Luther, Joden, Hebreeuws en wat je verder vast niet hebt meegekregen


christendom en antisemitismeNadat Marja en ik vrijdag 20 oktober de tentoonstelling Christendom en Antisemitisme in de het Museum Sjoel Elburg, opgezet door Karel Kindermans (tekeningen) en dr. Bart Wallet (historicus) hadden bezocht, heb ik de laatste zelf op 24 oktober kunnen beluisteren bij een lezing over Luther en de Joden in museum Catharijne Convent. Bart Wallet begon zijn inleiding met een vergelijking van ogenschijnlijk twee op elkaar lijkende Hebreeuwse titelbladen[i] uit de 18e eeuw van een Joodse historicus, ene Menachem Man ben Salomo Halevi, ‘Amelander’, waarbij feitelijk maar 1 letter verschil: Het tweede document betrof namelijk deel 2.[ii] Deel 2 van wat een aanvulling wil zijn op het klassieke werk van Flavius Josephus Geschiedenis van de Joden en wel vanaf AD 70 tot de huidige tijd.[iii] In die geschiedenis geen woord over de Reformatie. Zo belangrijk is dus de kwestie Luther en de Joden voor henzelf.

Doch schijn bedriegt, want als belangrijkste bron voor diens geschiedenis, was een boek van Jacques Basnage, (1653-1723) dat wel degelijk vertelt over de Geschiedenis van de Reformatie. Dat de eerste het niet vermeld heeft, kan dus ook geïnterpreteerd worden als een stilzwijgen van wat te pijnlijk is om te verwoorden.

Histoire des juifsDe titel van deze bron heet Histoire des juifs depuis Jesus Chirst jusqá present pour servir de contribution à l’histoire Joseph [iv] door mr. Jacques Basnage[v] [de Beauval] (Rotterdam 1706-7; Eng. trans. 1708), verbannen uit Normandië na herroeping van het edict van Nantes in 1685 door Lodewijk XIV als een Waalse Hugenoot werd hij in 1691 een Calvinistisch predikant in Rotterdam. In 1695 gaat hij ook werken in Leiden. Intussen blijft hij door middel van brieven en geschriften de Franse Hugenoten bemoedigen. Zijn Histoire des Juifs gaf hem de reputatie van de eerste historicus, die sympathiek stond tegenover Joden en hun geschiedenis en die Joodse geschiedenis gebruikte als polemiek tegen het Katholicisme: zoals de rabbijnen met de Schrift kennelijk corrumpeerden, zag hij als een allegorie voor de wijze waarop de Katholieke Kerk de puurheid van het apostolische christendom corrumpeerden. Hij wist dat Menasseh Ben Israël, één van de meest op de voorgrond tredende leden van de Joodse gemeente van Amsterdam uit de 17e eeuw van plan was geweest zo’n werk te schrijven. Basnage voelde zich als vervolgde Hugenoot aangesproken door de lijfspreuk van Menasseh Ben Israël: ”door rond te dolen zoeken wij”. Deze spreuk was verwerkt in een gravure, met aan de ene kant een vignet, voorstellend de zwervende mens en aan de andere kant een vignet, voorstellend een brandende kaars met het opschrift Uw Woord is een lamp voor mijn voet”[vi]

In 1726 verscheen in Delft de Nederlandse editie: “Algemene Historie der joodse Natie” (vanaf de geboorte van Christus, dus in de tijd van Josephus tot het jaar 1726).[vii] Basnage schreef over de verstrooiing van de Joden over de hele wereld; een verhaal over oorlogen, rampen en alles wat hun in de verstrooiing overkwam. Hij was toen predikant in Den Haag en tevens historieschrijver der Staten-Generaal. Zijn boek dat ogenschijnlijk gaat over de geschiedenis van de Joden, was in feite een aanhoudende aanval op de RK. Niettemin schreef hij over de Joden als menselijke wezens, die volhardden te midden van grote ontberingen en vervolgingen. Jakob Basnage is tot in de 19e eeuw de autoritaire bron gebleven op het gebied van de Joodse geschiedenis. Er zijn zelfs twee Hebreeuwse vertalingen van zijn werk bewaard gebleven en had hij ‘favor’ bij joodse historici als Heinrich Graetz, Myriam Yardeni en Arthur Hertzberg.

Toch moeten we niet over het hoofd zien, dat zijn motief om deze geschiedenis te schrijven, was om het overblijfsel van het uitverkoren volk te bekeren voor de wederkomst, die hij verwachtte in 1716. I.p.v. gedwongen bekering wilde hij hen overtuigen van de waarheid van hun eigen Bijbelse profetieën aangaande Christus en de Joden, ten tijde van door Spinoza-geïnspireerde atheïsten.[viii]

Verschil jonge en oude Luther

Nadat Wallet verteld had van de geschriften van zowel de jonge als oude Luther, wilde hij vooral duidelijk maken dat het grondpatroon bij Luther dezelfde was. Daarbij is het belangrijk om ons te realiseren is, dat hij een kind was van zijn tijd en dat feitelijk de hele kerk en cultuur anti-Joods was.

Een simpel overzicht van de kaart van Europa laat zien hoe de Joden overal verdreven waren:Expulsion of the Jews
In Engeland al vanaf 1290[ix], in Midden-Duitsland waren vanwege de pest alle Joden opnieuw verdreven uit Erfurt (waar Luther eerst ging studeren en vervolgens monnik werd). Ook Erasmus was blij dat er geen enkele Jood in Frankrijk woonde, die waren immers al in de 14e eeuw verdreven. Erasmus die als humanist pleitte voor tolerantie en er zelfs het symbool van geworden is, hield omtrent de Joden er nog Middeleeuwse denkbeelden op na. In zijn theologie was Erasmus sterk gericht op het Nieuwe Testament en de navolging van Christus. Hij schreef dat het Oude Testament slechts een boek van de schaduwen is en het is gegeven slechts tot op de tijd van de komst van Christus. Met deze visie kwamen de Joden in de schaduw te staan. Erasmus zag om die reden Frankrijk als het bloeiendste deel van het christendom omdat Frankrijk niet met ketters en Joden geïnfecteerd was (Heiko A. Oberman ‘Wortels van het antisemitisme‘, Kampen, 1983, 54,55). [x]

In 1476 werden prominente Joden uit Regensburg ervan beschuldigd ritueel zes kinderen te hebben vermoord. Ze werden vervolgens onderworpen aan zeven, drie uur durende conversiepogingen, maar zelfs in deze bedreigende atmosfeer hielden ze vast. De Joden waren nuttig als “vijanden”, wier aanwezigheid kon worden gebruikt om christelijke solidariteit te bevorderen. Ze dienden ook als handige bronnen van geld. De verzonnen rituele moordaanslagen werden gebruikt om de Regensburg-joden 18.000 gouden pennies (gulden) aan te rekenen, die de hele Joodse gemeenschap in armoede hebben gedompeld.
In 1494 nog zorgde een anti-Joods pamflet Verdediging van het geloof van een Spaanse monnik, Alfonso de Espina, doch gedrukt in Neurenberg voor een proces waarbij op 10 maart van dat jaar de laatste Jood deze stad verliet. Al hun bezittingen – huizen, synagogen en begrafenis – werden door de stad geconfisceerd. De begrafenis werd geploegd en een weg overheen gelegd met behulp van grafstenen.
In Keulen begon een proces van agitatie om o.a. de Talmoed te verbranden, aangezet door monniken en gedoopte Joden, zoals Johan Pfefferkorn, een ex-slager en rabbi Viktor von Karben, die katholiek priester was geworden, ook wel de ‘Obscurantisten’ van Keulen genoemd. Zij werden echter tegengewerkt door de humanist Johannes Rechlin (1455-1522), de grootste hebraïst van zijn tijd en de oudoom van Philip Melanchton. Reuchlin werd beschuldigd steekpenningen te hebben aangenomen van Joden en Pfefferkorn deed in zijn Brandspiegel de suggestie dat volwassen Joden tot slaaf gemaakt moesten worden, zoals gedaan was in het oude Egypte en dat hun kinderen gedoopt moesten worden.[xi]
Het is dus omgekeerd bijzonder dat Luther kans zag om Joden een ander perspectief te bieden, dan wat ze tot dan toe gewend waren.

De jonge Luther[xii]

Maarten Luther werd op 10 november 1483 te Eisleben geboren als zoon van de mijnbouwer Hans. Kort daarop in de zomer van 1484 verhuisde het kroostrijke gezin naar Mansfeld waar zijn vader Hans Luder een smeltoven uitbaatte. Zijn nieuwe zaak liep al snel op wieltjes en binnen de tien jaar verwierf hij zo’n welstand dat hij tot raadslid werd gekozen. Luthers moeder, Margaretha, gaf Luther een strenge opvoeding. Omstreeks Pasen 1497 ging Luther (14 jaar oud) naar de Maagdenburgse school van de “Broeders des Gemenen Levens” en vervolgens in 1498 naar Eisenach waar hij tot 1501 op de St. Georgenschule de stedelijke parochieschool doorliep. Zijn vader Hans was ambitieus en wilde dat Luther rechten ging studeren in Erfurt, want dat levert een goede baan op. Zelf had Hans Luder, zo heette hij eerst later Luther, zich van boer opgewerkt tot mijnwerker die ook aandelen verwierf. Luther kwam deze crisis, die zijn ambitieuze vader veroorzaakte, te boven door het geloof in Jezus, meent de ontwikkelingspsycholoog Erik H. Erikson, die in 1958 een boek over deze periode van Maarten Luther schreef[xiii]. Zo kreeg Luther een nieuwe identiteit, volgens Erikson (p. 235), die terloops laat zien dat Luther voer is voor psychologen en psychiaters.

Als Augustijnse monnik bestudeerde Luther vanaf 1505 intensief de masoretische tekst van de Tenach dankzij edities van christelijke humanisten. Deze hadden Hebreeuws onder Joodse geleerden gestudeerd en met pauselijke toestemming (1311) de Hebraistik op de Europese universiteiten gestimuleerd. Zo verwierf Luther in 1506 een nieuwe Hebreeuwse grammatica van Johannes Reuchlin[xiv]. In een brief van augustus 1514 plaatst hij zichzelf achter deze humanist en hebraïst, die zich verzette tegen het verbranden van Joodse geschriften. Een jaar eerder, toen hij een college over de Psalmen voorbereidde, werd hij geboeid door de woorden van Psalm 31:2 “Bevrijd mij door Uw ​gerechtigheid.” Hij had altijd gedacht dat rechtvaardigheid Gods straf was voor de zondige mens, maar deze keer zag hij het anders, vooral toen hij verder zocht en uitkwam bij Romeinen 1:17: Want de ​gerechtigheid​ van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Dit was Luthers doorbraak naar vrijheid.

Daniel van Bomberghen, een Vlaming gaf in Venetië in 1516-1517 de Biblia Rabbinica (de rabbijnenbijbel) uit in 4 delen. Felix Praetensis, een bekeerde Jood, wiens vader rabbijn was, had op de uitgave van die bijbel aangedrongen: OT in het Hebreeuws met een Aramese vertaling (Targoem) van de meeste Bijbelboeken en commentaar van vooral Rasji, Abraham ibn Ezra, Gersonides, Sa’adia Ga’on en Mozes en David Kimchi. Hij had de Hebreeuwse tekst ingedeeld volgens de christelijke hoofdstuk- en vers-indeling en ook de splitsing van Bijbelboeken overgenomen uit de Vulgata.[xv]

In 1523 schreef Luther zijn ‘Brief aan de ‘gedoopte jood’’, ene Bernhard Gibbignensis, de uit Göppingen (Württemberg) afkomstige, later in Schweinitz levende rabbi Jakob Gipher. Hij stapte nog vóór de scheiding van Luther uit de katholieke Kerk over op het christendom en sloot zich onder de indruk van Luthers preken in Wittenberg en zijn leer bij hem aan. Hij, ook wel Bernardus Hebreaus genoemd, was mogelijk al in 1519 vanuit Leipzig naar Wittenberg gekomen en aangesteld als leraar Hebreeuws. Met deze brief probeerde Luther zich te verzetten tegen de mogelijke discriminatie van bekeerde joden en hun onvoldoende onderricht in het christelijk geloof.[xvi]

Niet veel later schreef Luther Das Jesu christ ein geborene Jude sei (1523). Luther betoogde daarin dat hij goed begreep dat joden gedurende de Middeleeuwen geen christen waren geworden door de wijze waarop de kerk de ware christelijke boodschap had verduisterd. Met zijn reformatie van de kerk zuiverde Luther kerk en theologie en hij verwachtte dat joden vervolgens hun instemming zouden betuigen. Terugkeer naar de Bijbel betekende in zekere zin ook terugkeer naar de joden: hun waren de woorden van het verbond immers toevertrouwd? Daarnaast beklemtoonde hij het joodse karakter van het Nieuwe Testament en het feit dat Jezus een Jood was. Hij schrijft ´als de apostelen, die ook Joden waren, zo met ons heidenen hadden gehandeld, als wij met de Joden, er zou nooit een christen uit de heidenen zijn geworden´. In plaats van geweld en smaad, vervolging en bedreiging, zoals die van de kerkelijke inquisitie en van het uitzettingsbeleid van vele overheden sinds de late Middeleeuwen uitgingen, zouden de overheden de Joden meer vrijheden in het midden van de maatschappij moeten gunnen. Hierbij hoorden bijvoorbeeld de vrije keuze van hun woonplaats, het registreren van landbezit en het uitoefenen van de landbouw om de Joden alternatieven voor de gangbare geld- en kleinhandel te bieden.
Natuurlijk was deze liefdadigheid niet erg onbaatzuchtig: het was bedoeld om de Joden te helpen zich open te stellen voor de christelijke boodschap en hun ‘ongeloof’ en hun ‘koppigheid’ los te laten. Luther had hoge verwachtingen van zijn onlangs gepubliceerde vertaling van het Nieuwe Testament, waar de Joden eindelijk konden lezen dat Jezus de Messias is, die door de profeten is beloofd.

De grondlijnen van de bestaande christelijke theologie over joden beaamde Luther nog steeds: zij waren een ellendig en verworpen volk en hadden alleen toekomst, als ze christen zouden worden. Hij had er geen begrip voor dat zij die overstap tot dusver niet gemaakt hadden. Nu was echter het moment gekomen om dat wel te doen.

In zijn bekeringsagenda nam hij afstand van allerlei middeleeuwse anti-Joodse verhalen, zoals het bloedsprookje en de mythe dat joden de bronnen vergiftigen. Naar de overheid toe riep hij op tot respect; economische verruiming en sociale bevordering. Luther ging ervan uit, dat in de toekomst veel van de Joden serieus en getrouw zouden worden bekeerd. De hoop was gebaseerd op de eschatologische euforie van een evangeliewedstrijd, omdat het overeenkwam met de ervaring van de expansieve verspreiding van de boodschap in de vroege jaren 1520.

Wat Luther mogelijk niet voorzien heeft, is dat de toegankelijkheid van de Bijbel in de eigen taal leidde tot ontdekking van meerdere zaken, waar de kerk zich in had vastgebeten, zoals de kinderdoop en de zondagsviering. Zo was het met name in Moravië (het land waar Hus de Bijbel in navolging van Wycliff al eerder in hun eigen taal had ontsloten) en waar bovendien nog veel Joden woonden (denk aan de Joodse wijk in Praag, in WOII door Hitler gespaard als soort museumstad) dat christenen de sabbat in ere gingen herstellen.

In Von weltlicher Obrigkeit und Wieweit man ihr Gehorsam schuldig sei uit 1523 houdt hij een pleidooi voor geloofs- en gewetensvrijheid. Tegelijk keurt Luther de vervolging van de wederdopers goed vanwege de in zijn eigen godslasterlijke opvattingen. Hij werd de onverzoenlijke vijand van de wederdopers, ook wel Anabaptisten genoemd. Zij werden op gewelddadige wijze vervolgd door aanhangers van Luther. [xvii]

Jakob ben Chajiem gaf in 1524-5 een verbeterde editie uit van de Biblica Hebraica, met de ‘masora’ erbij. Philip Melanchton, Martin Bucer, Sebastian Münster en Johannes Oecolampadius gebruikten ze intensief. De christen-hebraïst Johannes Buxtorf de Oudere in Basel maakte op basis hiervan een zeer succesvolle rabbijnenbijbel voor theologiestudenten en dominees, een grammatica en lexicon. Hij betoogde dat de Bijbelse Ezra de vocalisering had genoteerd en dat die daarmee ook canoniek was.[xviii]
Sebastian Münster maakte in 1534-1535 en 1546 een eigen editie met een invloedrijke Latijnse vertaling. Hij gebruikte de Hebreeuwse tekst van de Vlaams-Venetiaanse 1517-editie van Bomberg en gaf een samenvatting van de rabbijnse commentaren. Luther maakte vooral gebruik van Münsters editie en als hij naar joodse commentaren verwijst gaat dat altijd via diens Latijnse vertaling.

De oudere Luther

In de dertiger jaren van de 16e eeuw nemen de geruchten toe dat in wijde delen van Europa christenen zich door Joden laten besnijden en hele groepen tegelijk joodse rituelen aanvaardden. Dat laat zeker Luther niet zomaar passeren. Zijn aanvallen op de Joden worden dan frontaal.
Belangrijk voor Luthers denken was de boodschap van de tot het christendom bekeerde Jood Anthonius Margaritha in zijn boek Der Gantze Jüdische Glaub, over het Joodse geloof, inclusief een Duitse vertaling van de Siddoer (maart 1530, Augsburg). Margaritha wilde in het beschrijven van de Joodse ceremoniën, gebeden en gewoonten laten zien dat het Jodendom niet overeenkwam met de Bijbel en een gevaar was voor het christelijke geloof. Volgen hem vervloekten de Joden in hun dagelijkse gebeden het heilige Roomse rijk en de christenen. Luther maakte in zijn latere geschriften veelvuldig gebruik van dit boek. Margaritha herhaalde de beschuldiging dat de Joden in hun gebeden en dagelijks gedrag door haat tegen Christus en de christenen gedreven werden.

In 1534 kwam de vertaling van het Oude Testament gereed. Luther maakte daarbij gretig gebruik van de geschriften van Nicolaas van Lyra (1270-1349) vanwege diens gerichtheid op de letterlijke uitleg van de tekst. Wel dient men de letterlijke tekst geestelijk te verstaan en is Jezus het centrum van de Schrift, zo stelde Luther. Luther vertrouwde de geestelijke uitleg van de tekst zoals de kerk die uitdroeg niet. Daarom raadpleegde hij de geschriften van Lyra. Om die reden ontstond de volgende spreuk: ‘Als Lyra niet op de lier had gespeeld, zou Luther niet gedanst hebben’ (Si Lyra non lyrasset, Lutherus non saltasset). De ironie daarvan is dat Nicolaas van Lyra ‘Rasji’s aap’ genoemd werd, omdat hij heel veel van de rabbijn Rasji (1040-1096) gebruikt maakte in zijn eigen bijbelcommentaren.[xix] In zijn Postilla Litteralis, het eerste deel van zijn 50-volumes grote Postillae perpetuae in Vetus et Novum Testamentum vergelijkt hij de tekst van de Vulgata met de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst. Hij verwerkt daarbij de uitleg van Joodse geleerden.

In Auslegung über das erste Buch Mose (1535) zegt Luther dat de Joden de toorn van God oproepen door Jezus niet als de Messias te erkennen. De pamfletten die hij in deze tijd schrijft, als dat de keurvorst van Saksen de joodse gemeenschappen van zijn grondgebied verdrijft, vallen uit tegen Joden en roepen zelfs op tot geweld, bijvoorbeeld dat de joden uit hun huizen moeten worden gezet. Zijn Jodenvijandige houding kwam al duidelijk naar voren in 1537 als hij een verzoek afwijst om bij keurvorst Johan Friedrich te pleiten tegen de uitzetting van Joden uit Keursaksen.

In 1538 schreef een verontruste Luther ‘Tegen de sabbathers aan een goede vriend’ (1538)[xx]. Een werkje dat niet rechtstreeks tegen de Joden is gericht, maar tegen het judaïseren van christenen uit de volken. Christenen in Moravië waren van mening, dat ze de sabbat moesten gaan houden en zich moesten laten besnijden. Derhalve moesten Joden, die van judaïsering werden verdacht, uit Moravië verdreven worden.
Hij noemde de verharding van de Joden jegens Jezus als de reden waarom dit volk 1500 jaar in ballingschap had geleefd en nog steeds op zijn gezalfde moest wachten: “Vertel mij, wie kan het: wat is de zonde, beste Jood, zeg toch: wat is de naam van zonde, waarom God zo boos op je is en stuurt hij zijn Messias niet? ” Het feit dat de Joden niets konden met zijn Christologische interpretatie van het Oude Testament, doch Jezus eerder zagen als een Jood die gefaald had aan het kruis, ja, veroordeeld werd door God, verbitterde hem diep. Zoals hij zich antithetisch de wet tegenover het evangelie plaatste, zo benadrukte hij ook dat tussen het oude verbondsvolk van de Joden en het nieuwe Israël – dat hij zag gekomen in de kerk -, zo benadrukte hij ook eerder de scheidende dan de verbindende factor.

Als vervolgens ook de islamitische Turken optrekken richting Duitsland is het voor Luther duidelijk: er is een apocalyptische coalitie van duivel, Joden en Turken bezig, en daar past maar één antwoord op: radicale vijandig­heid. Al roept hij zelfs dan nog op om christelijke liefde op hen uit te oefenen en voor hen te bidden dat zij zich bekeren. In seiner Vermahnung zum Gebet wider den Türken, die 1541 während des türkischen Einmarsches in Ungarn durch Süleyman den Prächtigen erscheint, stellt Luther die türkische Gefahr als göttliche Strafe dar und ermahnt seine Zeitgenossen zur Buße

Over de Joden en hun leugens (Geschreven in 1542; gedrukt en uitgegeven in 1543 te Wittenberg, 3 jaar vóór Luthers dood.Die leugens betreffen de exegese van het Oude Testament: de Joden verdraaien de Schrift. Dit geschrift is gewijd aan de verdediging van een interpretatie van de Hebreeuwse Bijbel vanuit Christus en de Drie-eenheid. Zij ging echter gepaard met grove polemiek die Joden als ‘ketters van het Oude Testament’ wegzette. Daarnaast blies Luther de fatale beschuldiging van rituele moord op christenkinderen nieuwe leven in. Een beschuldiging die hij eerder als mythe had verworpen.

In dit boek adviseerde hij de overheden om volgens de gangbare laatmiddeleeuwse praktijk bruut geweld in te zetten: verwoesting van de huizen van de Joden, opheffing van bescherming op reis. Verbod op woeker, verplichte slavenarbeid (dwang tot ‘nuttig’ werk in de landbouw i.p.v. geld- en kleinhandel), verwoesting van hun synagogen, vernietiging van gebedenboeken en Talmoedische geschriften, een leerverbod voor de rabbijnen en een verbod op godsdienstige samenkomsten, zo niet uitzetting van de Joden.

Dit is zijn meest anti-judaïstische geschrift, dat qua woordgebruik zelfs zijn medereformatoren te ver ging en waarvan de aanbevelingen over hoe met Joden te handelen in de vorige eeuw door de nazi’s ter hand genomen zijn. Zelfs Herman J. Selderhuis[xxi], heeft in Luther Verzameld (2 delen) waarin geschriften te vinden zijn, die niet eerder in het Nederlands zijn verschenen, een gekuiste versie opgenomen door een aantal passages eruit te knippen.[xxii]

Zijn harde woorden aan het adres van de Joden kwamen voort uit zijn overtuiging dat de Joden de christenen en het Evangelie gaan bedreigen, en dat er daardoor niet door wraak­acties van het gepeupel, maar wel door een wel­overwogen Jodenpolitiek van de overheid een dam moet worden opgeworpen ter bescherming van de christenen en het Evangelie van de genade. De harde woorden van Luther, losgemaakt uit hun context, konden worden tot munitie voor mensen die het als hun taak zagen in een afschuwelijke stroom van groeiend antisemitisme alle Joden te bestrijden waar en waarmee ze maar konden. Dat heeft Luther hopelijk niet bedoeld. Het is wel gebeurd.

Vom Schem Hamphoras en de Jodenzeug. Dit is zijn tweede anti-Joodse geschrift uit 1543. “Hij is prachtig, de stadskerk van Wittenberg. Gotisch, misschien wel tien eeuwen oud. Wonderschoon, behalve dat ene stukje op de gevel. Daar staat, gehouwen uit steen, een varken. Aan zijn tepels zuigen twee mannen: Joden. Aan zijn achterwerk een man die de staart optilt – een rabbijn. Het reliëf werd in 1304 aan de gevel toegevoegd, toen Wittenberg en andere delen van wat nu midden-Duitsland is, geteisterd werden door de pest. Obsceniteit én een onrein dier: met een Judensau deelde je twee klappen in één keer uit. Zoals wel vaker in middeleeuws Europa kregen de Joden de schuld.
Het grove taalgebruik ontlokte zijn medereformator Heinrich Bullinger de uitspraak: ‘Verkrijgbaar is nu Luthers Shemhamphoras, smerig bij de zwijnen af. Zo het geschreven zou zijn door een zwijnenhoeder en niet door een beroemde zieleherder, het zou enigszins maar niet beduidend te verontschuldigen zijn geweest.’

Andreas Osiander uit Nürnberg eveneens hervormer verschilde nogal van de anti-judaïstisch Luther, met name in zijn houding tegen de onbekeerlijke joden. Hij was een vriend van de Joden en kon het niet verdragen dat zij het slachtoffer werden van beschuldigingen zoals van het bloedsprookje en strafmaatregelen. Een niet onbelangrijke zaak in het leven en denken van Osiander was zijn kennis van het Hebreeuws en van de Joodse mystiek.[xxiii] In een Hebreeuwse brief aan Elias Levita distantieerde hij zich van Luthers Vom schem hamphora; toen dit bekend werd probeerde Melanchton te voorkomen dat dit Luther ter ore zou komen, omdat hij bang was voor diens reactie.

Eins Juden Büchlein verlegung
In 1541 had Johannes van Eck – de opponent van Luther tijdens het dispuut in Leipzig in 1519[xxiv] eveneens een diatribe tegen de Joden geschreven in zijn Eins Juden Büchlein verlegung.[xxv] In dit boek zag Johannes van Eck het als een “schande voor het gehele Christendom” dat een christen – bedoeld wordt bovengenoemde protestantse theoloog Andreas Osiander – de Joden had verdedigd tegen de beschuldiging van rituele moord op christelijke kinderen. Eck vat alle beschuldigingen van anti-judaïsme van zijn tijd samen, in aanvulling op rituele moord en woeker, de hostie-ontheiliging en vermeende bronnen vergiftigen, en voegde nog anderen daaraan toe: Hij stelde dat de joden achter het kerkelijke schisma staken, en liet doorschemeren dat zij zouden streven naar wereldheerschappij. Volgens de Berlijnse historicus Wolfgang Benz was Eck daarmee de voorouder van de slogan van de “Joodse samenzwering.” Eck eiste dat Joden een teken droegen waarmee men hen kon onderscheiden van christenen; dat Joden nooit als getuigen tegen christenen mogen getuigen; dat Joden verboden zou worden handel te drijven en dat Joden gedwongen zouden moeten worden om naar christelijke preken te luisteren.[xxvi] Het lutheranisme was volgens Eck het nieuwe jodendom, omdat het de kerkelijke discipline ondermijnde en de misdaden van de joden excuseerde. Maar de lutheranen zouden hun trekken thuiskrijgen want de joden zouden hen verraden en overleveren aan de Turken.[xxvii]
Heinrich Graetz was in zijn Geschichte der Israeliten IX uit 1877 van mening dat Luthers Von den Juden und ihren Lügen (1543) feitelijk met Johannes Ecks Judenbüchlein uit 1541 overeenstemde. Graetz oordeelde: Die beide gepassioneerde tegenstanders Luther en Eck zijn in hun jodenhaat een van hart en ziel geweest.[xxviii]

In zijn Genesis-commentaar uitte Luther zijn ergernis aan Sebastiaan Munster[xxix], professor Hebreeuws, leerling van Elias Leviat vanwege zijn Latijnse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel (2 vols. fol., Basel, 1534–1535) voorzien van een groot aantal aantekeningen van rabbijnse uitleg.

Over de laatste woorden van David (augustus 1543). In dit geschrift richtte Luther zich weer tot medechristenen die hij wilde behoeden voor ‘de joodse verlokkingen’. In 2 Sam 23:1-7 wil hij het christologisch en trinitarische gehalte aangeven.

Laatste preek in Eisleben in het graafschap Mansfeld en zijn einde.

Toen Maarten Luther in 1546 in zijn geboorteplaats Eisleben[xxx] was, met het doel de twist met juristen over onder andere de mijnbouw, school- en kerkelijke zaken te beëindigen, een twist die al lang bestond tussen de 2 broers en graven van Mansfeld, heeft Luther viermaal in de Andreaskerk van Eisleben gepreekt. Het doel van zijn reis, de vrede bewerkstelligen tussen de graven van Mansfeld, heeft hij nog kunnen bereiken. Luthers laatste preek in de St. Andreaskerk op, die hij –drie dagen voor zijn dood– vroegtijdig moest beëindigen, sloot hij af met een kanselafkondiging contra de Joden. Teneur van zijn betoog was dat zij zich óf tot Christus bekeerden óf het Mansfelder land moesten verlaten. Hun synagogen moesten worden verbrand, hun boeken in het Hebreeuws geconfisceerd, Joodse gebeden verboden en ze zouden tot handarbeid gedwongen worden of Duitsland uitgedreven.
Hij overleed op 18 Februari 1546 in het huis waar hij logeerde. Zijn lijk werd onder ontzaglijke belangstelling naar Wittenberg gevoerd op 22 Februari. Bugenhagen predikte over 1 Thess. 4: 13 en Melanchton hield de lijkrede.

Luther over zichzelf

Hij had er grote moeite mee dat de beweging van de Reformatie, die voor hem een terugkeer naar de Schrift was, naar hem werd genoemd. Ieder die zich gebonden wist aan de herontdekte christelijke waarheid „moet over mijn naam zwijgen en zich niet luthers maar christen laten noemen. Wat is Luther? De leer is toch niet van mij? Ik ben toch ook voor niemand gekruisigd? (…) Hoe zou ik als arme, zondige zak vol maden ertoe komen dat men de kinderen van Christus mijn heilloze naam zou laten dragen? (…) Ik ben geen meester en wil het ook niet zijn. Samen met de gemeente deel ik in de algemene leer van Christus en Hij alleen is onze meester.”

Erfenis

Martin Sasse, bisschop van de Evangelisch-Lutherse kerk in Thüringen schreef kort na de Kristallnacht in Berlijn “Op 10 november 1938, op Luthers geboortedag, branden in Duitsland de synagogen. Door het Duitse volk wordt de macht van de joden op economisch gebied definitief gebroken en daarmee de door God gezegende strijd van de Führer voor de volledige bevrijding van ons volk bekroond. Op dit moment moet de stem gehoord worden van de man, die ooit als de Duitse profeet van de 16e eeuw als jodenvriend begon, die gedreven door zijn geweten, gedreven door de ervaringen en de werkelijkheid, de grootste antisemiet van zijn tijd geworden is en zijn volk waarschuwde voor de joden.” Het jaar daarvoor was in Neurenberg een herdruk van het boek aangeboden aan Julius Streicher, uitgever van Der Stürmer, die het zelf tot zijn genoegen kwalificeerde als het meest antisemitische geschrift aller tijden.
In Hitlers Derde Rijk werkten kerkleiders en theologen actief en gedreven mee om het christendom en de Duitse kerk Judenrein te maken. In Eisenach werd daartoe een instituut opgericht op een symbolische datum: 6 mei 1939, zo verwijzend naar de dag dat Luther in 1521 in diezelfde stad was gearriveerd!

Op 17 december 1941 lieten zeven Lutheraanse kerken een verklaring uitgaan waarin ze instemden met de maatregel om joden een gele ster te laten dragen, “omdat Luther, na zijn bittere ervaringen erop aangedrongen had maatregelen tegen de joden te treffen en ze Duitsland uit te zetten.” In 1942 verscheen deze Nederlandse vertaling op instigatie van de NSB-ideoloog Pieter Keuchenius, die in 1940 al zijn ‘magnus opus’ Bloed en Mythe als Levenswet had gepubliceerd.
Pas na 1980 heeft de Lutherse kerk afstand genomen van Luthers antisemitisme![xxxi] In 1983 noemde de Lutherse Wereldfederatie Luthers uitspraken zondig.

Luther Mensch zwischen Gott und Teufel.

De oud-hoogleraar kerkgeschiedenis en biograaf dr. Heiko A. Oberman uit Tübingen noemde Luther in 1983 in zijn verhelderende boekje ‘Wortels van het antisemitisme’ een mens tussen God en de duivel.

Luthers theologisch testament
In 2006 schreef joodse theoloog Rene Süss[xxxii] zijn boek Luthers theologisch testament. Over de Joden en hun leugens. Süss, die van 1984-1999 werkzaam was als predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk en in 2005 promoveerde op het onderwerp Luther en de Joden toont aan dat diens aversie tegen de Joden een structureel karakter draagt en reeds aantoonbaar is in zijn vroegste geschriften. Geen uitglijder dus, maar een programmapunt. Het onheil dat mens en wereld treft, schrijft Luther bij voorkeur op het conto van de Joden.
Süss’ studie bevat de eerste volledige vertaling van Luthers geschrift in het Nederlands, aangevuld met ‘Een waarschuwing voor de Joden’, een appendix bij zijn vermoedelijk laatste preek in 1546, zijn sterfjaar.

In 2008 laaide de theologische discussie naar de anti-Joodse houding van de Reformator Maarten Luther ook al op. Aanleiding was de uitgave van het boek ‘Martin Luther – zijn 1001004005446205leven, zijn werk’, met talrijke en prachtige illustraties. Het is uitgegeven onder redactie van Lutheronderzoeker Sabine Hiebsch van de Protestantse theologische Universiteit (te Utrecht) en de lutherse predikant Martin van Wijngaarden. In het boek verzorgt de emeritus-hoogleraar J.P. Boendermaker het artikel ‘Luther en de joden, de joden en Luther’. In zijn bijdrage zegt hij verwonderd: ‘De kernvraag is: hoe kan het, dat uitgerekend de man die zo intens met het Oude Testament bezig is geweest en aanvankelijk zo positief over de joden schreef, zo kon veranderen in latere jaren?’. Hij huldigt het standpunt van het Luther-onderzoek van voor de Tweede Wereldoorlog, waarin Luther wordt getekend als een man, die van rol verwisselt tussen Jodenvriend en Jodenvijand.

René Süss reageerde heftig op dit artikel. Naar zijn mening geeft Boendermaker een zo sterk vergoelijkend, ja zelfs een zo totaal vertekend beeld van de anti-joodse houding van Luther, dat het artikel om een correctie roept. Süss huldigt het standpunt dat Luther van meet af aan een Jodenvijand is geweest en dat hij dat tot het einde toe gebleven is. Sterker nog, de Joden fungeren als een negatief rolmodel in de theologie van Luther.[xxxiii] Süss legt bloot dat Luthers diepe aversie tegen de Joden een structureel karakter draagt en al aantoonbaar is in zijn vroegste geschriften. Het heersende beeld alsof Luther aanvankelijk positief schreef over Joden, terwijl dat later sterk veranderde, is niet correct, aldus Süss. Er is volgens hem nooit sprake geweest van een omslag. “Luther heeft theologisch nooit positief over de Joden gedacht en geschreven. Vanaf zijn eerste commentaar op de Psalmen uit 1515 tot en met zijn smaadschrift ‘Von den Juden und ihren Lügen’ uit 1543 heeft hij zijn gemoed vrijuit gelucht,” zegt de Lutherkenner in een interview in dagblad Trouw op 15-01-2008.

In zijn boek ”Luther, een sympathieke potentaat” uit 2012 prikt dr. René Süss volgens zijn uitgever –Van Praag, Amsterdam– de „mythe” door die zou zijn ontstaan „rond het vermeende theatrale sterfbed van Luther.” Deze overleed niet luttele uren na middernacht, omringd door vrienden en bewonderaars, aldus Süss. De voormalige hervormde predikant uit Amsterdam concludeert dat niemand er getuige van was dat Luther de laatste adem uitblies. „Zijn huisknecht trof hem om vijf uur ’s morgens levenloos aan in bed.”

Online petitie tegen de jodenzeug

In het buitenland is de zogenoemde Judensau nog voor het reformatiejaar niet onopgemerkt gebleven. Vanuit Londen voert een Messiasbelijdende Jood, Richard Harvey, campagne tegen dit reliëf. In een petitie die zo’n 7200 keer ondertekend is, noemt hij het ‘niet alleen een belediging voor het Joodse volk’, maar ook een ‘schending van fatsoensnormen’ en ‘een schande voor een godshuis’. ‘Obsceniteiten en schokkende antisemitische afbeeldingen’ hebben in een kerk niets te zoeken, vinden hij en zijn 7200 sympathisanten.[xxxiv]
Initiatiefnemers van de actiegroep zijn onder anderen Thomas Piehler, predikant van de evangelisch-lutherse Andreaskerkgemeente in Leipzig, en Joela Krüger van de evangelische Marienschwesternschaft in Darmstadt. De predikant van de stadskerk, Johannes Block, is tegen verwijdering van het reliëf: „Geschiedenis laat zich niet gemakkelijk wegpoetsen. Die herinnert ons aan duisternis, ook bij de grote reformator Maarten Luther en zijn tijdgenoten.[xxxv]
Eind 2015 ging de Evangelische Kerk in Duitsland, verreweg het grootste protestantse genootschap van het land en de belangrijkste erfgenaam van Luthers theologie, diep door het stof vanwege Luthers tirades tegen Joden. In een verklaring stelde de kerk dat ze vervuld was van droefheid en schaamte over de manier waarop protestanten Joden eeuwenlang ‘verregaand in de steek hebben gelaten’.
De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) nam kort daarop in een verklaring ook afstand van Luthers tirades. Beide verklaringen werden gedaan in het licht van de Reformatieherdenking.
Het bisdom waaronder de kerk in Wittenberg valt, besloot in februari 2017 al dat het reliëf niet werd geschrapt, maar dat heeft de discussie dus niet gesmoord. Er zit niets anders op, zei bisschop Ilse Junckermann toen. De Jodenhaat die de zeug uitstraalt, is ‘een wond in onze geschiedenis die we bewust open moeten laten’.
De Evangelische Kerk in Duitsland (EKD) heeft in het kader van de Week van de Broederlijkheid (6 maart 2017) de Joodse gemeenschap vergeving gevraagd voor het leed dat Joden in het verleden is aangedaan. De kerk stelt een bijzondere leerstoel in om de Joods-Christelijke dialoog te bestuderen en te stimuleren. Dat maakte de EKD afgelopen weekend in Frankfurt bekend. De Week van de Broederlijkheid werd geopend met een oproep tegen antisemitisme.
Heinrich Bedford-Strohm, raadsvoorzitter van de EKD, stelde dat de kerk schuld op zich heeft geladen door de “vijandige denkpatronen” in de geschriften van Maarten Luther en andere reformatoren. “Ik ben ervan overtuigd dat wij in de geest van Luther handelen als wij vandaag als Evangelische Kirche in Deutschland zeggen: We vragen om vergeving voor het leed dat onze Joodse zusters en broeders is aangedaan, ook in naam van Maarten Luther.” De voorzitter van de evangelisch-lutherse kerk van Duitsland betreurt dat Luther mee heeft bijgedragen in de verspreiding van het antisemitisme.

What is wrong with Protestant theology? Tradition vs. Biblical Emphasis

What is wrong with Protestant theology frontDit is de titel van een boek uit 2013 van Jon Mark Ruthven,[xxxvi] tevens auteur van Cessation of the Charismata, dat ik op 9 september 2017 tegenkwam op de boekentafel van de There is more conferentie in Veenendaal van het Evangelisch Werkverband. In dit boek probeert hij o.a. uit te leggen, hoe het komt dat Luther zo’n nadruk legde op de drie (of vier) sola slogans en nerveus waren over wonderen en uitingen van de Geest. Enerzijds immers de RK allerlei mirakelen en openbaringen als bewijs van hun legitimiteit, die zij middels de inquisitie steeds veilig probeerden te stellen en anderzijds waren er sommige radicale Hervormers, zoals Thomas Müntzer, die claimden geïnspireerd te worden door de Heilige Geest. Zodoende hadden wonderen en profetieën voor reformators zoals Luther, Zwingli en Calvijn alleen één (voltooide) functie, nl. om de ware leer te vestigen. Na het Nieuwe Testament kon geen nieuwe leer ontwikkeld worden noch toevoegingen noch door de paus noch door kerkelijke tradities.
Om zijn boodschap kracht bij te zetten daagde Luther met zijn 95 stellingen de kerkelijke autoriteiten uit tot een debat. Om te voorkomen dat hij dit niet zou overleven en om het debat te vereenvoudigen kwam hij met deze pakkende sola slogans:

  1. sola scriptura, alleen door de Schrift
  2. sola gratia, door genade alleen, i.p.v. aflaten om je uit het vagevuur te redden of te teren op de méér verdiensten van vrome heiligen>
  3. Vandaar dus ook: sola Christi, door Christus alleen, dus niet door de paus of de heiligen.
  4. sola fide, door geloof alleen i.p.v. boetedoening, vasten, gebeden of bezoek aan heiligdommen.

Deze sola’s gingen vooral over de strijdvraag hoeveel het kost om naar de hemel te gaan of om tenminste uit het vagevuur te blijven, ten tijde van de media blitz in Europa van het theologische terrorisme van o.a. een Tetzel, van Eck, Aleander en de paus.
Vooral het sola scriptura was een ‘sound bite’ dat handelde over de vraag van autoriteit. Het beschreef de geïnspireerde terugkeer van de Reformatie naar de Bijbel als de ultieme bron van religieuze autoriteit, i.p.v. de opgestapelde tradities en pauselijke uitspraken van de kerk. Dit principe dwong de ‘Romanisten’ om debat aan te gaan op Bijbelse gronden, zodat een ware leerstelling over redding alleen door de Schrift gefundeerd kon worden: sola Scriptura! Kerkvaders en theologen kunnen commentaar geven of een opinie hebben over een doctrine, maar de doctrine zelf kan alleen door de Schrift worden bewezen. De praktijk echter was en is dikwijls dat je eerst kan komen met een theologisch argument, idee of leerstelling en vervolgens Bijbelteksten vindt om dit te ondersteunen. Zelfs vandaag wordt er vaak geklaagd dat theologen niet echt geïnteresseerd zijn om de kloof tussen Bijbelse theologie en Systematische theologie te overbruggen, tenzij ze een nieuw ‘spin’ op de Schrift willen leggen om hun theologie te beschermen, dikwijls niet omdat ze de Bijbel zelf lezen, maar nieuwe filosofische ideeën te incorporeren of om hun plek aan het seminarie of de universiteit te behouden.

Hoewel deze sola’s marginaal correcties waren op de Roomse Kerk, betekent dit nog niet dat zij de nadrukken van de Schrift – Gods geopenbaarde boodschap aan de mensheid – zelf uitdrukken.
Want zo kunnen we ons vragen, hield Luther zich wel echt aan sola scriptura? Zo moeten we vaststellen dat Luther veel liet liggen of verwaarloosde dan wel aan de kant schoof. Zo wordt het boek Handelingen – met al zijn wonderen – opvallen buitengesloten van ‘de ware en nobele boeken’ van het NT (Romeinen, Galaten, Efeziërs, 1 Petrus en 1 Johannes). De nobelste boeken waren vooral Paulus brieven, die de basis zijn voor de religieuze feiten in de geloofsbelijdenis. Van de evangeliën was het Johannes-evangelie nog het minst bezwaarlijk: het bevat immers het minste aantal wonderen. Serieus, dat heeft Luther ook gezegd.
Protestantisme betrekt zijn theologie dus ten diepste van de onderricht gedeeltes van het NT (de brieven) meer dan van de met wonderen gevulde geschiedenis van de Evangeliën en Handelingen (teveel wonderen besmetten goede doctrine). Luther was ook niet zo gek op Jakobus en Openbaring. Jakobus stelt immers dat waar geloof leidt tot goede werken. Openbaring was niet erg bruikbaar, anders dan misschien om de Roomse kerk als de ‘hoer van Babylon’ te identificeren, dat gesteund werd en geïnspireerd werd door het beest, die satan is. Interessante theologie dus![xxxvii]

Luther-lezing door Katharina Kunter

M.b.t. haar Luther-lezing ‘Een frisse wind door Europa. Semper reformanda als duurzame energiebron’ stelt dr. Katharina Kunter, historica en theologe en getrouwd is met een Nederlander, dat het historisch perspectief ook belangrijk is voor mensen die niet verbonden zijn met de kerk. Want ook voor hen is de geschiedenis van het protestantisme relevant: onze geschiedenis, cultuur, economie, maar ook onze muziek, literatuur en kunst, zijn erdoor beïnvloed. En zelfs onze manier van denken: het begrip van ‘eigen verantwoordelijkheid’, het niet kunnen leunen op een hogere instantie, is heel diep doordrongen in onze cultuur. Dat heeft rechtstreeks te maken met de Reformatie.” De Duitse historica en theologe[xxxviii] schreef het overzichtswerk ‘500 jaar Protestantisme’. Zij laat ons weten dat de Duitse kerk – anders dan de Nederlandse – vanuit de geschiedenis nog steeds heel nauw met de staat verbonden is. Er wordt zelfs belasting opgehaald voor de kerk! De geschiedenis van de kerk kan een kapstok zijn om mensen in aanraking te brengen met de kerk zelf. Door mijn boek te lezen, lees je over mensen die geïnspireerd zijn geraakt door God en door Hem zijn gebruikt.
Katharina Kunter betoogt dat het jubileum van de Reformatie geen kwestie is van herdenking, maar van actief staan in een levende traditie. In haar lezing zei ze: Het is aan de Reformatie te danken dat er in Europa tweehonderd jaar later seculiere en atheïstische bewegingen ontstonden. Zij streefden naar een strikte scheiding van kerk en staat. Zo wilde de Duitse reformator Luther in 1521 op de Rijksdag in Worms de keizer niet volgen, maar vasthouden aan zijn stellingen en geschriften. Volgens de historicus wijzigde daardoor de verhouding tussen kerk en staat ingrijpend. Tot dan toe was de keizer verantwoordelijk voor de vrede in maatschappij en kerk. ‘Vanaf dat moment begon een proces waarin een scheiding van kerk en staat ontstond, waardoor de staat structuren schiep die onafhankelijk van de kerk zouden zijn.’ Dat gold voor rechtspraak, politiek, samenleving en cultuur. Het ‘nieuwe geloof’ stond ook aan de basis van de democratie. Alle leden van een kerkelijke gemeente hadden inspraak wat leidde tot lekensynoden en de figuur van ouderling. In de achttiende eeuw leidde dit tot het idee van democratie in de politiek en de grondwetten op, eerst in Engeland en later ook in de Verenigde Staten van Amerika. Door de vijfhonderd jaar heen leidde verantwoordelijkheid nemen voor geloof, gemeenschap, kerk en samenleving tot een bijzondere inzet van protestanten voor de samenleving en de politiek.[xxxix]

Is de Reformatie voorbij?

Een verklaring van evangelische overtuigingen”, opgesteld door het platform Reformanda in Rome. Ondanks de „oecumenische vriendelijkheid” tussen protestanten en rooms-katholieken en de gunstige voorwaarden is het te voorbarig om te claimen dat de Reformatie „voorbij” is, aldus de verklaring. Dat de dialoog de tijd van vervolging heeft vervangen, is iets waarvoor we dankbaar moeten zijn, aldus de initiatiefnemers. Maar de vraag blijft: Zijn daarmee de fundamentele verschillen tussen rooms-katholieken en protestanten verdwenen? De Reformatie was volgens de stuurgroep uiteindelijk een oproep om het gezag van de Bijbel over de kerk te herstellen en de overtuiging nieuw leven in te blazen dat de verlossing „alleen door het geloof” tot stand komt. „Deze theologische verschillen bestaan tot op de dag van vandaag.” Tegelijkertijd geldt: wat waar is voor de Rooms-Katholieke Kerk als instituut hoeft niet per se waar te zijn voor de individuele rooms-katholieken. „Gods genade is werkzaam in mannen en vrouwen die zich bekeren en op God alleen vertrouwen. Zij geven antwoord op het Evangelie van God door te leven als discipelen die Christus zoeken te kennen en die Hem bekend maken.”

Visioen van Derek Frank: Complete the Reformation

Laatst kreeg ik van dierbare vrienden een doos Let the Lion Roar, met daarin zowel een boek Escaping the Great Deception als een DVD hosted by Derek Frank: “An ancient deception is about to meet the light of day”. Bedoeld wordt de samenzwering om de ware identiteit van de kerk te verbergen. Let the Lion roar
Voor impressie kunnen je deze trailer bekijken en hier zelfs de hele documentaire op youtube. Er is ook een aanvullende website: http://letthelionroar.com (naar Amos 3:7-8). Bijzonder aan deze documentaire is dat hij behalve zeer actueel in dit Reformatiejaar nauw aansluit bij zowel de tentoonstelling in Elburg Christendom en Antisemitisme en twee lessen van de Kesjer- of Alephcursus over de Grote Scheuring en Christelijk antisemitisme, en voor menigeen een schoktherapie zal zijn. Er is zoveel dat ons op school, in lessen geschiedenis en zelfs op theologische faculteiten niet verteld wordt, dat je niet vreemd moet opkijken, dat in deze documentaire gesproken wordt van de Grote Misleiding. Het bijzondere is tevens, dat Derek Frank niet zomaar op dit spoor terecht is gekomen, en leiding en openbaring van God zelf nodig had om zijn ogen te openen voor waar de Reformatie al in de kiem gesmoord werd. Ruim 28 jaar geleden kreeg hij visioen, dat niemand in zijn charismatische omgeving in de jaren 80 in de UK kon interpreteren. Pas nadat hij in de oude stad van Geneve was in de kathedraal van de Sint-Pieterskerk, waar Calvijn zelf gepreekt heeft, kwam dit visioen terug. ‘De stad die Calvijn wist te transformeren van de vuilste stad in Europa naar de meest volmaakte school van Christus, die er ooit geweest is, sinds de dagen van de apostelen’. Hij werd herinnerd aan de woorden in het visioen: ‘complete the reformation’ en dat hij een specifieke missie had.

Op een dag stuitte hij op een verhaal, dat hem hielp vele gaten te dichten. Toen het protestantisme in Frankrijk illegaal werd verklaard, ontstond er een stroom vluchtelingen, die hun toevlucht zochten in Genève, dat al gauw de naam Stad van Vluchtelingen voor vervolgde protestanten kreeg, waardoor de stad snel verdubbelde van 10 naar 20.000. Doch de schok kwam, toen hij ontdekte dat Joden daarentegen verbannen waren van deze stad. Hij ontdekte dat net zomin als Luther en Erasmus, ook Calvijn geen fysiek contact had met Joden, aangezien die net als in Spanje, Engeland en Frankrijk en andere delen van Europa (incl. Erfurt waar Luther in het klooster zat) verdreven waren. Derek Frank stuitte op het antisemitisme in Europa in de Middeleeuwen vanaf de kruisvaarders en zelfs ver daarvoor en vervolgens op de vervangingsleer, waarvan hij ontdekte, dat die al heel oude papieren heeft en teruggaat op kerkvaders als Justinus de Martelaar, Eusebius (Caesarea), Hilarius (Poitiers), Hiëronymous, Hippolytus (Rome), Chrysostomus (Constantinopel), Ambrosius (Milaan) en zelfs Augustinus. Wat hij ontdekte is wat hij zelf noemt de grootste en duister misleiding van onze tijd: de samenzwering om de ware identiteit van de kerk te bedekken.
Zo had paus Innocentius III, anti-Joodse wetgeving vastgelegd en verklaard dat alle Joden een merkteken op hun kleren moesten dragen, waarop zij vervolgens in overbevolkte getto’s werden gedwongen, zoals in Venetië en Frankfurt. In de 14e eeuw (rond 1350) werden Joden beschuldigd van de oorzaak van de zwarte pest en in 1490 werden alle Joden uit Geneve gedreven en gedwongen tol te betalen bij bezoeken van de stad. Pas vanaf 1790 waren ze weer welkom.
Hij moest derhalve concluderen dat ondanks het leven in Genève volgens bijbelse principes, Calvijn de kwestie van antisemitisme niet geadresseerd heeft. De vraag is dan, waarom eigenlijk niet? In dat opzicht heeft de jonge Luther deze kwestie van de demonisering van Joden wel aangepakt in zijn eerste geschrift over de Joden, waarin hij hen bloedbroeders noemde van onze Heer. Zodanig, dat het Vaticaan hem toen een ‘halve Jood’ noemde. Toen de Joden echter liever vasthielden aan hun judaïsme, bleek zijn ware motief: “wij hadden verwacht dat zij naar ons toe zouden komen.” Daaruit blijkt hoe de kerk vorm hem niet meer was dan een ‘heidense bubble’. Blijkbaar dacht hij dat de Joden cultureel heidens moesten worden teneinde redding te ontvangen. In feite zien wij hier dat hij verklaarde dat de Kerk Israel had vervangen als de focus van Gods keuze in het uitwerken van Zijn doeleinden. Het Joodse volk was niet langer het uitverkoren volk. Zij hadden de gunst van God verloren en geheel aan zichzelf te wijten.

Was het bij Calvijn anders? Ook hij had de Hebreeuwse teksten gelezen en stond ook sympathiek naar de historische betekenis van Israel, maar daar stopte het. Zijn negeren van het probleem van antisemitisme was noch een vergissing noch een gebrek aan interesse, maar een zeer bewuste keuze. Hij geloofde evenmin in een ‘letterlijke’ eindtijd heerschappij van Jesjoea. Hij vond dit maar fictie en zei in zijn Institutie [XXV, sectie 5] dat het ‘te kinderlijk was om zelfs maar een weerlegging waardig te zijn”.  Wat betreft de vraag naar het herstel van het Koninkrijk, – waarin zoveel fouten zaten als er woorden waren -bewezen de apostelen volgens Calvijn in zijn commentaar op Handelingen “dat zij maar slechte geleerden waren onder zo een goede meester”. Een andere keer, toen Jezus zei dat ze kracht zouden ontvangen, waarschuwde hij hen voor hun zwakzinnigheid.

Voordat hij tot een beschuldiging of oordeel komt, wil Derek Frank het principe van twee of drie getuigen toepassen van 1 Tim. 5:19 en roept vervolgens als was hij in een rechtszaal drie getuigen op:
De stad Geneve, de Joden en de prostestanten en vraagt ieder van hen, hoe het hen sinds de Reformatie vergaan is. Ten slotte citeert hij de woorden van de profeet Jeremia, van wie een onopvallend standbeeld voor de St. Pieter-kathedraal in Genève staat, met zijn gezicht afgewend van dit gebouw: U woont te midden van bedrog, door bedrog weigeren zij Mij te kennen, spreekt JHVH (Jer. 9:6) en In de ene mand zaten zeer goede vijgen, zoals de eerste vroege vijgen zijn. In de andere mand zaten zeer slechte vijgen, die vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten waren. (Jer. 24:2). Zelfs als de wortels goed zijn, moeten bomen in de juiste aarde zijn om voedzame sappen te produceren. De kerkgeschiedenis had zoveel anders kunnen zijn, als het geworteld zou zijn in de God gekozen aarde. Hoe hebben de Hervormers zich vergist door te geloven dat Israel het ‘van God verloren’ had. Zij werden gevangen door een Grote Misleiding, die ook vandaag nog levend en actief is. Wat ze verder ook hervormd hebben, deze leugen hebben zij geregenereerd i.p.v. gereformeerd.
Omdat de 95 stellingen van Luther niet zo ver gingen als ze hadden moeten gaan, voegt Derek Frank er een vijftal aan toe:

1) Het is een leugen dat de kerk Israël vervangt in Gods plan.
2) Dit falen om de Grote Misleiding bloot te leggen, heeft het evangelie van de Reformatie vervormd.
3) Dit bedrog blijft zowel ‘de kerk’ als de Joodse bevolking verwonden.
4) De waarheid over Gods voortdurende plan voor de natie van Israël moet naast zijn plan voor de kerk staan.
5) De wijdverbreide acceptatie van deze waarheid zal grote gevolgen hebben voor ‘de kerk’ en voor de redding van heel Israël.
Wat hiervoor nodig is en hoe dit te bereiken legt hij daarna verder uit. Zie vooral ook zijn verdere uitwerking en lijst met vragen voor zelfstudie en faqs op zijn website: http://letthelionroar.com/the-israel-issue

Max Brod over Luthers vertekende visie op het Jodendom

In een artikel van Israel en de Kerk van maart 2014 (12/4) [xl]vond ik een prachtig artikel van dr. L. Engelfriet over De visie op het lijden van zionist Max Brod, waarin deze vriend en toeverlaat van Franz Kafka, ook een scherpe observatie van Luther waarin hij zijn dualistische kijk op wet en evangelie doorziet, waarbij jodendom tegenover christendom wordt gesteld: Joden doen de werken der wet (Tora) en christenen wijzen die als goede werken af. Brod trekt in zijn boek Heidentum. Christentum, Judentum. Ein Bekenntnisbuch (I en II, München, 1921) terecht “protest aan tegen deze conclusie die daaruit getrokken wordt. De Jood handelt volgens deze visie uit eigengerechtigheid en miskent zodoende dat hij voor zijn bestaan op de genade van God is aangewezen. Christenen zouden dat beter beseffen. Brod wijst deze vertekenende visie op het Jodendom pertinent af. De genade is niet een privilege van het christendom, maar vormt het wezen van het Jodendom. De christelijke dogmatiek die het Jodendom tot een moralistische leer reduceert, miskent het wezenlijk godsdienstige element van de verhouding tot God in het jodendom, die in genade tot uitdrukking komt. Het gevolg van deze vertekening is de reductie van het jodendom tot een voorstadium van het christendom. Na de wet komt de genade. Als de tijdsorde echter bepalend is, zen wat later komt, ook beter is, zegt Brod, zou men ook moeten aanvaarden, dat de islam beter is dan het christendom. “
Engelfriet concludeert: Luther heeft onvoldoende beseft dat bij de Joden anders dan bij christenen van zijn tijd het hele leven onder het beslag van hun God ligt en dat die verbinding met God was gelegen in de liefde voor de Tora. Luther heeft de Tora niet naar deze bijzondere waarde geschat en bovendien de overheid in het verlengde van het goddelijk gezag geëerd. De fatale uitwerking van dit misplaatste vertrouwen zien we in de Lutherse kerk bij de opkomst van het democratische Derde Rijk. Luthers idee van twee rijken heeft de ‘wereld’ aan dubieuze machten overgelaten en de verbinding met God alleen voor de ziel in de toekomst laten gelden. De Joden hebben eigenlijk deze zwakke plek in Luthers visie aangevoeld en hebben beseft dat ze met deze reformatie niet mee konden.
[i] Mann’s She’erit Yisrael 1743, Amsterdam > She’erit Yisrael ha-shalem we-hu heleq sheni mi-sefer Yosifon. Jerusalem 1964
[ii] Menachem Man ben Salomo Halevi, Seërith Jisrael of lotgevallen der Joden in alle werelddelen, vanaf de verwoesting des Tweeden Tempels tot het jaar 1770, ed. L. Goudsmit Azn. and G.I. Polak (Amsterdam 1855).
[iii] https://pure.uva.nl/ws/files/1337037/103761_14.pdf
[iv] http://www.jstor.org/stable/2709940
[v] http://www.jewishencyclopedia.com/articles/2631-basnage-jacob-christian; https://en.wikipedia.org/wiki/Jacques_Basnage
[vi] https://www.digibron.nl/search/detail/f2e0436d60f48c764cdab5258aabce62/vervolg-op-flavius-josephus
[vii] Bij uitgeverij De Banier verscheen in mei 1989 van de Nederlandse editie een 2e druk in fascimile-uitgave verschenen, in ruim 1500 pagina”s, formaat 24 x 38 cm.
[viii] Jacques Basnage and the History of the Jews: Anti-Catholic Polemic and Historical Allegory in the Republic of Letters by Jonathan M. Elukin in Journal of the History of Ideas Vol. 53, No. 4 (Oct. – Dec., 1992), pp. 603-630.
[ix] England’s Edict of Expulsion: In 1290, King Edward I issued an edict expelling all; Robin R. Mundill England’s Jewish Solution Experiment and expulsion.

[x] Geciteerd in http://www.500jaarluther.nl/achteraf-bekeken.html

[xi] Friedrich Heer, God’s first love- Christians and Jews over two thousand years, London, 1967, p. 128
[xii] Slechts kort heeft hij zich in die tijd af en toe ”Eleutherios” genoemd, een woordspelling op het Griekse woord voor ”vrij”. Dat betekende dan zoiets als Martin de Vrije of Martin de Bevrijde, maar van dit elitaire woordgrapje is hij snel weer afgestapt. De Duitse editie (Gottes erste Liebe, Bechte Verlag München, 1967) werd bekroond met een Martin Buber-Franz Rosenzweig-medaille – is zowel een verslag van persoonlijke angst als een aanklacht tegen het gehele christendom, waaronder veel in het oorspronkelijke christelijke kerygma, vanwege zijn eeuwenoude en voortdurende verantwoordelijkheid voor antisemitisme.
[xiii] http://www.500jaarluther.nl/de-jonge-luther.html

[xiv] Johannes Reuchlin schreef De verbo mirifico (1492), waarin hij de theoretische beschouwingen van Pico della Mirandola over het ‘Woord’ uitdiept. Dit boek zal een zeer belangrijke invloed hebben, want het is het eerste Europese werk dat geheel aan de kabbala is gewijd en De arte cabalistica (1517) een van de fundamentele teksten van de christelijke kabbala, waarin hij o.a. stelde dat door de mystieke Hebreeuwse letters te doorgronden christenen in staat zijn te bevestigen dat Jezus de voorzegde Messias was in de Hebreeuwse Bijbel. Zijn werk de Rudimenta linguae hebraicae uitgegeven in 1506 zorgde ervoor dat de studie van het Hebreeuws in het westen zich definitief vestigde.
[xv] Christendom en antisemitisme, p. 68-69 Bart Wallet, Museum Sjoel Elburg en Boekencentrum 2017
[xvi] https://archive.org/stream/monatsschriftfr04gergoog/monatsschriftfr04gergoog_djvu.txt
[xvii] https://mens-en-samenleving.infonu.nl/religie/66919-maarten-luther-en-de-joden-en-zijn-7-anti-joodse-maatregelen.html

[xviii] I.t.t. de joodse Elijajoe Levita die in 1538 in diens Masoret ha-Masret beargumenteerde dat deze leestekens rond het jaar 500 door de Masoreten in Tiberias waren toegevoegd.
[xix] Karin Daalderop schreef op 13 juli 2005: https://www.trouw.nl/home/de-grootste-commentator-aller-tijden~aa682d5d9/
[xx] Hier online te lezen: http://nbn-resolving.de/urn:nbn:de:bvb:70-dtl-0000017989
[xxi] Prof.dr. Herman Selderhuis, directeur van Refo500, schreef tevens een biografie: ”Luther. Een mens zoekt God” (uitg. De Banier,  Apeldoorn) dat gepresenteerd werd in de Duitse ambassade in Den Haag.
[xxii] http://www.hetgoedeleven.com/2016/09/13/meer-nederlandstalig-werk-van-luther-dan-ooit-tevoren/
[xxiii] https://www.digibron.nl/search/detail/56c83dedb9b85ec170caf12ce11d433e/de-reformator-van-neurenberg/0
xxiv] Eck stelde dat de ontkenning van de goddelijke instelling van dat pauselijk primaatschap Luther op één lijn stelde met Wycliffe en Hus! Luther antwoordde hierop dat ‘de leer van Wycliffe en Hus inderdaad veel christelijke en evangelische elementen bevatte’. Daaruit volgde automatisch de conclusie, dat het concilie van Konstanz, dat Hus in 1415 op de brandstapel had doen belanden, gedwaald had. Dit bevestigde Luther ook. Met het afwijzen van de onfeilbaarheid van de concilies wees Luther ook elk kerkelijk leerambt af: hij ontkende dat de kerk een bepaalde uitleg van de Bijbel verplicht kon opleggen, zonder dat daar beroep tegen mogelijk was. Volgens Luther was de Heilige Schrift (de ‘Scriptura’) voor de christenen de enige onfeilbare gezagsinstantie: ‘Sola Scriptura!’.
[xxv] darin ain Christ ganzer Christenheit zu schmach wil es geschehe den Juden unrecht in bezichtigung der Christen kinder mordt. Hierin findst auch vil histori, was übels und büeberey die Juden in allem teütschen Land und anderen künigreichen gestift haben. Vrij vertaald: Een Joods boekje over een Christen die de hele christenheid te schande wil maken vanwege Joden die ten onrechte beschuldigd worden van kindermoord van een christen. Hierin vind u ook veel historie van wat kwaad en barbarij Joden in heel Duitsland en anderen koninkrijken hebben aangericht.
[xxvi] https://de.wikipedia.org/wiki/Johannes_Eck

[xxvii] Anti-Joodse beeldvorming en Jodenhaat: De geschiedenis van het antisemitisme … door Chris Quispel
[xxviii] https://mthz.ub.lmu.de/index.php/MThZ/article/viewFile/3165/4911 Die Juden im Urteil von Johannes Eck und Martin Luther, 1983.
[xxix] Onder de titel Liber viarum linguae sacrae (1520) vertaalde hij Hebreeuwse Grammatica van Moses Kimchi. In 1537 publiseerde hij een Hebrew Gospel of Matthew dat hij had verkregen van Spaanse Joden, die hij had bekeerd.
[xxx] https://www.rd.nl/kerk-religie/expositie-luthers-sterfhuis-zet-stil-bij-tijdelijke-van-het-leven-1.298773
[xxxi] https://verbodengeschriften.nl/html/over-de-joden-en-hun-leugens.html
[xxxii] René Simon Süss (1939) studeerde theologie in Amsterdam en Brussel, waar hij in 2005 promoveerde op het thema Luther en de Joden. Van 1984 tot 1999 was hij werkzaam als predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk. Nu is hij actief binnen de Joodse gemeenschap. Süss publiceerde onder meer Een genadeloos bestaan. Karl Barth over het Joodse volk (1991), De messias moet nog komen. Theologie met het oog op Israël en de volken (2001) en, als duo-auteur, Spiritualiteit in Jodendom en christendom (2006). In 2010 verscheen De geest bemint de buitenkant.
[xxxiii] http://www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel/voi52-2c.php?sw=1600&sh=730

[xxxiv] https://www.rd.nl/kerk-religie/actiegroep-verwijder-jodenzeug-van-stadskerk-wittenberg-1.1401058 16 mei 2017
[xxxv] https://jonet.nl/het-jodenzeug-op-de-lutherse-kerk-in-wittenberg/ 4 juni 2017.[xxxvi] Professor Emeritus, Theology, from Regent University School of Divinity. Word & Spirit Press.
[xxxvii] What is wrong with protestant theology, p. 16+voetnoot. Op basis van de “het is niet in de hemel’ doctrine van aan de hand van het beroemde ‘Oven van Akhnai-debat’ met rabbi Eliezer versus de meerderheid uit de 1e eeuw, laat J.M. Ruthven overigens zien het rabbijns jodendom niet veel anders is en in feite ook een vorm van streeptheologie. Zelfs de stem uit de hemel (bat-kol) die tegen de rabbi’s zei: “Wat twisten jullie met r. Eliezer, want de halacha is zoals hij overal beweert”, maakte geen indruk over deze rabbi’s die stonden op hun recht en autoriteit, dat alleen zij de Schriften mochten interpreteren. Zij baseerden zich daarbij [ten onrechte] op Deut. 30:12 en 17:11. Als rabbi’s verdeeld zijn over de interpretatie van een halacha, behoren zij de meerderheid te volgen [i.t.t. Ex. 23:2] en niet God zelf. Bladzijden: 138-9+179.
[xxxviii] Zij doet onderzoek naar de Reformatie in opdracht van de stad Worms. Ook werkte zij als onderzoeker aan de universiteiten van Aarhus (Denemarken) en Helsinki (Finland), als gastdocent aan de universiteit van Tartu (Estland) en aan de theologische faculteiten van de universiteiten in Göttingen en Bochum.
[xxxix] https://www.nd.nl/nieuws/geloof/zonder-reformatie-geen-atheisme.2837196.lynkx
[xl] Kerk van maart 2014 (12/4), geciteerd uit Brods boek HJC, deel I, p. 85

Eén reactie

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.