dan toe gebruikelijke, Romeinse cijfers die in letters werden weergegeven. De jaren daarop studeerde Gerbert in de door christenen gedomineerde stad Barcelona en mogelijk ook in de islamitische steden Córdoba en Sevilla, waar in die periode onder kalief Al-Hakam II de wetenschappen op hoog niveau werden beoefend. De bibliotheek van de wereldstad Cordoba met zijn 400.000 boeken was beroemd.
In 969 maakte graaf Borrel II een bedevaart naar Rome en nam Gerbert met zich mee. Gerbert ontmoette daar paus Johannes XIII en keizer Otto I. De paus haalde Otto over om Gerbert als privéleraar voor zijn jonge zoon, de toekomstige keizer Otto II, in te huren. Een aantal jaren later gaf Otto Gerbert de opdracht om aan de kathedraalschool van Reims te studeren. Hij werd daar spoedig tot leraar benoemd door Adalbero, de aartsbisschop van Reims. In 985 deed hij, met de steun van zijn aartsbisschop, mee aan de poging van Frankrijk om het Lotharingen van keizer Otto III (toen nog met Theophano als keizerin-regentes) in te nemen. Ondertussen van in 987 Hugo Capet koning van Frankrijk geworden. De eerste van een lange dynastie, die tot 1328 zou duren. In 991 werd Gerbert ook de leraar van Otto III. Paus Gregorius V, Otto’s neef, benoemde hem tot aartsbisschop van Ravenna in 998. Met steun van de keizer werd Gerbert in 999 tot paus verkozen als opvolger van Gregorius. Gerbert nam de naam Silvester II aan (naar paus Silvester I, de adviseur van Constantijn de Grote).
Als leider van de Kerk stond paus Silvester voor de grote opgave om de theologie – het oordeel van God moet nu komen, want de duizend jaar van het Godsrijk op aarde zijn voorbij – te verenigen met de wereld van wetenschap en techniek. Dat, zo zegt Feike ter Velde in een wonderlijk artikel in Zoeklicht, wordt het begin van de kerk als teruggetrokken gemeenschap die een God vereert, die uit de wereld is verdwenen. Kerk en wereld worden in het jaar duizend uit elkaar getrokken. De keizer in Rome, Otto III, die tot dan toe ook nog hoofd van de kerk en van de cultuur was, was met veel goddelijke majesteit omkleed. Maar de eenheid tussen kerk en samenleving brak nu definitief in tweeën. Er was een diep besef van falen bij de keizer en bij het volk en een grote vrees voor het Godsoordeel aan het einde van het millennium. Het Rijk Gods was niet tot stand gekomen door het falen, door de zonde van kerk en samenleving. Keizer Otto III had die schuld, vooral die van zijn voorganger, Karel de Grote, op zich genomen. Karel was niet bij machte gebleken de eenheid van de oecumene – dat is Kerk en Staat – te verwezenlijken in het Godsrijk. Karel had gefaald in een leven van zondige onbarmhartigheid jegens de Saksen, waarvan de smet op de hele christenheid lag. Otto III, die het Godsoordeel zag naderen, nam de schuld van Karel op zich. Hij haalde het kruis van de nek van Karel de Grote, uit diens graf in Aken, en hing het om zijn nek. Zo deed hij openlijk boete. Keizer Otto werd als het ware zelf het offer voor de zonde van het falende christendom, hopende dat het oordeel Gods zou worden uitgesteld. Deze vrome daad van deze vrome keizer maakte zeer veel indruk.
In 1001 vond er in Rome echter een volksopstand plaats tegen de keizer, waardoor Otto en Gerbert werden gedwongen om naar Ravenna te vluchten. Otto ondernam twee vruchteloze pogingen om de controle over de stad te herwinnen en stierf plotseling tijdens een derde poging in 1002. Zijn dood was des te meer een ongekende schok, omdat het oordeel van God nu tóch kwam, eerst over de keizer en dan ook over ons allen, zo was het gevoelen in de samenleving. Immers, duizend jaar heeft de kerk de tijd gehad om het Godsrijk op aarde gestalte te geven, maar zij heeft gefaald! Vanaf het jaar 1000 vindt een enorm geestelijk verval van de kerk plaats. Het christendom gaat in het oordeel ten onder, zo geloofde men. Men had van keizer Otto III en in paus Silverster II de redding van het Godsrijk verwacht, dat nu, in het jaar 1000, in volmaaktheid zou moeten komen. Een keizer met zulke duidelijk goddelijke eigenschappen zou de redder der wereld moeten worden, maar nu is hij gestorven. Nu zullen dra de elementen door vuur vergaan en de wolven, de demonen uit de afgrond, zullen dra alles verslinden. Dit was de klaagzang aan het einde van het eerste millennium. Maar het Godsoordeel kwam niet, de kerk was er nog en een zucht van verlichting zorgde voor ontspanning. Na het uiteenvallen van de oecumene, de eenheid van kerk en staat, met de dood van keizer Otto III groeit de macht van de paus van Rome. De keizer heerste over de héle oecumene, de paus nu alleen nog over de kerk. God staat nu buiten de samenleving, maar de kerk onderhoudt het contact met Hem, met eerbied gesproken. Zie hier de kiem van wat in die 11e-eeuw zou leiden tot de Investituurstrijd. Dit bijzondere en heftige drama, zo bedacht ik me toen ik dit in zijn verband begon te zijn, is precies de inzet van het magistrale hoofdwerk Anno Domini 1000, Anno Domini 2000 van cultuurfilosoof dr. F. de Graaff, dat ik nu beter begon te doorgronden. Dat boek is hier overigens geheel online te lezen. “Het onderzoek naar het wezen van de Westerse cultuur dwong de schrijver het jaar 1000 als een beslissend punt in de geschiedenis van het Avondland te zien. De angst, die de mens van de tiende eeuw vervulde voor de naderende ondergang der wereld kwam voort uit een diepe intuïtie; in het jaar 1000 vindt een gebeurtenis plaats, die de toekomst van het Westen zou beheersen. Die gebeurtenis heeft de ondergang van het Avondland wel afgewend, maar niet voor altijd.” Lees vooral verder wat hij vertelt over het getal nul: “Gerbert heeft bij het invoeren van de Arabische cijfers geen gebruik gemaakt van de nul. Nu is juist de nul de voornaamste voorwaarde van de gemakkelijkere bewerkingen. De vraag is nu: Waarom past Gerbert de nul niet toe? Zowel de Indiërs als de Arabieren kenden de nul. Daarom meen ik, dat het niet gebruiken van de nul niet voortkwam uit onkunde of onmacht, maar uit een bewuste aarzeling. Gerbert heeft ongetwijfeld de uiterste consequenties van dit gebruik vermoed. Hij wist, dat het invoeren van de nul een daad zou zijn, die ontstellende gevolgen moest hebben. Immers de nul is het symbool van het niets. Wie het symbool van het niets als grondslag van zijn denken aanvaardt, doet hiermee een beslissende stap, die alles fundamenteel verandert. Het is begrijpelijk, dat Gerbert voor de laatste consequenties van deze daad is teruggeschrokken.”
Gerbert keerde spoedig terug naar Rome, hoewel de rebellerende edelen aan de macht bleven. Hij stierf kort daarop en werd aldaar begraven in Sint-Jan van Lateranen. Op Historiek kun je nog een prachtig artikel vinden over Sylvester,  die maar voor even paus werd, maar voor altijd een wiskundige!

De abdij en basiliek van Saint-Remi

De Abdij van Saint-Remi is een voormalige benedictijnenabdij gesticht in de 6e eeuw. De romaanse abdijkerk is bewaard als de Sint-Remigiusbasiliek en in de kloostergebouwen is het Musée Saint-Remi ondergebracht. Deze abdij, cq. basiliek is zowel de oudste kerk van Reims als de grootste Romaanse kerk in Noord-Frankrijk, zij het met latere toevoegingen. Nadat Remigius (= Saint Remi), de bisschop van Reims, die Clovis gedoopt had in 523 op 96-jarige leeftijd was gestorven, werd zijn lichaam buiten de stadswallen in een kapel (gewijd aan Saint Christophe) begraven op de plaats van de huidige graftombe. Zijn reputatie en wonderen zouden heel snel vele bedevaartgangers aantrekken. De oorspronkelijke kapel wordt dan vergroot naar de afmetingen van een kerk, waarheen het lichaam plechtig wordt overgeplaatst op 1 oktober, dat de dag van Saint Remi zou worden. Omstreeks 750-760 neemt aartsbisschop Tilpin er Benedictijnse monniken bij, afkomstig uit Saint Denis om de pelgrims rond te leiden en te ontvangen. Dat is het begin van meer dan duizend jaar klossterleven. In het midden van de 8e-eeuw in 852 vergroot aartsbisschop Hincmar het gebouw en wijdt deze Karolingische kerk in. De kerk werd verbonden met het Franse koningschap, doordat het zich bevindt boven het graf van de Heilige Remigius en omdat de Heilige olie er werd bewaard. Hincmar vertelde een legende dat deze olie door engelen was gebracht voor de zalving van de Franse koningen. De heilige Geest bracht in de gedaante van een duif Remigius uit de hemel de ampul met de olie, waarmee Clovis na zijn doop gezalfd moest worden. De olie in de ampul, tot 1793 bewaard in de abdij van Saint-Rémi te Reims, raakte later nooit op.[1] Ongetwijfeld ligt in de legende van de ampul een van de grondslagen verwoord van het sacrale, op de theologie van het Davidische koningschap gefundeerde middeleeuwse koning/keizerschap.


[1] https://www.dbnl.org/tekst/goos020vana03_01/goos020vana03_01_0142.php

De Romaanse nieuwbouw kwam vanaf 1005 tot stand onder abt Airard. Met enkele wijzigingen werd de kerk na 1034 voltooid onder abt Thierry. De basiliek werd geconsacreerd door paus Leo IX in 1049. De verbouwing in gotische stijl begon in de tweede helft van de jaren zestig van de twaalfde eeuw. De muren en het plafond waren oorspronkelijk beschilderd met kleurige taferelen die de gelovigen onderrichten.
Remigius’ relieken rustten tot 1049 in deze abdijkerk; daarna in de tussen 1211 en 1300 gebouwde kathedraal. Hij is de patroon van Reims (de naam van de stad gaat etymologisch terug op Remigius) en van talloze Franse kerken, en wordt ook in Italië vereerd. Men ziet hem als beschermer tegen pest, andere besmettelijke ziekten en koorts. Zijn feestdag is 1 oktober; te Reims viert men meerdere feesten

In de kerk hangt een prachtige serie verklarende panelen, die ook wie deze website zijn te raadplegen:

1 – De Eerste Christenen In Reims
2 – Saint Remigius, Bisschop Van Reims
3 – Doop Van Van Chlodwig
4 – De Benedictijnen vanaf hun Eerste Vestiging – Rond 760 – Tot het Heden
5 – De Architectuur van De Basiliek
6 – Christelijke Kunst: Een Taal Van Geloof voor het Heden
7 – Tegenspoed en Wederopbouw
8 – Naar Saint Remigius In Dienst Van De Mensen van hun Tijd
9 – Het Graf Van Remigius, De Meest Heilige Van De Basiliek+10 – Het Glas van de Basiliek


In de volgende aflevering zetten wij onze reis verder naar Troyes!

[1] In 1993 verscheen de Nederlandse vertaling van L’an mil, Het jaar DUIZEND van Georges Duby, waarin hij aan de hand van een bloemlezing van contemporaine teksten een beeld van de wereld van de Europese mens schets in de periode van 980-1040. Met behulp van verhelderende tussenstukken plaatst hij teksten van kroniekschrijvers als Raoul Glaber, Ademar van Chabannes en Richer en Gerbert in een breder kader met veel aandacht voor de middeleeuwse mens.

[2] https://www.dbnl.org/tekst/goos020vana03_01/goos020vana03_01_0142.php

[1] Bart van Loo, De Bourgondiërs, blz. 265 in ’t hoofdstuk Gouden Glitter dat gaat over hoe Jeanne d’ Arc de eerste keer opdook in het bestaan van Filips de Goede. “Hoewel hij wist dat de Engelsen haar voor ketterij zouden berechten, hechtte hijzelf weinig geloof aan dergelijke beschuldigingen. Voor hem was Jeanne gewoon een politiek probleem. Als machtspoliticus oordeelde hij in samenspraak met kanselier Rolin dat het gunstig stemmen van de Engelsen het beste was. wat hij kon doen. Zij hadden immers gesuggereerd dat de wolexport naar Vlaanderen kon worden teruggeschroefd. Filips gebruikte Jeanne als pasmunt voor zijn internationale betrekkingen. ” Blz. 283

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.