In zijn boek Exodus, boek van bevrijding (Skandalon, 2019) heeft Jonathan Sacks (emeritus opperrabbijn van Groot-Brittannië) twee essays besteed aan Exodus 19:6 over de roeping van Israël waar God zegt: een ‘koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilige natie’.

Ik was best geraakt onder de indruk van de diepte en reikwijdte van die roeping zoals hij dat toelicht. In één woord: weergaloos! Opmerkelijk ook, want de Hebreeën waren nog nooit een koninkrijk van priesters. Zelfs Mozes was geen priester. Mozes heeft eerder uitgeroepen: ‘Profeteerde iedereen maar! (Num. 11:29). Hij zei dus niet: ‘was iedereen maar priester’. Priester zijn was niet bepaald iets typisch joods of Israëlitisch. Ook Melchisedek, een tijdgenoot van Abraham, wordt beschreven als ‘een priester van God, de Allerhoogste’ (Gen. 14:18). Jetro, de schoonvader van Mozes, worst beschreven als ‘een Midjanitische priester’ (Ex. 18:1). Elk oude religies hadden priesters. Doch zoals dat in het woord ‘hiëroglyfen’ = ‘priesterlijk schrift’ al tot uitdrukking komt, was lezen en schrijven alleen voorbehouden aan de priesterlijk elite.
Het Engelse woord ‘clerical’ getuigt daar nog van: want enerzijds duidt dat op dienaren van God die tot de geestelijkheid behoren (clergy) en anderzijds op beambten die brieven schrijven en documentatie bijhouden (clerks).

Nu had ik al gelezen in het boek The Writing of God (New Chronology Edition) van Miles R. Jones over zijn stelling (dankzij de herziene Egypyische chronology van David Rohl) dat in die tijd het eerste alfabet was uigevonden, zodat de kunst van het leren lezen en schrijven niet voorbehouden bleef aan een elite, maar elk kind geacht werd in staat te zijn 22 karakters te onthouden en toe te passen i.p.v. honderden lettergrepen of duizenden pictogrammen: een technologische vooruitgang waarvan de impact gelijk staat aan Gutenbergs uitvinding van de broekdrukunst of onze computertalen.
Een koninklijk Priesterschap

Het überhaupt ontstaan van het schrift in Mesopotamïe, nog eens 1500 jaar eerder ging gepaard met de geboorte van beschaving. Voor het eerst konden mensen kennis verzamelen op een manier die het menselijk geheugen te boven ging en het schrift niet alleen gebruikt voor handel en bestuur, maar ook om mythen en overwinningen van koningen vast te leggen. Dezelfde David Rohl heeft dat heel knap weten vast te leggen in zijn boek The Lost Testament: From Eden to Exile: the 5000-year history of the People of the Bible!
Als God dus spreekt over een koninkrijk van priesters, impliceert dat een volk waarin iedereen kon lezen en schrijven! Hoe revolutionair is dat!
Het burgerschap van het volk Israël werd dus niet gericht op gelijkheid van bezit (zoals in communisme of socialisme) of op gelijkheid van macht (zoals in een participerende democratie), maar op kennis van de wet en de bron van die wet: God zelf!
“De Tora – Gods wet én onderwijs – was niet de regelgeving van een koning die ver weg was en zijn gezag met dwang oplegde noch een esoterisch mysterie dat alleen begrepen kon worden door een intellectuele eilte! Het moest voor iedereen beschikbaar en begrijpelijk zijn!”
D.m.v. studie creërden de joden een nieuwe en nog altijd overtuigende vorm van menselijke waardigheid en gelijkheid, die mogelijk werd gemaakt door de geboorte van het alfabet. Zo werd het joodse volk ‘een koninkrijk van priesters’.
Een heilige natie
Jonathan Sacks heeft vervolgens nog een prachtig essay geschreven over de betekenis van Israëls roeping als een heilige natie.
[waarvan ik zeg dat die ook van toepassing is op de ecclesia (het Griekse woord voor het ‘qahal’, en in via de Germaanse taal kerk of kirche is gaan heten, doch helaas is opgevat als i.t.t. het volk ‘Israël’, terwijl ze juist bedoeld is via proces van enting op de edele olijfboom, deel te krijgen aan dezelfde saprijke wortels. NB: een messiaanse ‘gemeente’ in Israël wordt dankzij het Ivriet terecht en betekenisvol aangeduid met ‘kehilat’ (van qahal!)]
Sachs nu laat ons stil staan bij de beroemde definitie van heiligheid door Rudolf Otto: mysterium tremendum et fascinans: het gevoel in de aanwezigheid te zijn van iets wat groot en ontzagwekkend is. Dit idee van heilig is bij ons gemeengoed geworden.
Sachs noemt een rabbijn die het tegengestelde beweert: in relatie tot God verwijst heilig juist steeds op Gods betrokkenheid op de mens, en niet op transcendentie en mysterie.
Dat licht hij toe aan de hand van twee passages: die over de sabbat, die door God zelf heilig werd verklaard en de binnenste ruimte van het heiligdom: het heilige der heilige!
Nadenkend hoe het nu mogelijk is dat God overal is en tegelijk dat geen mens God kan zien en in leven blijven (Ex.33:20), kwam ene Isaac Luria in 16-eeuwse Safed tot het in het jodendom omarmde concept van tsimtsoen: de goddelijke ‘samentrekking, terugtrekking’ of zelfbeperking.
M.a.w. de schepping van het heelal zou niet mogelijk zijn geweest zonder een daad van zelfbeperking van God. “God moest zich a.h.w. terugtrekken zodat de wereld – ruimte en tijd en de dingen die zich daarin bevinden- tevoorschijn kon komen.
Het Hebreeuwse woord voor ruimt en tijd ‘olam‘, dat zowel ‘universum’ (de totale ruimte) als ‘eeuwigheid’ (de totale tijd) kan betekenen, kan ook ‘verborgenheid’ aanduiden zoals in het woord neëlam. De Hebreeuwse taal bevat dus impliciet de gedachte dat ruimte en tijd dimensies zijn van de verborgenheid van God, die boven ruimte en tijd is.
Als God dan de zevende dag heilig verklaard, betekent dat het een venster in tijd zou blijven waardoor we de aanwezigheid van God zouden kunnen zien. Maar hoe dan?
Door op die dag af te zien van onze status als scheppende wezens, immers die dag zijn volgens de Tora alle ‘malacha‘ (scheppende activiteiten) verboden. Op sabbat zijn we passief i.p.v. actief en worden we schepselen i.p.v. scheppende wezens. Sabbat is dan de ruimte die we maken voor God in de tijd!
Zo ook in de tabernakel, waar alleen de hogepriester 1x per jaar tijdens de Grote Verzoendag mocht binnentreden, door elke contact met de dood (lijken, begraafplaatsen, rituele reinheid) te vermijden.
Immers de dood is typisch menselijk, zoals het woord ‘sterveling’ dat uitdrukt, terwijl God juist het leven representeert. De tabernakel is zo dan de plaats die we voor God maken in de ruimte!
Het betreden van die ruimte van Gods domein, gebeurt onder zijn voorwaarden – niet op de onze (zoals Nadab en Abihu ondervonden toen zij een offer wilden brengen ‘dat niet was voorgeschreven’ (Lev. 10:1). Dat is niet een consequentie van heiligheid, maar de diepste betekenis ervan!
“Heiligheid is dan een venster – een transparant punt – in het scherm tussen het eindige en het oneindige. Dat is wat heiligheid is.”
“Heiligheid is de ruimte die we maken voor God. In de meest eenvoudige en elegante vorm is heiligheid voor de mensheid wat tsimsoem is voor God. Zoals God zichzelf wegcijfert om ruimte te maken voor de mensheid, zo cijferen wij onszelf weg om ruimte te maken voor God. We doen dat door op sabbat tijdelijk af te zien van ons scheppend vermogen. Heiligheid is begrensde leegte die gevuld wordt door goddelijke aanwezigheid!
Mooie diepe blog Bob, ga hem.een paar keer lezen.
[…] meer vanwege zijn reeks commentaren op de vijf boeken van de Tora, waarvan inmiddels Genesis, Exodus en Leviticus in het Nederlands zijn vertaald bij uitgeverij Skandalon. Dit is een eerste beknopte […]